70

4 Conclusies 4.1 Conclusies uit het vragenlijst onderzoek 4.1.1 Leeftijdsgroep ouders met kinderen van 0 tot 4 jaar Er is een groep kinderen die meertalig worden opgevoed. De indruk bestaat dat opvoeding betekent dat de kinderen tegelijkertijd met de verscheidene talen in aanraking komen. Het is in ieder geval van belang dat het kind meerdere talen genoeg hoort en dat er door de ouders en anderen met het kind in die talen wordt gesproken. Wanneer beide ouders op Bonaire zijn geboren bestaat de kans dat niet aan deze voorwaarde wordt voldaan. Opvallend is dat door de ouders in alle groepen weinig wordt voorgelezen in het Papiamentu en in het Nederlands. Dit zou juist een goede manier zijn om kinderen op jonge leeftijd met beide talen in contact te brengen. Via de televisie komen de kinderen met name in contact met de Engelse taal. Op een aantal voorschoolse instellingen lijkt de focus te liggen op het Papiamentu en het Nederlands, hoewel er ook instellingen zijn waar uitsluitend Nederlands, Engels of Spaans wordt gesproken. Deze kinderen komen in de voorschoolse leeftijd dus weinig in contact met het Papiamentu. 4.1.2 Leeftijdsgroep leerlingen van 9 tot 18 jaar Tussen 9 en de 18 jaar verschuift het taalgebruik en taalcontact van de leerlingen. Voor de meeste leerlingen is het Papiamentu in de eerste jaren zowel thuistaal als schooltaal. Dit verandert in de loop van de jaren als de schooltaal Nederlands wordt. Het blijkt dat het Papiamentu de taal is die met name gebruikt wordt in de sociale media en in gesprekken met vrienden. Het gevaar kan zijn dat hiervoor een basaal taalniveau volstaat en de prikkel ontbreekt om het taalniveau van het Papiamentu te verhogen. Ook leidt deze wijze van taalcontact nauwelijks tot het vergroten van de woordenschat in het Papiamentu. Contact met het Nederlands verloopt in alle leeftijden via schoolboeken. Het kan dus zijn dat het Nederlands vooral wordt verbonden met leren en het Papiamentu vooral met communiceren. Taalcontact via de televisie met het Papiamentu en het Nederlands is beperkt, ook lezen de leerlingen weinig. 4.1.3 Leeftijdsgroep volwassenen van 18 tot 65 jaar Laaggeletterdheid is een overkoepelende term voor mensen die grote moeite hebben met lezen en schrijven. Een laaggeletterde is iemand met taalniveau 1F (het niveau waarmee een kind de basisschool hoort te verlaten) of lager. Uit onderzoek naar laaggeletterdheid in Nederland in 2014 blijkt dat het gaat om 1,3 miljoen laaggeletterden tussen de 16 en 65 jaar op ruim 16 miljoen inwoners (8,1%). De groep deelnemers die geboren is op Bonaire is er een groep van ruim 17% die tekenen vertoont van laaggeletterdheid in het Papiamentu en ruim 18% die aanwijzingen vertoont van laaggeletterdheid in het Nederlands. In de groep deelnemers die in Nederland is geboren betreft dit 50% voor het Papiamentu. Er zijn in deze groep geen aanwijzingen van laaggeletterdheid in het Nederlands. Voor de groep die geboren is op een eiland in de Antillen zijn er bij 7,5% van de deelnemers aanwijzingen van laaggeletterdheid in het Papiamentu en bij 10% aanwijzingen voor laaggeletterdheid in het Nederlands gevonden. De laatste groep, geboren in Midden- of Zuid-Amerika laat zowel tekenen zien van zowel CPS Onderwijsontwikkeling en advies 69

71 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication