Bijlage 4: De Van Cauwegoms en hun Wapenschild 398 Uitwendige tekenen van adeldom Op het einde van de Middeleeuwen (einde 15de eeuw), toen de militaire rol van de adel was uitgespeeld door de oprichting van een permanent leger, uitte adeldom zich vooral in een eigen levenswijze. Men ging ervan uit dat in de samenleving het verschil tussen de drie standen, geestelijkheid, adel en de derde stand duidelijk zichtbaar moest zijn. Zo hoefden de edellieden geen rekening te houden met beperkende maatregelen inzake luxekleding. Ze mochten in een met goud opgesmukte koets rondrijden en hun personeel in een veelkleurige livrei steken. Pluimen op hun hoed, zijde met goud en zilverbrokaat, luxekleding, degendracht, enz., het was allemaal aan edellieden voorbehouden. Ook bij de aanspreekvormen genoot de adel een voorkeursbehandeling: de getitelde edellieden –prinsen, hertogen, markiezen, graven, burggraven en baronnen- mochten aangesproken worden met m’her of messire en hun dame met vrouwe of madame. De niet getitelde edellieden moesten het stellen met jonkher of monsieur en hun eega met jonkvrouwe of demoiselle. De adel had verder ook recht op een ‘getimbreerd’ of ‘gedekt’ wapen: een wapenschild met uiterlijke versierselen, zoals helm, helmkroon, dekkleden, schildhouders e.a. Het is een misvatting dat alleen de adel het recht had een wapen te voeren. Iedereen mocht een schild hebben, maar alleen de adel had het voorrecht een getimbreerd of gedekt wapen te voeren. De niet getitelde adel, de jonkers, moesten het stellen met een helm en een
405 Online Touch Home