20

20 SERIE DE MINISTERIES DOOR: JONNE HARMSMA FOTO: KOEN SUYK / ANP-HH Belangenbehartiger van ondernemers en stem van het bedrijfsleven. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) richt zich sinds jaar en dag op het stimuleren van de bedrijvigheid. Zal de vreemde toevoeging ‘klimaat’ de kabinetsformatie overleven? ECONOMISCHE ZAKEN ALS BELANGENBEHARTIGER VAN HET BEDRIJFSLEVEN DOMINANTE BOYS DIE ALLES REGELEN In 1845 ontstond het ministerie van Handel en Nijverheid, waaraan in de tweede helft van de negentiende eeuw achtereenvolgens de beleidsgebieden Waterstaat, Landbouw en Arbeid tijdelijk werden toegevoegd. Onder invloed van de crisis van de jaren dertig vond er op het gebied van economische politiek een grote transitie plaats. Er gingen steeds meer stemmen op om de traditionele laissez-faire benadering los te laten en de overheid een actieve rol te laten spelen in het bevorderen van groei en werkgelegenheid. De naamswijziging van het departement in Economische Zaken in 1932 liet zien dat deze moderne benadering juist hier wortel schoot. Terwijl Financiën en de centrale bank er conservatieve ideeën op na bleven houden, werd op EZ een moderne economische politiek ontwikkeld. Hans Hirschfeld, die als secretaris-generaal in de oorlogsjaren de scepter zwaaide op het departement, sprak in dit verband over een ‘verlicht liberalisme’. De vrije markt bleef uitgangspunt in de visie van het departement, maar overheidsingrijpen werd omarmd om ongewenste ontwikkelingen te corrigeren en het particuliere initiatiefwaar nodig te ondersteunen. In de periode direct na de oorlog was de greep van de overheid op het maatschappelijke leven groot. Oorlogshandelingen en bezetting hadden hun tol geëist en overheidsingrijpen was nodig om de wederopbouw vorm te geven en schaarse goederen te distribueren. Hoewel velen deze mate van overheidsingrijpen zagen als tijdelijke noodzaak, werd centrale ‘planning’ van de economie door andere ambitieuze economen en politici juist gehuldigd als een blijvend kenmerk van de naoorlogse wereld. Was het niet juist de vrije markt die geleid had tot de ineenstorting van de economie in de jaren dertig, DE MINISTERIES Historici van de Radboud Universiteit staan in deze serie stil bij de geschiedenis van belangrijke ministeries. Wat moeten de bewindspersonen over hun ministerie weten? Deel 5: Economische Zaken waaruit de totalitaire verschrikkingen van de jaren veertig voort waren gekomen? Breed gedragen was het idee dat de overheid op basis van moderne wetenschappelijke inzichten de conjunctuur in goede banen kon leiden. CENTRAAL PLANBUREAU Deze planningsgedachte leek ook op het departement voet aan de grond te krijgen, toen de sociaaldemocraat Hein Vos in juni 1945 minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart werd (de naamswijziging dateerde uit 1940). Onmiddellijk richtte Vos het Centraal Planbureau op en installeerde zijn partijgenoot Jan Tinbergen als directeur. Zijn ambitieuze wederopbouwplan leed echter schipbreuk, waarna het economische beleid tussen 1946 en 1952, onder de katholieke ministers Gerardus Huysmans (1946-1948) en Jan van den Brink (19481952), met krachtige hand op het oude spoor werd gezet: de overheid had zonder meer een belangrijke taak in de wederopbouw van het land, maar moest het particuliere bedrijfsleven vooral indirect steunen en stimuleren. In de jaren vijftig industrialiseerde Nederland in rap tempo, waarbij de industrialisatienota’s van EZ een beleidsmatig raamwerk boden. Het waren drie economen die als minister achtereenvolgens hun hand tekening onder deze nota’s zetten. Na Van den Brink waren dit de ARP’er Jelle Zijlstra (1952-1959) en de CHU’er Jan de Pous (1959-1963). Van directe planning vanuit het DG Industrialisatie was geen sprake. Het beleid was voorwaardenscheppend, door bijvoorbeeld industrieterreinen te bouwen, en stimulerend door investeringen te faciliteren via belastingaftrek en kredietverstrekking. Dit beleid kon zowel in de ministerraad als de Kamer op bredere politieke steun rekenen. Wel hield de overheid de lonen en prijzen in deze periode stevig in de greep om op die manier de concurrentiepositie van Nederland te verbeteren en de export aan te jagen. Op EZ volgde de directie Prijzen de prijsontwikkeling per productklasse nauwgezet. Waar nodig werd ingegrepen, al gaf het ministerie de voorkeur aan overleg met het bedrijfsleven. Stap voor stap vergrootte het ministerie de vrijheid van het bedrijfsleven. Dit kwam ook in de Prijzenwet van 1958 naar voren. MOOISTE WET In deze periode kwamen ook verschillende wetten voor het middenen kleinbedrijf (MKB) tot stand, een beleidsterrein dat politiek gezien veel minder aandacht dan prijzen en industrialisering trok en waarvoor tussen 1948 en 1989 steeds een staatssecretaris verantwoordelijk was. Vanuit ordeningsperspectief was vooral de Wet economische mededinging BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 21 | 2021

21 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication