4

verwerkt. Maar wat daarbij nog meer treft is de wijze waarop iedere brief, ieder kaartje, ieder telegram is opgesteld. Altijd recht op het doel af, altijd correct, altijd eerlijk. Daarmee bereikte hij alles en bovenal waardering en sympathie bij z'n collega's en bij andere verenigingen, voor hem, maar daardoor ook voor „Aeolus". Jan schreef ook gezellig. Z'n stijl pakte. Z'n vele stukjes in het clubblad, z'n jaarverslagen en andere geschriften zijn de getuigen daarvan. En persoonlijk heb ik altijd de prettigste herinneringen aan die krabbeltjes van Jan, die hij je zo van tijd tot tijd stuurde. Het kwam steeds uit zijn hart wat hij schreef en je werd er altijd wijzer van. Geen beter voorbeeld ken ik, dan de laatste brief, die ik van hem kreeg. Het was in de winter 1944-1945 en we waren beiden ondergedoken, hij met heel wat meer redenen dan ik. Toen kreeg ik op zo'n nare sombere dag een dikke brief van Jan en echt, alles kwam weer ineens in het zonnetje te staan. Z'n stijl, z'n toon, het was zo opwekkend, dat er geen plaats meer bleef voor pessimisme. Zoiets kon Jan alleen je geven, en daar was en ben ik hem zo dankbaar voor. Zoals hij schreef, zo sprak Jan ook. Ik west wel zeker, dat hij het eigenlijk vervelend vond, op een bijeenkomst, op een feestavond, op het veld te spreken, tot de officials en leden van andere verenigingen en „Aeolus" zelf. Want hier stond hij in het middelpunt van de publieke belangstelling en hij was veel te bescheiden en, in de goede zin, verlegen om dat prettig te vinden. Maar het ging toch altijd best. Als „Aeolus' " belang op 't spel stond, dan sprak Jan, zo, dat onze clubliefde weer aangewakkerd werd, dat we met hernieuwde ijver verder de weg naar omhoog gingen, dat we trots waren Aeolianen te zijn. Een bijzondere bezigheid was het balloteren. Om vele, gegronde, redenen was er op zekere dag besloten over te gaan tot het persoonlijk bezoek van degenen, die zich kwamen melden als nieuw lid. Lange tijd zijn Jan en ik samen die bezoekers geweest. We gingen gemiddeld per week een middag op stag en Jan had dan van tevoren naar de verschillende nieuwelingen het bericht gezonden dat de hoge gasten konden worden verwacht. Het was altijd een avontuurlijke onderneming en je kon van alles meemaken. Bij de een troffen we een portret van Hitler aan; bij de ander bleken ze Jan nog te kennen van z'n prille jeugd, en dan moest hij buiten altijd even uitlachen om de opmerking. „Bent U nu werkelijk dat lieve jongetje van vroeger?" En als we dan bij nummer drie binnenkwamen, vroegen we ons dikwijls ernstig af of we nu ons zoveelste kopje thee van die middag zouden moeten gaan drinken. Het was altijd een grote vreugde als de wel begrijpende gastvrouw zei, dat de heren zeker al genoeg thee hadden gedronken en dat zij nu wel eens wat anders zouden willen proeven. Op kundige wijze toverde Jan dan een prachtglimlach te voorschijn, die meer zei dan ellenlange beleefdheidsbetuigingen. Het gevolg was steeds een klein glaasje verkwikkend vocht, zodat ook het balloteren nog een aangename zijde kreeg. Dan was er nog die meneer, die ons verraste met vele ouderwetse Amerikaanse sigaretten. Het was al enige jaren oorlog en dus werd het een waar rookfestijn. Maar op de helft van de derde „Wings" — ik weet ineens zeker dat het die waren — keken wij elkaar toevallig even aan en merkten onmiddellijk dat we beiden in dezelfde onprettige situatie waren n.l. in het gevaarlijke bezit van een zeer snel rondtollende maag. _______________________________________________________________ 4

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication