0

tweelingbroers Herman en Eric deel 2 Zo is er ook het verhaal tijdens de oorlog van de koeientocht met boer Deeren, die een hofstede uitbaatte, ergens in de omgeving van de baan Veurne-Ieper. Ik dank dat ik zowat in het vierde of vijfde leerjaar moet gezeten hebben bij meester Maurice De Witte te Wulveringem. Om welke reden die tocht noodzakelijk was, kan ik niet zeggen. Was het omwille van weiden die onder water stonden, zoals dit onder de oorlog meer voorkwam, ik weet het echt niet. Op een bewuste dag stonden wij aan de ingangspoort van de school te wachten tot het poortje openging, toen boer Deeren met een vijftiental koeien langskwam. De knecht sprak ons aan en vroeg of wij een tijdje konden meelopen, omdat sommige koeien de nijging hadden wat achter te blijven. Wij vonden dat een aantrekkelijk voorstel en wij stapten mee richting ‘t Zwaantje. We waren met vier: Eric en ik, Willy Vandevelde, en de vierde is met nu ontgaan. Uiteindelijk belandden we langs de oude trambedding van de toenmalige tramlijn van Veurne naar Poperinge. Iets na halfvier in de namiddag kwamen we terug aan de school. Meester De Witte had hoe dan ook onze ouders verwittigd dat wij die namiddag niet aanwezig waren. Het gevolg was eerst, voor de rest van de namiddag, strafstudie bij meester De Witte en onze thuiskomst was ook niet de meest aangename ervaring. Al bij al hadden we een goed werk gedaan. Dat was onze enige troost. Net als onze oudste broers Jozef en Odiel werden Erik en ik aangesproken om misdienaar te worden bij pastoor Dewankel. Niet doorde pastoor, maar wel zijn huishoudster. Zij had een aantrekkelijk lokmiddel: zij beloofde ons - bij gelegenheid - dat we steeds het laatste restje wijn mochten opdrinken. Zo werden we misdienaar. Op een dag werd pastoor Dewankel, onder druk van de Duitse bezetter, uit de parochie verwijderd. Waarheen kan ik me niet herinneren. Later vernam ik dat hij in de ogen van de Duitsers té veel sympathie had voor hun vijand. Pater Coene die, omwille van de oorlogsomstandigheden niet naar de missies kon vertrekken, werd tijdelijk als pastoor aangesteld. Als misdienaars was dit voor ons een zeer aangename ervaring. Met zijn misdienaars ondernam hij boottochtjes, waar wij veel plezier aan beleefden. Tijdens de oorlog zetten de Duitsers heel wat gebieden onder water. Dit was ook het geval in het klein bosje in de omgeving van de Presende, waar wij met onze nieuwe pastoor gingen varen. Pastoor Coene had een paar klemsporen meegebracht, waarmee hij de bomen klom om de eksternesten te roven. Hij was een ware humorist. Van uit de kruin van de bomen gooide hij met succes de eieren naar onze boot. In zijn enthousiasme dacht hij niet aan zijn soutane, waardoor hij met zijn sporen er lange scheuren in maakte. Tot groot jolijt van zijn jonge gezelschap. Zijn huishoudster zal daar niet zo blij mee geweest zijn. Mooie herinneringen heb ik aan de vele fietstochten naar Dikkebusvijver om er te gaan varen. © foto’s via Pixabay: - boven: Jacques Gaimard, - rechts: Gaertringen 1

© dia van Lucien De Witte (scan: Willy Baelen) Pater Coene had ons toch eens goed liggen. Ons was beloofd dat we het restje van des wijn zouden mogen uitdrinken. Op de duur vonden we dat de wijn uit een halflege fles evengoed smaakte. Uiteindelijk werd dit een slechte gewoonte. Ik heb een sterk vermoeden dat ik mijn liefde voor een lekker glaasje wijn te danken heb aan mijn ervaring als misdienaar. Wat ik niet erg vind. Op een dag had pater Coene in de sacristie de wijnfles met Engels zout gevuld. Het was tijdens het lof. Eric was er als eerste bij. U kunt al raden wat er gebeurde. Hij walgde van het goedje en spuwde het uit op de houten vloer van de sacristie. In paniek veegden we met ons misdienaarskleed de vlek droog. Ik kan het me voorstellen dat pater Coene op zijn bidgestoelte zat te bulderen van het lachen. We kregen een ferme uitbrander. Onze ouders werden ingelicht en ik hoor mijn moeder nog meerdere keren zeggen dat Eric en ikzelf samen meer kattenkwaad uitgespookt hebben dan de anderen samen. Het was toch maar kattenkwaad. Op een dag liepen Eric en ik het kerkgebouw binnen. We werden verrast door lawaai, dat schijnbaar uit de klokkentoren kwam. Natuurlijk wilden we weten dat er aan de hand was en we stapten resoluut de ladder op, die toegang gaf tot de toren. En … wie troffen we daar aan? Het was pater Coene. Hij schrok zich een bult. Waarschijnlijk dacht hij aan wat pastoor Dewankel overkomen was. Hij liet ons zweren dat we dit nooit of nooit aan iemand zouden vertellen. Wij knikten gewillig. Pater Coene had achter een van de planken een radio verstopt. Geregeld kwam hij luisteren naar de Engelse reporter van de BBC, die de stand van zaken meedeelde over de opgang van de geallieerde troepen aan de Franse kust. Had de Duitse bezetter dat te weten gekomen, dan was het gedaan met pater Coene. U kunt gaan denken. We hebben dit voorval zelfs thuis niet durven vertellen. U weet wellicht dat de Duitsers tijdens de oorlog het kasteel van Beauvoorde hadden ontruimd. Voor zover ik mij herinner was het hun bedoeling er een soort legerhospitaal in te richten. Heel wat van de inhoud van het kasteel werd zomaar in de kasteelgracht gegooid. >> deel 3 in het winternummer 2020 >> 2 Eric en ik vonden het boeiend om met een bootje op zoektocht te gaan. Op zekere dag trok een zwaar voorwerp onze aandacht en met een vierhaak konden we na enkele pogingen het mysterieuze voorwerp bovenhalen. Onze handeling bracht het ernstige schade toe. Dat was het minste van onze zorg. Pas later vernamen we dat om een eerder zeldzaam, middeleeuws doopvontje ging. Later bleek, volgens de dagbladen, dat er slechts drie zulke doopvontjes in Europa te vinden waren. Het bewuste doopvontje stond lange tijd aan de ingang van het kasteel. Nadien belandde het achteraan in de kerk van Wulveringem. Of het er nu nog staat, weet ik niet. Bij een volgend bezoekje aan Beauvoorde zal ik dit even nakijken. © foto onder - Stef Duron - 15 juni 2020 O.L.V.-Hemelvaartkerk Wulveringem

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
Home


You need flash player to view this online publication