5

lergehalte waren. Bepaalde dingen kan ik wel ventileren in mijn proza, die niet zo geschikt waren voor het genre poëzie dat ik schrijf. Jouw relativeringsvorm uit zich in een zekere vorm van zelfironie. Wat moet ik daaruit verstaan? Dat heeft te maken met mijn houding tegenover de zogenaamde grote gevoelens en mijn betrokkenheid bij de grote thema’s van liefde en dood. Pathos is mijn vriend. Zelfrelativering is belangrijk. Heb je al ervaring met het werken in schrijfresidenties? Ik weet dat Beauvoorde je zeker niet vreemd is. Het is de derde keer dat ik hier ongelooflijk graag kom. Nogmaals, met het stijgen der jaren, naar de regio waar ik eigenlijk mijn bakermat heb. Die van mijn vaderszijde. Mijn grootvader is van Krombeke. En als lievelingskleinzoon hoorde ik zijn verhalen uit zijn jeugd met inbegrip van al zijn kwajongensstreken. Het boek ‘Krombeke retour’ kan je van twee kanten lezen: als je het omdraait is het ‘Krombeke retour’ en draai je het zo, dan is het ‘Deerlijk retour’. Dat zijn eigenlijk de twee armen van de stamboom. Krombeke is via vaders zijde en Deerlijk via de ouders van mijn moeder. Het vers “The end is where we start from …” van de Engelse dichter T.S. Eliot betekent dat er op het eind niet veel verschil is tussen het einde en het begin. ‘Tussen twee stilten’ omschrijft J.C. Bloem in een vers het leven als volgt: ‘het is tussen twee stilten luid geweest’. Hij ziet het leven als een moment tussen twee keer niets. Heeft je keuze om naar Beauvoorde terug te keren te maken met de werken die je schrijft? Jazeker, vanuit Limburg kijk ik terug naar mijn roots. Mijn laatste bundel heet: Bakermat, waarin ik terugga naar mijn kinderjaren. Mijn huidige dichtbundel waaraan ik werk heet ‘Balts’, dat eigenlijk voorafgaat aan de geboorte. Daarna moet ik mysticus worden, denk ik. (lacht) In mijn boek ‘In het land van de handen’ komt de wijde omgeving aan bod, zoals Lo waar we geregeld aan huisruil doen. Broeder Godfried, de prior van de Abdij van Westvleteren is een goede jeugdvriend uit mijn studententijd in het Damiaancollege in Kortijk, waarmee ik heel goed kan opschieten ondanks het feit dat hij weet dat ik een notoir heiden ben. Je hebt dus veel ankerpunten hier in de streek? Een andere residentie in WestVlaanderen ligt merkwaardig genoeg in Zuid-West-Vlaanderen: het Streuvelshuis, die me nauw aan het hart ligt. Volgend jaar ga ik er voor de vierde keer naartoe. ‘Het Lijsternest’ ligt maar op 8 km van mijn geboortehuis en samen met mijn ouders, op de zondagse ritjes met de auto, passeerde ik er regelmatig langs. Omdat er toen weinig of geen kinderliteratuur was, ben ik in het werk van Streuvels getuimeld, die ik meteen als mijn grootste idool begon te beschouwen. In de postuum verschenen memoires van Streuvels blijkt dat hij een eerder verlegen man was en niet zo nors als zijn reputatie toen was. Een correctie van het beeld dat toen heerste tijdens mijn jeugd in Deerlijk en omgeving. Daarover publiceerde ik in de Standaard een artikel: “Verlegen als een schijtende hond”, woorden aan hemzelf ontleend. Het Streuvelshuis heeft, net als de Beauvoordse residentie, ook een sentimentele meerwaarde. Mijn huidige residentie in de Westhoek, en met name Krombeke, is dan weer heel bijzonder voor me omdat ik hier mijn roots van grootvaderszijde heb. Die problematiek van het oosten van het land (waar 43 ik woon) en het westen van Vlaanderen (waar ik vandaan kom) is zeer dominant in mijn werk doordat ik aan beide landstreken bepaalde, soms tegengestelde thema’s verbind. Voorts is er nog een andere residentie waaraan ik bijzondere herinneringen heb overgehouden. In 2001 ben ik de hele maand juli te gast geweest in Villa Mont Noir, het grote landhuis in Normandische stijl, omgeven door een imponerend park, waar de vermaarde Franse schrijfster Marguerite Yourcenar de eerste tien zomers van haar leven heeft doorgebracht. Die residentie is net over de FransBelgische grens gelegen. Ik verbleef er in het gezelschap van de gerenommeerde Italiaanse auteur Alessandro Barbero en de Roemeens-Franse schrijfster Anca Cristofovici. De poëzie bracht mij overigens wel meermalen over de grens. Met de vertaling ervan was ik een keer of vier te gast in Zuid-Afrika en Mexico, en een keertje in het Colombiaanse Medellín. En verder ook op plekken als Bologna, Genua, Bremen, Frankfurt, Parijs, Avignon, Lublin, Wroclaw en zowaar ook Schiermonnikoog. Voorts tourneerde ik als dichter met Huelgas Ensemble van Paul Van Nevel, zowel in Frankrijk als in België. En vorig jaar, net voor de lockdown, trok ik met het Nederlands Kamerkoor en diezelfde Paul Van Nevel langs een zestal Nederlandse steden in een programma dat Amours à la française heette en erotische polyfone chansons van de veertiende tot de zeventiende eeuw omvatte die door mij van een hedendaags pendant waren voorzien. Dank je wel, Luuk voor dit verrijkend gesprek met heel wat invalshoeken over het leven, liefde en vergankelijkheid … Altijd welkom in Beauvoorde!

6 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication