17

In de gangen waar kolen worden gewonnen uit lagen van 80 cm tot 1,5 m dik is er uiteraard verlichting aangebracht. De verlichtingsdozen zijn ontploffingsvrij. Bij onderzoek stelde mijn hoofdelektricien vast dat in één van die dozen op de plaats van het ongeval een faze in verbinding stond met de massa van de doos. De ongelukkige kolenpitter moet per toeval zijn hand op die bewuste doos gelegd hebben. De fout werd weggenomen en we zijn terug naar de bovengrond vertrokken. Daarna volgde het bezoek o.l.v. ingenieur Dedekker van het Mijnwezen. Het doktersattest van het ziekenhuis vermeldde de dood ten gevolge van een elektrocutie. Ongelooflijk, maar waar! Enkele jaren later, ik was reeds vertrokken uit de mijn en woonde toen in Assebroek, trokken we op een zomerse dag richting kust voor een wandeling op de dijk van Nieuwpoort-bad. Op zeker ogenblik hoor ik achter me een gesprek onder een drietal wandelaars. Hun Limburgs accent viel mij op en zette mij aan tot een gesprek. Dit doet mij denken aan het Emmaüsverhaal uit de bijbel. Bij nader onderzoek stelde dhr. Dedekker geen fout vast in de elektrische leidingen. Naderhand vernam ik van de directie van de mijn dat zelfs in zo’n geval de familie door de verzekering van de Koolmijn rijkelijk werd vergoed. Ja, … die familie was toch zijn vader kwijt en … wat met de kostwinning? Ik vertelde hen dat we na ons huwelijk naar Waterschei waren verhuisd om er in de mijnen te gaan werken en momenteel in Assebroek wonen. (foto onder) Tijdens ons gesprek zegt één van hen dat hij ingenieur Dedekker van het Mijnwezen is. Hij vertelt over een mysterieus voorval in de mijn van Waterschei, waar hij voor een onderzoek werd opgeroepen. “Het ging over een dodelijk elektrocutiegeval, waarbij we geen oorzaak konden vaststellen. Ik ben ervan overtuigd dat er daar werd gefoefeld.” Ik zweeg in alle talen. Wie weet of dit onderzoek opnieuw geopend wordt? © foto’s via Pixabay: lamp - Comfreak en hamer - Succo 17 >> deel 6 in het herfstnummer 2021 >> Niet te geloven dat we daar op de dijk elkaar ontmoetten. N.a.v. dit voorval in de mijn moest ik voor de rechtbank in Tongeren verschijnen. Op hun vraag naar de precieze omstandigheden van het dodelijk ongeval antwoordde ik dat ik me daar niets meer van kon herinneren. De rechter reageerde kwaad en zei: “Manneke, ooit zal ik u vinden, hoor.” wat ik ongepast vond voor een rechter in functie. Daarop reageerde ik onmiddellijk: “Mijnheer de rechter, ik vraag u dat uw griffier die woorden optekent in zijn verslag.” De rechter zweeg even en zei toen verbolgen: “U kunt beschikken, ik vind u wel”. Ik vermoed dat hij nog steeds naar mij op zoek is.

18 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication