0

… in de schrijfresidentie - interview Stef Duron - 21 tot 31 maart ‘22 Fieke Van der Gucht dr in de taalwetenschap Coördinator Taalonthaal, Faculteit Letteren & Wijsbegeerte, Universiteit Gent Zelfstandig tekstcorrector, eindredacteur, copywriter en auteur in bijberoep bio Fieke Van der Gucht (1978) woont in Gent met haar lief en zijn twee kinderen. Ze houdt van lezen en schrijven, van lopen en koersen. Ze studeerde Nederlands en Engels van 1996 tot 2000, en haalde in 2005 een doctoraat in de Algemene Taalwetenschap aan de Universiteit Gent. Aan de Arteveldehogeschool was ze twee jaar lector Nederlands en Taalvaardigheid, bij Stichting Lezen (nu: Iedereen Leest) zeven jaar projectmedewerker en eindredacteur. In 2014 keerde ze deeltijds terug naar de alma mater. Ze is er nu coördinator van Taalonthaal, het schrijfcentrum van Universiteit Gent. Daar doceert ze ‘Academisch schrijven in een notendop’ en begeleidt ze studenten bij al hun academisch schrijfwerk. Sinds 2014 is ze ook freelancer en corrigeert, redigeert of schrijft ze uw teksten. Met plezier & precisie! © foto’s - Stef duron 1

Ik ben in 2014 gestart als zelfstandige halftijds en halftijds aan de universiteit. Daarvoor heb ik zeven jaar in de culturele sector gewerkt en bij ‘Iedereen leest’. Heel veel met leesbevordering bezig geweest. En in 2014 teruggekeerd naar mijn alma mater. Na mijn studies had ik mijn doctoraat behaald aan de universiteit en dan teruggekeerd omdat ik de kans kreeg om er halftijds te werken. Ik doe er schrijfbegeleiding aan studenten en halftijds als zelfstandige. Bij ‘Iedereen leest’ was ik eindredacteur en ik dacht: ik doe dat toch eigenlijk heel graag. Zo ben ik daar eigenlijk ingerold. Het schrijfwerk nam gaandeweg de overhand en ik merkte dat dit moeilijk werd om dit te combineren met lesgeven en schrijfbegeleiding aan de universiteit. Zo dacht ik om dit voor een jaar te zien wat dit mij brengt dat voltijds freelancen. Voor uitgeverijen verzorg ik tekstcorrecties en de eindredactie. Daarnaast heb ik ook eigen schrijfprojecten, zoals ‘De atlas van de Nederlandse taal’ waarvan er in oktober ’21 een herdruk is geweest en samen verscheen met de ‘Dialectatlas’ waarvan de eindredactie heb gedaan en door mijn collega’s werd geschreven. Ik heb ook twee vloekboeken gemaakt. Ik herinner me nog het programma ‘met Van Gils en gasten’ waar je over die vloekboeken in gesprek ging. Met ‘zurkeltrutte’ als je favoriete scheldwoord. Ja, inderdaad. Ik moet wel zeggen dat ik liever schrijf dan dat ik spreek. Ik had daar heel veel zenuwen voor. Daar was nochtans niets van te merken … Dat zeggen er veel, maar geef mij maar de computer. Een gesprek van één op één is oké, maar in een groep een gesprek voeren is niet echt mijn ding. Ik ben lid geworden van de redactie van ‘Onze taal’, dat is een populariserend blad over het Nederlands. Ik kreeg daar een column, een vaste rubriek, wat ook wat meer tijd begon in te nemen. Ook ghostwriting ben ik gaan doen. Het verhaal van anderen 2 neerpennen. Daarvoor had je natuurlijk wel langere periodes nodig waarin je je ongebroken kan concentreren. Kan je daar een voorbeeld van geven? Ja, eigenlijk voor mijn man. Heel grappig, Hij is slachtofferbejegenaar bij de politie, dus diegene die slecht nieuws brengt bij de mensen als er iemand is overleden. Hij staat de slachtoffers bij, ook slachtoffers van partnergeweld, inbraakslachtoffers, … mensen die daar een trauma van hebben opgelopen. Vanuit de politie in Gent gaat hij bij de mensen op bezoek om die op te vangen. En mijn Lannoo-redacteur die mij begeleidde bij mijn ‘Atlas voor de

Nederlandse Taal’ zei: “Dát is een verhaal voor Lannoo …”. Mijn man kan fantastisch vertellen. Die komt wél graag in beeld. (lacht) Daarbij is schrijven zijn fort niet. En zo werd ik de ghostwriter. Dat is dus een voorbeeld van zo’n project. Meestal interview je dan mensen. Je stelt een structuur op voor het boek. Je begint dit uit te schrijven en krijg je feedback en werk je dit af. Je kan dus als auteur een boek uitgeven met een verhaal dat je goed kan vertellen, maar niet zo goed op papier krijgt. Daarvoor sta jij dan in? Inderdaad, hun naam komt op de voorpagina. Daarvoor moet je je ego wel aan de kant kunnen schuiven. En echt ten dienste staan van het verhaal van iemand anders. Dat betekent ook dat je soms je schrijfstijl een beetje moet aanpassen. Ik zelf heb voor zulke projecten langere periodes nodig waarin ik me kan focussen. En ik werkte nog halftijds aan de universiteit, altijd van maandagvoormiddag tot woensdagavond. De coronacrisis liep dan natuurlijk uit omdat we digitaal moesten schakelen en zo. Het freelancen kwam enigszins in gevaar en ik kon me toen moeilijk focussen, omdat ik toen van woensdag- tot zondagavond freelance werkte. En omdat ik dit zo graag doe en eigenlijk opnieuw een eigen project wilde uitwerken ging ik de voltijdse toer op. Ik ben super dankbaar dat ik hier twee weken mag zitten. Hoe ben je hier in Beauvoorde terecht gekomen? Omdat ik voor Herita en Kasteel Beauvoorde een audiogids heb gemaakt over de strip in openbare monumenten. Dat was vóór de coronacrisis. Ik kreeg die opdracht via ‘pièce montée’, dat is een productiehuis dat de tentoonstelling ging maken en ze zochten iemand die de audiogids kon schrijven. Zo heb ik Sieglinde Steenkiste leren kennen. Normaal gezien had ik dit hier mogen schrijven maar weerom lag dit door corona moeilijk. Ik had dit verblijf nog tegoed, dus bij deze … Is de Westhoek jou bekend? Weet je, ik ben een enorme fietser. Mijn man is van Geluwe, dat tegen Heuvelland aanleunt en Heuvelland is van hieruit makkelijk te bereiken. Ik volg heel veel de koers. Zoals Gent-Wevelgem die hier aan de deur passeert. Dat vind ik fantastisch. Ik ben gaan kijken. Ik hou heel erg van de Westhoek en ben er dus heel vaak komen fietsen. Het was geen nieuwe omgeving voor mij. Dit jaar kon ik niet deelnemen aan de rit voor cyclo-recreanten die ook hier in de Wulveringemstraat over de straatstenen denderde. Ben je momenteel bezig aan een ghostwriting? © foto - Stef Duron 3

Ja, eigenlijk met iets wat buiten mijn comfortzone ligt. Ik schrijf voor een lifecoach. Het is voor een keer iets helemaal anders. Ik schrijf normaal over taal, maar ik had me voorgenomen om tijdens mijn jaar met verlof zonder wedde zonder beperkingen van alles te gaan proeven, ook van wat buiten mijn comfortzone ligt. Daarop ben ik mij vooral aan ’t focussen. Ook schrijf ik nog een familienamenrubriek voor ‘onze taal’. Ik heb recensies voor Humo geschreven waaronder boekenrecensies. Ook interviews met scholen rond leesbevordering op school, ook over boekenprojecten geschreven. Dus ik profiteer er hier echt van om heel geconcentreerd dingen te kunnen afwerken. Daarbij helpt zeker de omgeving en de natuur. Heb je - los daarvan - al contact kunnen leggen met mensen van het dorp? Zeker en vast. Je verkent eerst een beetje de buurt en … een mens moet eten. Ik ben dus hier al bij de bakker geweest en van zijn lekker brood mogen proeven. En wat ik ook fijn vind is dat je hier ook bloemen en planten kan kopen. Op mijn bureau staat er altijd groen. Ik kocht er een plant als herinnering aan mijn verblijf. En in de museumshop van het kasteel kreeg ik van gids Bert een ruime uitleg over het kasteel en de restauratieplannen. Ook de brocantewinkel kon mij bekoren. En het warme contact met Johan van ’t Ezelsoortje blijft me bij. De liefde voor taal, heb je dit van thuis uit meegekregen? Ja, daar moet ik mijn moeder wel voor bedanken. Mijn vader is een sterk wiskundig brein. Als hij boeken leest, dan zijn het puzzels en raadsels. Aan mijn moeders kant waren het ook bijna allemaal exacte-wetenschappers. Mijn moeder is daarbij de enige die talen heeft gestudeerd: vertalertolk Spaans-Engels en zij is de figuur die bij mij alles in gang heeft gezet. Ze ging met mij naar de bibliotheek, zij las mij voor. Ook mijn grootvader aan mijn vaders kant las mij heel vaak voor. Twee keer per week ging ik naar de bibliotheek: één keer met mijn moeder, één keer met mijn grootvader. En ze kenden mij daar al, want als er nieuwe boeken waren, dan mocht ik naar achter om te zien welke ik eerst wilde lezen. 4 En dan zorgden ze dat die eerst geplastificeerd werden zodat ik die snel kon krijgen. Normaal mocht je vier boeken ontlenen, maar ik mocht er 12 ontlenen omdat ze wisten dat die tegen de volgende week toch zouden uitgelezen zijn. Ik zag mijn moeder ook zelf veel lezen. Zien lezen, doet lezen. Absoluut … Was dit mee bepalend dat je studies in die richting uitgingen? Oorspronkelijk volgde ik in St.Niklaas de richting latijnWetenschappen, ik vermoed eerder voor de vriendinnen. Ik ben daarna Germaanse gaan stude

ren. Ik ben ingestroomd in die studie omdat ik graag lees, ik ben zot van literatuur. Uiteindelijk ben ik gedoctoreerd in de taalwetenschappen. De liefde voor taal heb ik uitgebreid naar de taalkunde en heb ik echt aan mijn studie te danken. En zie, ik heb de twee gecombineerd: ik maak boeken over taal en taalkunde. Op het web zag ik iemand door de ‘Atlas van de Nederlandse Taal’ bladeren en dat trok me enorm aan. In de marge stond te lezen dat dit boek en het boek over het vloeken uitverkocht zijn. Komt er daar nog een druk van? Normaal zou het nu opnieuw in de handel zijn. Werkelijk àlles wat over het Nederlands recentelijk werd onderzocht van voor- en achternamen, dialecten, verschillen tussen Belgisch-Nederlands tot Nederlands-Nederlands, geschiedenis, de toekomst van het Nederlands is daarin verwerkt. Daarbij heb ik geluk gehad om met een schitterende illustrator en vormgevers te werken. Ze brengen de tekst echt tot leven. En hoe kwam de Nederlandse versie tot stand? In Nederland werd een auteur gezocht die alle teksten heeft bewerkt voor Nederland. Hier gaat het dus over Nederlandse familienamen … Zij heeft zelf nog vier eigen thema’s geschreven. Haar naam staat er natuurlijk op wat de verkoop in Nederland stimuleert. Interview: Stef Duron © foto - Stef Duron 5 Impressie Beauvoorde Ik tref Beauvoorde tijdens de zonnigste dagen van het voorjaar. Twee maartse weken lang leid ik een eenvoudig bestaan: ik schrijf, ik wandel, ik schrijf, ik fiets, ik schrijf, ik lees, ik schrijf. Ik schrijf aan een boek, een artikel, een interview, een recensie. Beauvoorde voedt me bij dat schrijfwerk: al wandelend, al fietsend. Ik doe een ommetje om het kasteel dat een gevecht levert tegen zwammen. Ik doorkruis het kerkhof en haal brood bij de bakker. En twee paaseieren: telkens wit en bruin. Ik hou niet van pure chocolade, al is die de gezondste. De bakkerin heeft dat gauw door. Eén dag loop ik terug met een brood in de ene hand en een plant van Beaufleur in de andere hand. Als mijn man op bezoek komt, haal ik de huisgemaakte picon bij brocantezaak Op Goed Geluk. We vinden allebei dat-ie nog nét dat tikkeltje lekkerder is dan de picon die mijn schoonvader maakt, maar dat hoor je ons niet hardop zeggen. Ik maak kennis met Johan van ’t Ezelsoortje, het boekenwinkeltje onder ‘mijn’ schrijfverblijf. De voorstelling van zijn toneelvoorstelling gaat in première en net nu heeft hij nauwelijks nog stem. Ik hoor een paar dagen later dat het toch lukte en dat zijn dochter furore maakte in de hoofdrol. Ik ontmoet ook een van de vrijwilligers die de museumshop openhoudt. 78 is hij en hij gidst me in sneltreinvaart door de geschiedenis van het kasteel. Buiten versleept zijn vrouw snoeihout. Al is schrijven vooral op uw gat blijven zitten, toch maak ik om de paar dagen een toertje met de koersfiets. Ik verken de streek. Ik doe de hellingenroute van het Heuvelland, maar verdwaal ook dichter bij huis, willekeurig baantjes inslaand. Als GentWevelgem zowat aan ‘mijn’ deur passeert, voel ik me de hemel te rijk. Zij doorkruisen De Moeren en dat doe ik een dag later ook. (fvdg)

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
Home


You need flash player to view this online publication