6

Op mijn vraag naar een impressie over zijn verblijf in de schrijfresidentie in Beauvoorde verwijst hij naar de inhoud van een brief, gericht aan Sieglinde Steenkiste (onthaalverantwoordelijke van kasteel Beauvoorde) n.a.v. zijn verblijf tijdens de zomer van 2020, … waaruit ik mag citeren. “… Dat herhaaldelijke gependel tussen het westen en het oosten van het land, tussen jeugd en verleden enerzijds en gevorderde leeftijd en toekomst in het zicht van de eindmeet anderzijds, is een constante waaraan veel meer betekenis mag worden toegedicht dan aan een recreatieve, haast toeristische, allerminst essentiële verplaatsing tussen twee punten. Ook als dichter, de hoedanigheid waarvoor ik wellicht het bekendst ben, heb ik een bijzondere affiliatie met de Westhoek ontwikkeld. Niet enkel ben ik al decennia lang vrijwel elk jaar met poëzie present geweest tijdens de poëziezomers van Watou, bovendien speelt de thematiek die ik hierboven heb geschetst, ook in dat literaire genre een eminente rol. De mens die met handen en voeten gebonden is aan de oekaze die hem ertoe verplicht een handeling te verrichten die hem in staat stelt een toegangsticket, ja, zeg maar een vrijgeleide tot het bestaan te verwerven, speelt er een grote rol in. Ik ben dankbaar dat ik in Beauvoorde van een nieuwe residentieplek heb mogen genieten. Ik ben erin geslaagd hier af en toe te schrijven en heb per elektrische fiets de streek verkend, die mij al enigszins vertrouwd is doordat ook de gemeente Lo, hier vlakbij, een nogal cruciale plaats in met name mijn laatste prozaboek heeft gekregen. Ik heb bovendien kennis kunnen nemen van het fascinerende leven van de excentrieke jonkheer Arthur Mer-ghelynck en met zijn kasteel dat ik, samen met mijn vriendin, grondig heb bezocht. Eén foto uit een boek met betrekking tot de kasteelheer bracht - prettige coïncidentie - in mijn hoofd toevallig een liaison aan het licht tussen de twee residenties die ik betrokken heb of nog betrek: die met de toen 93-jarige Stijn Streuvels op de brug naar de toegangspoort van het kasteel. (foto rechts - © dia-archief wijlen Lucien De Witte) Heeft de persoon van Merghelynck in de voorbije dagen ook zijn weerslag gehad op wat ik hier heb geschreven? 44 Ja en nee. In enkele van mijn epistels aan vrienden heb ik, in bevlogen, misschien net iets te bevlogen of hyperbolische termen, gewag gemaakt van zijn merkwaardige persoonlijkheid. En hij heeft mij een mogelijk solied fundament voor een goed huwelijk aangereikt: ook al ben je van adel en word je naar de conventies van die stand geacht met iemand uit diezelfde stand te trouwen, laat dat, en geef er de voorkeur aan je in de echt te laten verbinden met de vrouw die je elke dag je aperitiefje komt inschenken. In Merghelyncks geval was dit de dertien jaar jongere Julienne Flyps, die samen met hem onder een nog niet door vijftien galeislaven te tillen zerk met haar man begraven ligt op het kerkhof. (Datzelfde kerkhof overigens, maar dat is echt een parenthese, waar ook, begin dit jaar pastoor Terrie is komen te liggen, de enigszins rebelse herder die tientallen jaren geleden in een zeer zomerse schuur ooit een geslaagde poëzieavond heeft georganiseerd, waarop ook ik mijn poëzie heb mogen voorlezen. Het graf van pastoor Terrie ligt, zeg maar in vogelvlucht, dichter dan alle andere graven op het kerkhof bij de werkplek in de schrijversresidentie, waar ik dit nu zit te schrijven.

7 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication