6

Zwart-witte lawaaimaker: de scholekster Sommige vogelsoorten hoor je nauwelijks, andere laten luid en duidelijk horen dat ze er zijn. De scholekster valt in die laatste groep: hij maakt zijn aanwezigheid bekend met een schel, luid piet-tepiet-tepiet. Niet voor niets dankt hij zijn bijnaam, bonte piet, aan zijn geluid. Bij trouwe bezoekers aan de Waddeneilanden roept dat geluid steevast vakantieherinneringen op. kruidenrijk grasland en verstoring door veel maaien. Van oorsprong is de scholekster een kustbewoner. Vanaf het begin van de vorige eeuw werd hij steeds vaker ook in het binnenland gezien, vooral in de broedtijd. Buiten het broedseizoen behield hij zijn voorkeur voor de kust, vooral de wadden en de Zeeuwse delta. De scholekster werd in het binnenland zo’n algemeen voorkomende weidevogel, dat hij, samen met de kievit, grutto, tureluur en de slobeend tot de Grote Vijf van de weidevogels werd gerekend. De laatste tientallen jaren zien we echter het aantal scholeksters sterk afnemen, met 65% van het aantal van 1990. De intensivering in de landbouw lijkt daarvan de oorzaak te zijn: verlaging van de grondwaterstand en dus harde, droge en daarmee weinig toegankelijke grond, te weinig Het aantal broedende vogels in Nederland valt dan wel sterk terug, maar het aantal broedvogels in de stad neemt juist toe. Dat heeft alles te maken met de manier waarop in de stad gebouwd wordt: grote, platte daken bieden rustige plekjes; die daken zijn ontoegankelijk voor roofdieren zoals vossen en katten; en broedvogels worden er niet gestoord door mensen en maaiende machines. De scholekster is daarmee voor een deel een stadsvogel geworden. Hij is ook in Aa-landen een regelmatige gast, o.a. in de omgeving van de Eemhoeve en van de kruising Rijnlaan-Zwartewaterallee. Met zijn opvallende, zwart-witte verenkleed, zijn lange oranje snavel en zijn hoge poten is de scholekster een onmiskenbare verschijning. Die snavel lijkt in de loop van het jaar verandering te ondergaan: zolang de scholekster voedsel zoekt in zachte bodems in het binnenland, is die snavel puntig. Daardoor komt de scholekster goed de grond in om bodemdiertjes te bemachtigen. Zodra hij zich na de broedtijd weer terugtrekt naar de kust, leeft de scholekster van schelpdieren. Die hakt hij met zijn snavel open. De punt van de snavel slijt af door dat hakwerk en daardoor lijkt de snavel ’s winters meer op een beitel. 6

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication