4

Enkele weken na de bevrijding kreeg hij de vererende opdracht de eerste compagnie Light infanterie van B.S. Gewest 14 te vormen. Met enthousiasme heeft hij zich aan die opdracht gegeven; de compagnie had zijn hart en zij werd een stuk van zijn jong leven. Commandant Van Dun is niet meer. Maar de naam waaronder hij werkte in de illegale tijd zal worden gegeven aan zijn compagnie en dus blijven voortleven in ons bataljon. Officieren, onderofficieren, korporaals en manschappen mogen het zich een eer rekenen tot de compagnie De Waard te behoren. “Commandant Jan van Dun ruste in vrede”. Zo tekende een wapenbroeder Jan. En op het bidprentje, na zijn dood te zijner nagedachtenis gegeven, stond o.m. "dat hij het huisgezin waartoe hij behoorde innig lief had; dat hij in zijn verloofde zag zijn liefste steun en de mede-oprichtster van zijn eigen huisgezin; dat hij voor zijn medemens was een echte hulpvaardige vriend. . . . " De dagorder zowel als het bidprentje gaven in eenvoudige bewoordingen weer hoe Jan van Dun was als mens en als strijder. Jan van Dun drukte het stempel van zijn persoonlijkheid op alles wat hij ondernam. En een persoonlijkheid was hij; wie, die hem goed heeft gekend, zal het kunnen ontkennen? Principieel als hij was wist hij van geen wijken waar het ging om het uitdragen van zijn beginselen. Marchanderen was hem vreemd. Hij was een,” vurige Katholiek", doch hij telde vele vrienden onder niet-Katholieken; hij had waardering voor ieders overtuiging, mits het een belevende overtuiging was. Deze karaktereigenschappen duwden Jan in de smartelijke jaren van de bezetting als vanzelf in de richting van het verzetswerk en zij waren waarborg dat hij, menselijkerwijze gesproken, zijn taak tot een goed einde zou brengen. Getrouw tot in de dood: deze spreuk stond hem steeds helder voor de geest, de betekenis ervan had hij zich volkomen gerealiseerd. Als zovele anderen haatte hij fel het brute optreden van de overweldigers, die hun zware en plompe „laars zetten op de nek" van zijn landgenoten en die, niets en niemand ontziende, dag in dag uit een ongebreidelde terreur uitoefenden. Hij, fijn van gestalte maar in 't bezit van een grote wilskracht, bond de strijd aan tegen de leugen en de onwaarachtigheid, waarmede de Duitsers op het pad waren getogen om het Nederlandse volk voor hun ideeën te winnen. En hij deed dit op zijn, hem tekenende manier; niet met grof geschut, niet met de vuist op tafel, maar kalm, beheerst, met open vizier en altijd en overal. Waar hij ook vertoefde en met wie hij sprak, immer stond hij pal voor de Nederlandse zaak. Met gesprekken dwong hij de slappelingen en weifelaars, die, in weerwil van alles, toch iets goed meenden te moeten zien in de maatregelen door de Duitsers genomen, tot een actiever en positiever houding. Hij argumenteerde logisch, overtuigend en zijn betoog was doorstraald van een grote liefde voor zijn land en zijn landgenoten. Het was een lust naar hem te luisteren als hij zijn denkbeelden uiteenzette; hij impo6

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication