BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 15 | 2021 26 SERIE DE MINISTERIES van het landelijk gebied. De landbouwsector maakte ingrijpende veranderingen door als gevolg van de ontginning van ‘woeste gronden’, schaalvergroting, mechanisatie en (jawel) ruilverkaveling, terwijl CRM juist grote bedragen uittrok om ‘bedreigd natuurschoon’ aan te kopen. De departementen van CRM en Landbouw hadden weinig belangstelling voor elkaars expertise of ideeën over de toekomst van het landelijk gebied, en ontwikkelden gaandeweg zelfs een wederzijds vijandbeeld. Staatsbosbeheer, dat vanuit twee verschillende begrotingsposten werd betaald, was daarvan het voornaamste slachtoffer. EXTRA MINISTERSPOSTEN De geschiedenis van de ‘ruilverkaveling’ van het beleidsterrein ‘milieu’ ziet er weer totaal anders uit. Dat heeft veel te maken met de maatschappelijke organisaties achter de respectievelijke lobby’s. De Nederlandse Vereniging tegen Water-, Bodem- en Lucht veront reiniging had maar weinig binding met de ‘traditionele’ natuurbeschermingsorganisaties, die van hun kant vonden dat ‘milieu’ niet tot hun kerntaak behoorde. Pas in 1972 kwam met de Stichting Natuur en Milieu de eerste officiële samenwerking tussen de twee ‘velden’ tot stand. Rond de verkiezingen van 1971 stond het milieu meer in de belangstelling dan ooit tevoren. Mensen maakten zich steeds meer zorgen over de sterk toenemende lucht-, water- en bodemverontreiniging, over kernenergie, straling en giftige stoffen. ‘Milieu’ werd daarbij geframed als onderdeel van ‘volksgezondheid’ en niet geassocieerd met ‘natuur’. De expertise voor deze problemen zat immers bij de Inspectie Milieuhygiëne – niet bij de natuurbeheerders bij Staatsbosbeheer. Toen er tijdens de moei zame formatie van het kabinet-Biesheuvel twee extra ministersposten ‘nodig’ waren, werd het nieuwe beleidsterrein ‘milieu hygiëne’ daarom met het perceel ‘volks gezondheid’ gecombineerd tot het nieuwe ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne (Vomil). Het werk van Vomil bleef in de volgende jaren achter bij de hoge verwachtingen. Aan de ene kant lag dat aan het overwicht van Volksgezondheid binnen het nieuwe departement. Aan de andere kant was Milieuhygiëne als ‘nieuw’ beleidsterrein afhankelijk van de medewerking van andere departementen. Ruimtelijke Ordening was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de planning van nieuwe woonwijken en industriegebieden, terwijl waterkwaliteit mede onder Verkeer en Waterstaat viel. De coördinerende functie van Milieuhygiëne tussen de verschillende beleidsterreinen Binnenlandsche Zaken 1935 Landbouw en Visscherij 1937 Economische Zaken Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW) 1945 1965 Onderwijs en Wetenschappen Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 1982 1982 Welzijn, 1989 Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) (vanaf 2003: Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) 2010 Economische Zaken, Landbouw en Innovatie 2017 Natuur Milieu Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) Economische Zaken en Klimaat 2010 Infrastructuur en Milieu 2017 Infrastructuur en Waterstaat Economische Zaken Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) Volksgezondheid en Cultuur Verkeer en Waterstaat Volksgezondheid en Milieuhygiëne (Vomil) Landbouw en Visserij Sociale Zaken en Volksgezondheid 1971 1939 Handel, Nijverheid en Scheepvaart was dus sterk afhankelijk van het ‘gewicht’ van de eigen minister in de ministerraad. SPANNING BINNENSKAMERS In het kader van het project ‘reorganisatie rijksdienst’ werd al bij de formatie van 1981 over een departementale herverkaveling gesproken, maar dat stond toen nog haaks op de gewenste ‘verdeelsleutel’ tussen de vijf partijen in de nieuwe coalitie. Een grootschalige ‘ruilverkaveling’ kwam er daarom pas met het eerste kabinet-Lubbers in 1982. Milieuhygiëne werd losgemaakt van Volksgezondheid en toegevoegd aan het nieuwe ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). ‘Natuur’ werd overgeheveld van CRM (dat als zodanig werd opgeheven) naar Landbouw en Visserij. Het idee achter de nieuwe indeling was om naast het aantal ministeries ook hun onderlinge ‘breukvlakken’ te verminderen. De spanningen tussen ‘landbouw’ en ‘natuurbescherming’, en tussen de beleidsterreinen Milieuhygiëne en Ruimtelijke Ordening, zouden voortaan binnenskamers kunnen worden opgelost. De natuur- en milieuorganisaties waren ‘verbijsterd en geschokt’ over de ‘verhuizing’. Volgens hen stonden de belangen van natuur en milieu haaks op de ‘op de produktie gerichte doelstellingen’ van het ministerie van Landbouw. De staf van Vomil, de ambtenaren bij CRM en medewerkers van Staatsbosbeheer sloten zich opmerkelijk genoeg ook aan bij dit verzet. Volgens hun collectief zelfbeeld verdedigden zij immers de ‘immateriële belangen’ van het Nederlandse volk tegen de ‘materiele belangen’ van onder andere de landbouwsector. Was het niet beter om dat fundamentele conflict op het niveau van de ministerraad uit te vechten? De Tweede Kamer bleek in 1982 gevoelig voor deze argumenten, en de regering beloofde dan ook dat natuurbehoud en openluchtrecreatie een ‘herkenbare organisatorische eenheid’ binnen hun nieuwe departement zouden blijven. Ook bij het nieuwe ministerie van VROM werden de ‘verschillende culturen’ uit voorzorg apart gehouden. In de praktijk ging de integratie van beleidsterreinen in hun nieuwe omgeving met de nodige spanningen gepaard. De volgende grote herschikking vond plaats met het aantreden van het kabinet-Rutte I in 2010. Het departement van Economische Zaken werd enorm uitgebreid en fuseerde met Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De verantwoordelijkheid voor het beleidsterrein ‘milieu’ ging na de opdeling van het depar
27 Online Touch Home