19

normale taalontwikkeling eerste 6 maanden tussen 6 en 12 maanden tussen 12 en 18 maanden tussen 18 en 24 maanden tussen 2 en 3 jaar vanaf 3 jaar In de brabbelfase maken kinderen geluiden als ‘mamamamam’ of ‘wawadada’. Dat kan steeds hetzelfde geluid zijn (zoals bij ‘mamamamam’) of het zijn verschillende geluiden (zoals bij ‘wawadada’). Voor deze brabbels kiest een kind meer en meer klanken uit de eerste taal (moedertaal). Eerst kunnen er exotische klanken voorbijkomen, maar als een kind ouder wordt, gaan de groepjes klanken steeds meer op de moedertaal lijken. De eerste woordjes komen vanaf ongeveer 14 maanden. Een kind in deze fase: • probeert nieuwe dingen uit en gaat de omgeving actief ontdekken; • kan langer de aandacht bij iets houden, bijvoorbeeld langer spelen met hetzelfde speelgoed; • herkent geluiden; • zegt woorden na, of begint zelf woorden te gebruiken; • begrijpt aan het einde van deze periode ongeveer 200 woorden; • zegt ongeveer 50 woorden; • gaat wensen aangeven door woorden te gebruiken als ‘die’; • begrijpt eenvoudige vragen en opdrachtjes zoals ‘Waar is je schoen?’ en ‘Pak de bal’. Geef de mogelijkheid om te kiezen Laat bijvoorbeeld een appel en een banaan zien, zodat je kind kan vertellen wat het wil eten. Zeg erbij: ‘Wil je een appel of een banaan?’ Of laat twee speeltjes zien en zeg er bijvoorbeeld bij: ‘Speel je met de pop of met de beer?’ Boeken met plaatjes Kijk samen naar boeken met plaatjes, vertel erbij wat je ziet en wijs dingen aan. Benoemen en herhalen Nog een keer Noem de voorwerpen waar je kind naar kijkt. Dit kunnen speeltjes zijn of kleren, de eigen armen en benen of voorwerpen in huis. Hoe vaker een kind iets hoort, hoe beter het de woorden kan onthouden. Als je kind iets aanwijst, zeg dan steeds wat het is. Als het probeert het woord na te zeggen, herhaal dan steeds het juiste woord. Bijvoorbeeld als een kind 'naan’ zegt, dan zeg je als ouder: ‘Ja, een banaan!’ Doe spelletjes waar ‘nog een keer’ in voorkomt, bijvoorbeeld een bal naar elkaar toe rollen. Je kunt het rollen ondersteunen door telkens te zeggen: ‘Nog een keer’ of ‘Rol de bal’. Maak gebaren Zing kinderliedjes waarbij je gebaren maakt, zoals ‘Hoedje van papier’ en ‘Klap eens in je handjes’ en doe spelletjes zoals ‘Kiekeboe’. Maak ook gebaren als je praat. Zwaai bijvoorbeeld als je ‘dag-dag’ zegt, of wijs naar de beker en pak hem op als je ‘drinken’ zegt. VAN NUL TOT TAAL - ouders | 19

20 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication