23

woond. Door het enthousiasme van de mensen begon ik te praten over het maken van een langspeelfilm. Iedereen in mijn kennissenkring bleek mee te willen werken. Met 16 mensen richtten mijn man en ik de vzw Kwestigen Nacht op. Het was eind 2012. In 2015 draaiden we daadwerkelijk de film “Zaak De Zutter”. De film kwam bij Kinepolis terecht en bracht in de pluche zetels 24 000 kijkers voor het witte doek. Daarmee waren we in 2016 de twaalfde best verkochte Vlaamse film. Na de première van de film en de vele filmvoorstellingen dacht iedereen dat ik in het spreekwoordelijke zwarte gat zou terechtkomen. Helemaal niet. Het was tijd voor mijn ‘Judith en Boudewijn’. Al die jaren was ik gegevens blijven verzamelen. En nu kon ik me volledig wijden aan het schrijven van mijn trilogie over ‘Judith, de stammoeder van de graven van Vlaanderen’ mijn levenswerk! Tussendoor wil ik je vragen hoe je keuze op Beauvoorde is gevallen om te werken aan het derde deel van je trilogie over ‘Judith, de stammoeder van de graven van Vlaanderen’? Ik had, zoals eerder gezegd, overal heel wat zoekwerk verricht: in bibliotheken in België, maar ook in andere landen zoals Nederland, Frankrijk, Engeland, maar vooral online. Ik heb sedert de voorstelling van ‘Het Prangende’, deel twee in oktober ’22 bewust gewacht met het schrijven van “Het Pure”. Waarom in Beauvoorde? Wel, deel III van mijn trilogie start in het jaar 860. Op dat moment is Boudewijn de ‘comes’ van de pagi Flandrensis en Mempiscus. En vanuit Beauvoorde, met de auto of de fiets, kon ik mijn opzoekwerk verder zetten in de sfeer van de streek waar Boudewijn met de IJzeren Arm ooit leefde. En hier kon ik veertien dagen verder werken, in alle rust, zonder voordrachten, geen huishoudelijk werk, … Gewoon in stilte daaraan kunnen werken! Zalig! Hoe heb je dit opzoekwerk gedurende 20 jaar in eerste instantie kunnen combineren met je job en al het andere wat je dagelijks bezighield? Het is al meer dan 25 jaar een doorlopend project geweest, waarbij ik elke kans greep om daaraan te werken. Mijn man en ik zijn verliefd op Engeland en hebben daar al vele tochten gemaakt. Hij moest voor zijn werk regelmatig naar Londen en dan ging ik mee en keek ik daar in de bibliotheken om van alles op te zoeken. Omdat er weinig over de 9de eeuw geschreven staat, kwam ik veelal dezelfde info tegen. Beetje bij beetje vulde ik alles aan. Het is pas in 2016-’17 dat ik daar fulltime aan werk. Daar horen ook mijn voordrachten bij. Daarbij vraag ik mij af hoe je door het weinige dat over de 9de eeuw terug te vinden is, een evenwicht vindt tussen feiten en fictie? Op mijn voordracht geef ik dit voorbeeld. Judith wordt verplicht om te huwen met de koning van Wessex. Ze vertrekt eind oktober 856 en pas vier jaar later keert ze terug, tweemaal weduwe geworden. Van die vier jaar heb ik exact zes officiële feiten over haar teruggevonden, maar in gespecialiseerde werken over het dagelijkse le23 ven in de vroege middeleeuwen kon ik de context reconstrueren. Bij problemen vergeleek in de gegevens over de Romeinse tijd met die van de latere middeleeuwen. Wanneer voorwerpen, gebruiken en verhalen dezelfde bleven, durfde ik veronderstellen dat die in de vroege middeleeuwen ook bestonden. Zelf ben ik echt kritisch over wat ik schrijf, in de zin van is dit wel mogelijk. Ik vraag ook regelmatig hulp aan experten, zoals Bert Gevaert (gevechten), Luit van der Tuuk (Dorestad), Raakvlak (Brugs Erfgoed). Verder laat ik mijn personages zelf aan het woord, wat ik ook in mijn misdaadboeken doe. In ‘het Prangende’, het tweede deel van de trilogie, beschrijf ik de periode waarbij Boudewijn hier in Vlaanderen verblijft en Judith in Wessex. Boudewijn ontwikkelde zich hier in die periode tot een volwassen man, terwijl Judith als jong meisje in die tijd twee keer gehuwd was en tweemaal weduwe werd. Hun gevoelens zijn uiteraard puur fictie, maar ik probeer me zo goed als mogelijk in te leven. Ik schrijf ook traag en hetgeen ik maatschappelijk vermoed, wordt tijdens mijn opzoekwerk meestal bevestigd. Wanneer ik één pagina per dag kan schrijven, ben ik al heel tevreden. Als het écht goed gaat, dan kan dit uitzonderlijk wel eens drie bladzijden zijn. Daarbij raadpleeg ik ook mijn Diets Woordenboek. En op die manier vliegt de tijd. De middelen voor je opzoekingswerk zijn in de loop van tijd enorm geëvolueerd. Nu is het zo dat je online veel meer vindt. In het begin was het roeien met de riemen die er waren, met een fichebakje erbij. In het begin dat ik een computer had, was het schoorvoetend googelen en vaststellen dat je daarmee snellere stappen kon zetten. Nu krijg ik van alle academici

24 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication