4

jaar. Maar ik heb altijd geluk gehad. Ik ben eerder als dichter bekend en wanneer mensen vragen of ik van de poëzie kan leven, dan kan ik niet anders antwoorden dat ik leef van vadertje staat. Je hebt ook geluk gehad dat je loopbaanonderbreking kon nemen. achter de hand. Inderdaad, dat is zo … Als ik de lange lijst publicaties zie, dan heb je wel tegen een hoog tempo dichtbundels, poëzie en proza bij elkaar geschreven. Van nature ben ik extreem traag. En dat komt goed uit wanneer je poëzie schrijft. Poëzie is ook het traagste van alle mogelijke genres. Je leest dat niet als een thriller. Ik vergelijk dat met de natuur, met de bomen. Je hebt bomen die horizontaal wortelen en bomen die naar beneden wortelen. Daarbij is poëzie het genre waarbij je probeert in de diepte te wortelen. En dat impliceert een zekere stilstand. Ik vind dat eigenlijk een beetje rebels omdat we leven in een wereld die alsmaar meer gedreven wordt door snelheid. En als dichter stel je een daad die totaal het tegenovergestelde is. Wat goed is voor de lezer, niet. En dat correspondeert perfect met mijn aangeboren traagheid. Onderaan een rapport van het eerste klasje in het lager onderwijs van de gemeentelijke jongensschool van Deerlijik, schreef de fantastische meester Degezelle “Luuk is goed, maar traag”. Het was in die zin een wat tragische lagere school, omdat de onderwijzers er blijkbaar een punt van eer maakten om jong te sterven. Het is ook de plaats waar het eerste zaadje van mijn wens om poëzie te schrijven geplant is. En wel om deze reden: in het derde Je had een soort zekerheid leerjaar presteerde ik voor alle vakken goed. Maar voor één bepaald vak was ik slecht: moedertaal. Voor het onderdeel opstel stond er een tekort en mijn vader vond dit verschrikkelijk en werd ik daarvoor berispt. Om toen de toorn van mijn strenge vader te vermijden heb ik er voor gezorgd dat ik in de volgende jaren evolueerde tot de primus van de klas voor opstel. En wel in die mate dat mijn klasgenoten in het middelbaar een beroep op me deden om hùn opstel te schrijven en ik me voor een opstel - dat een 14 op 20 haalde - liet vergoeden. Voor een opstel van 16 op 20 was dit iets meer. Er ontstond ook een soort handeltje waarbij mijn taken voor wiskunde tegen een goed opstel werden ingeruild. Je vader is enigszins de motor van jouw schrijven geweest, als ik het goed begrijp. Inderdaad, hij moet wel gezien hebben dat ik zijn richting als handelsvertegenwoordiger niet zou uitgaan. Hij werkte in het textielbedrijf van zijn vader. Het is een reflectie naar vroeger en omdat ik dan toch een prestatie moest leveren, koos ik voor het alternatieve, nl. gedichten schrijven. En ik was natuurlijk niet zeker of dit geapprecieerd zou worden om je bestaan te legitimeren. Op een bepaald moment kwam ik met mijn kop in de krant en mijn vader zag dat het goed was. Hij was niet zozeer geïnteresseerd in het gedicht maar wel in ‘die kop in de krant’. Hij overleed in mei 1983. Hij liet zelden of nooit zijn gevoelens zien. Hij luisterde wel af en toe naar mijn bezigheden. En daar bleef het wel bij. Bij het ontruimen van zijn huis bleek hij een doos te hebben. Daarin zaten alle recensies over mij die verschenen waren. En meer dan dat: mijn vader had bij sommige gedichten foto’s gemaakt. En ik vond dit zó geweldig ontroerend. 42 Later had ik contact met winkeliers die textiel kochten van het bedrijf waarvoor mijn vader werkte. Van hen vernam ik dat mijn vader altijd positieve zaken over mij vertelde. En mij heeft hij nooit iets gezegd. Herkenbaar voor die tijd … Over die tijd heb ik een gedicht geschreven. Zo zijn veel West-Vlamingen, denk ik. In mijn eerste autobiografisch proza uit 1998 ‘Het land van de wangen’ doe ik nogal denigrerend over althans de Zuid-WestVlamingen. Met de stijgende jaren voltrekt zich een omgekeerde beweging waarbij ik de noodzaak voel om naar de bakermat terug te gaan. Ooit liet ik me ontvallen dat de er in West-Vlaanderen het meeste aantal rolluiken is. De West-Vlamingen willen betreffende hun handel daar volledig extravert mee naar buiten treden, maar over het wezenlijke, over zichzelf gesloten blijven Die metafoor van de rolluiken vind ik ook zo toepasselijk, maar ook een dichter en schrijver werkt in feit met beide categorieën. Wat geeft hij prijs aan de buitenwereld, wat houdt hij voor zichzelf. Die balans moet in evenwicht blijven om goede poëzie te schrijven. Mijn grootouders gaven meer blijk van genegenheid tegenover literatuur dan mijn ouders. ‘Het juiste woord’ was en is nog steeds een synoniemenwoordenboek dat mijn grootvader Bing (Urbain) uit Krombeke – die grote verwachtingen over mij had - mij als verjaardagscadeau gaf met de woorden: ‘Luuk, ik geef je dit boek voor je verjaardag. Hier staan àlle woorden al in. Je moet ze alleen nog in de juiste volgorde zetten.” Wat als je schrijven zou zijn zoals de boom waarvan de wortels zich horizontaal spreiden? Had ik daarvoor gekozen dan zou ik romans gaan schrijven zijn of dingen die van een hoger bestsel

5 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication