31

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 23 | 2021 ACHTERGROND 31 OORDEEL RAAD VAN STATE IS ‘TE GEMAKKELIJK’ Geplande locatie zandeiland tussen Friesland (boven) en de Noordoostpolder feitelijke informatie.’ Het raadsbesluit werd nog een keer doorgeschoven, maar uiteindelijk besloot coalitiepartij FNP het protest in de lokale samenleving niet te negeren en ondanks de intentieovereenkomst met Smals met de oppositie mee tegen het eiland te stemmen. Het betekende niet alleen einde zandwinning; het betekende ook einde college. De FNP stapte op; PvdA en GroenLinks stapten drie maanden later in. Brak de Fryske Nasjonale Partij met keiharde collegeafspraken? Niet echt. In het juni 2018 door de FNP met CDA en VVD gesloten coalitieakkoord van De Fryske Marren komt geen zandkorrel voor. Die beslissing was door eerdere colleges genomen. Wel gaf de FNP herhaaldelijk aan dat ze ‘wrakselde’ (worstelde) met het geërfde besluit. Door tegen te stemmen kon de FNP zich profileren als hoeder van het Friese landschap. Als gevolg van de uitspraak van de raad weigerde De Fryske Marren in april 2019 het bestemmingsplan ‘IJsselmeer – Industriezandwinning’ vast te stellen. Zandwinning zou volgens de gemeente leiden tot negatieve effecten op beschermde diersoorten in het IJsselmeer. Ook zou het landschap worden aangetast, was er sprake van geluidsoverlast en dreigde de toekomstige opgave voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening gevaar te lopen. Ook het Programma Aanpak Stikstof (PAS) gooide dat voorjaar roet in het eten: eerst moesten de stikstofeffecten van de zandwinning beter worden onderzocht. Na tien jaar samenwerking met de gemeente voelde zandwinner Smals zich door de wending van De Fryske Marren overrompeld. Het bedrijf vocht de kwestie aan bij de Raad van State. Die verklaarde het beroep van Smals in december 2020 ongegrond. Volgens de RvS mag een gemeente, mits gemotiveerd, een strengere natuurnorm hanteren dan een provincie met de Natura-2000-habitattoets. En ook al is zandwinning in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), de voorloper van de NOVI, aangemerkt als nationaal be‘De Afdeling gaat er mijns inziens iets te gemakkelijk van uit dat een gemeenteraad zijn eigen habitattoets bovenop die van de Wet natuurbescherming zou mogen zetten’, analyseert Fred Kistenkas de uitspraak van de Raad van State in het bestuursrechtelijk tijdschrift Gst. Het is volgens hem staatsrechtelijk de vraag of de Wet natuurbescherming zo’n aanvulling toelaat. ‘Omdat het als een uitputtende hogere regeling beschouwd kan worden, alwaar gemeenten geen bevoegdheden hebben gekregen anders dan voor houtopstanden binnen de bebouwde kom.’ Hoogleraar besluitvorming en rechtsbescherming in het omgevingsrecht Hanna Tolsma (Rijksuniversiteit Groningen) is het met Kistenkas oneens. ‘Die staatsrechtelijke problemen zie ik niet. De gemeenteraad van De Fryske Marren mag bij de besluitvorming over een bestemmingsplan met het oog op de goede ruimtelijke ordening zijn eigen afweging maken. Daarbij kunnen ook de ruimtelijke gevolgen van de ontwikkeling voor de natuurwaarden worden betrokken.’ Is het niet vreemd dat provincie en gemeente verschillende afwegingen maakten over de gevolgen van de zandwinning voor de natuur? Tolsma: ‘Dat lijkt zo, maar is vanuit juridisch perspectief wel uit te leggen. Het zandwinningsproject had voor verschillende activiteiten toestemming van de overheid nodig. De verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten is afgegeven in het kader van de procedure over de omgevingsvergunning. Die toets op grond van de Wet natuurbescherming is een andere toets dan die de gemeenteraad heeft gemaakt in het kader van het bestemmingsplan. Op lokaal niveau kan een gemeente via het ruimtelijk spoor ook waarden als natuur en landschap meenemen in de belangenafweging. Dan kan het dus voorkomen dat de Wet natuurbescherming niet in de weg staat, terwijl de vaststelling van een bestemmingsplan geweigerd wordt vanwege aantasting van natuurwaarden. Overigens blijf je ook onder de Omgevingswet gescheiden sectorale afwegingskaders voor activiteiten houden.’ lang, toch kunnen landschappelijke argumenten van een gemeente zwaarder wegen. ’Het Barro heeft ruimte gegeven voor die zandwinning, maar dat betekent voor een gemeente faciliteren, niet verplichten’, verklaart wethouder De Jong. Daarbij zal meespelen dat het bouwzand in 2008 bij de eerste eilandplannen nog een schaars goed was. Inmiddels is het royaler voorhanden en voor de komende jaren zijn bouwers voorzien. De Jong: ‘De rijksoverheid heeft op geen enkele manier druk op ons gezet. En de provincie ook niet.’ OP SLOT Wat zijn de lessen uit deze casus zandwinning? Hoe reëel is de vrees van Kistenkas dat nationale NOVI-belangen door onwillige gemeenten worden tegengewerkt? In de veertien jaar dat hij nu voor gemeenten in de Friese zuidwesthoek werkt, merkt gemeentevoorlichter Van der Veen dat het publieke debat over een zaak als natuur feller wordt. ‘Was dit project twee jaar geleden begonnen in plaats van twaalf, dan was het meteen heel anders gelopen. Dat komt ook door dossiers die hier spelen rond bijvoorbeeld de gaswinning. Ook daar speelt de tegenstelling tussen landelijke behoefte en lokale overlast. Burgers worden kritischer. En hun stem dringt door in de lokale politiek. Een besluit kan voldoen aan alle wetgeving, maar als de beleving onder de plaatselijke bevolking anders is, dan red je het niet meer.’ Hij ziet het niet als nadeel. ‘Het is mooi dat de gemeenteraad de ruimte heeft om die emotie mee te nemen.’ Maar hoe krijgen we de bouwopgave en de energietransitie dan nog van de grond? Wethouder De Jong: ‘Als het rijk straks onder de Omgevingswet op grond van nationale belangen een projectbesluit neemt, dan heb je je daar als gemeente nog steeds naar te schikken. Dat is niet anders dan bij een rijksinpassingsplan, zo heeft minister Ollongren in Kamervragen over de kwestie De Fryske Marren aangegeven. Ik weet niet of een project als dit zandeiland onder de Omgevingswet heel anders zou zijn verlopen. Hooguit aan de voorkant van de besluitvorming. Aan de omgevingstafels die je dan met alle betrokken partijen organiseert, komt de reikwijdte van zo’n plan beter in beeld. Dan zal ook het burgerbewustzijn in de gemeente vroeger op gang komen.’ Dat ziet De Jong als belangrijke winst. Hoopvol: ‘Het kan voorkómen dat je na tien jaar samenwerking moet besluiten een project als dit alsnog te beëindigen.’

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication