21

normale taalontwikkeling eerste 6 maanden tussen 6 en 12 maanden tussen 12 en 18 maanden tussen 18 en 24 maanden tussen 2 en 3 jaar vanaf 3 jaar Een kind gaat steeds meer begrijpen van de taal om zich heen, maar gaat ook steeds meer zelf taal gebruiken. Kinderen spreken in losse woorden of zinnetjes van twee woorden. Sommige kinderen raken in deze fase gefrustreerd als volwassenen hen niet begrijpen, wat kan zorgen voor driftbuien. Een kind kan situaties nog niet altijd met taal oplossen. Op deze leeftijd: • vindt een kind beurtspelletjes met speelgoed nog steeds erg leuk om te doen; • doet een kind volop na; • begrijpt een kind eenvoudige waar-, wat- en wie-vragen, zoals: ‘Waar is de poes?‘, ‘Wat doet papa?’ of ‘Wie gaat eten?’; • kan een kind simpele opdrachten uitvoeren, zoals: ‘Leg de pop in bed’ of ‘Drink je sap’; • gebruikt een kind de eigen naam; • gebruikt een kind rond de 200 woorden; • begrijpt een kind rond de 400 woorden; • roept een kind om de ouders met ‘papa’ of ‘mama’; • reageert een kind op vragen steeds vaker door 'nee’ te zeggen; • gebruikt een kind als het iets niet wil woorden als: ‘wil niet’ en ‘niet doen’; • maakt een kind tweewoordzinnen zoals: ‘Auto rijden’, ‘Die op’ of ‘Poes nou?’. Prentenboeken Contact Zorg ervoor dat je kind je gezicht kan zien als je praat. Hierdoor ziet je kind de bewegingen van je mond. Samen plaatjes kijken in een boek en beschrijven wat je ziet, heeft dezelfde positieve invloed als het voorlezen van het boek. Het zorgt ervoor dat je kind leert om de aandacht vast te houden. Moeite doen om te begrijpen Begrijp je niet wat je kind bedoelt en raakt je kind hierdoor gefrustreerd? Probeer erachter te komen wat je kind bedoelt. Moedig je kind aan om te wijzen, te gebaren of jou mee te nemen. Zeg dat je het vervelend voor je kind vindt dat je het niet begrijpt. Laat zien dat je moeite doet om het te begrijpen. VAN NUL TOT TAAL - ouders | 21

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication