3

Grote spanning was er altijd wanneer het begon te vriezen, want dan werd de kasteelgracht een gedroomde schaatsvlakte voor de dorpsjeugd. Het stuk onder de kasteelbrug was het kritieke punt om te weten of het ijs sterk genoeg was. Dikwijls was Albert Degrieck hier de eerste durver die de doorsteek waagde, gelukkig altijd met goede afloop. Ook was Albert Feys als wijze oudere man steeds van de partij om ons sierlijk achterwaarts onze naam in het ijs te leren schaatsen. Tot aan onze jongvolwassen jaren werd er bij strenge winters soms ijshockey nagespeeld met behulp van een kromme boomtak en een houtblokje, de “rijpere” jeugd was toen duidelijk nog snel tevreden…! © foto’s winterpret (album Palma Sampers - scan Herman Duron) © foto onderaan - dia-archief Lucien De Witte (scan: Willy Baelen) Bij de evacuatie van het Engelse/Franse leger via Duinkerke en de stranden tot aan De Panne begin juni 1940 werden grote hoeveelheden kogels en wat handwapens in de grachten rondom het kasteel gegooid. Midden jaren vijftig stelden we vast dat vooral in de voorgracht nog veel hiervan in het slijk was blijven steken. Voor onze kinderhanden was dit een boeiend zoekgebied voor de koperen kogels. Tussen een spleet van de straatstoep probeerden we, soms met succes, de kogelkop van de huls af te stampen om dan het vrijgekomen kruit met een stekje en steekvlam in brand te steken. In de huidige tijden zou hiervoor door omwonenden waarschijnlijk de 112 of DOVO opgebeld worden en zouden we zwaar gekapitteld zijn door de politie! Eén keer werd veldwachter Cyriel Missinne erbij geroepen toen Pol Feys bij zoekwerk in de achterste buitengracht een cilindervormig glad object in het slijk voelde. Er werd gedacht aan een obus en dat vonden we toch wat gevaarlijk om zelf te bergen. Toen Pol onder het oog van Cyriel “de obus” voorzichtig uit het slijk trok, bleek dit gewoon een lege wijnfles te zijn. Wat een anticlimax, waarbij door Cyriel helemaal geen opmerkingen werden gemaakt over onze zoekactiviteiten. In deze nog jonge tijd na het einde WOII simuleerden we ook soms gevechten rond en in de toen nog aanwezige grachten van het kerkhof en de ruimte tussen het kasteelpark. Om het kanongebulder na te bootsen gebruikten we oude verfpotten met een klein gaatje in de bodem. In de pot werd een stukje natte carbuur gelegd waarna het deksel stevig op de pot werd gestampt. Dan met de voet op de horizontaal gelegde pot werd een brandend stekje tegen het gaatje gehouden waarna het deksel met een luide knal van de pot vloog. Gelukkig voor ons is er nooit een pot zelf ontploft onder onze kleine voet. Aan de rechter parkingang stond aan de kant vlak naast onze tuin een prachtige wilde kastanjeboom. Wilde kastanjes waren toen voor de jeugd nog een verzamelobject en in het kastanje-seizoen was het soms een sport om via steengooien de kastanjes te doen vallen. Uiteraard kwamen ook nogal wat stenen in onze tuin terecht tot ergernis van mijn oudjes. In juli 1955 raasde een windhoos over Beauvoorde waarbij een enorme kastanje-tak afscheurde en dwars door ons pannendak op de bovenverdieping tot stilstand kwam. De enorme regenval zorgde ervoor dat de grote pan eieren die juist op tafel stond tot de boord met water vulde. Ik voel nog de schrik die ik toen als achtjarige knaap hierbij ondergaan heb. Het jaarlijkse kasteelhoogtepunt was uiteraard de samenkomst van de Vlaamse Academie voor Taal en Letterkunde met diner en de academische zitting “in” het kasteel. Hiervoor kwam traiteur Karel Reynaert met een uitgebreid team koken “in de kasteelkelder” en werd het diner “in de zaal” naast de kapel opgediend, met aansluitend academische zitting in de zaal naast de bibliotheek. In de actuele museumfilosofie van het kasteel is dit wellicht onvoorstelbaar. Om als jeugdige knaap Ernest Claes, Gerard Walschap, Stijn Streuvels (links op de foto), Karel Jonckheere … van dichtbij te kunnen aanschouwen en beluisteren was voor mij als kind een hele sensatie. 3

4 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication