33

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 34 | 2020 ACHTERGROND 33 ‘ Het instrument is niet van ons. Het is van alle bevoegde gezagen’ Nooit eerder was het aantal adviezen dat de Commissie milieueffectrapportage (m.e.r.) uitbracht zo laag als vorig jaar, constateerde de Commissie in haar laatste jaarverslag. In 2009 bracht de Commissie nog 333 adviezen over milieueffectrapportages uit aan bevoegde gezagen, tien jaar later was dat gekrompen tot een schamele 130. Vorig jaar al kopte Platform voor onderzoeksjournalistiek Investico in een artikel over de m.e.r.: ‘Overheid draait verplichte milieustudie stilletjes de nek om.’ Begin dit jaar kraakt een Arcadis-rapport (‘Milieueffectrapporten in Nederland: kwaliteit en kwantiteit’) harde noten: van de in 2018 door de Commissie getoetste milieueffectrapporten is slechts 30 procent direct van voldoende kwaliteit. Na aanvulling is 61 procent voldoende, van de rest is de kwaliteit onbekend. Kan de milieueffectrapportage misschien maar beter bij het oud vuil? Het is geen vraag die men zich ten burele van de Commissie in Utrecht stelt. Dat hier niet iedereen koortsig aan de slag is om de m.e.r. uit het moeras te trekken waarin deze beland lijkt – de receptionist lijkt in het uitgestorven kantoor speciaal aanwezig om de deur te openen voor Binnenlands Bestuur – komt niet alleen vanwege de vakantie- en coronatijd. De Commissie ziet gewoonweg geen moeras. Al staat op pagina 14 van het Arcadis-rapport de weinig verhullende tekst: ‘Overwegend zijn de geïnterviewden sceptisch: het MER schiet vaak tekort in een goede onderbouwing of alternatievenafweging. De mogelijkheden zijn onvoldoende in beeld gebracht en er is geen trigger te zoeken naar milieuvriendelijke alternatieven. Dit gaat ten koste van de kwaliteit van MER’en voor de besluitvorming.’ FEYENOORD CITY Zeldzaam goed voorbeeld van gebruik van m.e.r VAARWEL Toch ramt die conclusie de Commissie niet midscheeps, meent directeur Lourens Loeven: ‘Dat is niet een harde conclusie voor óns. Het is een harde conclusie voor degene die de m.e.r. maken of moeten gebruiken’, betoogt hij. ‘Het instrument is niet van ons. Het is van alle bevoegde gezagen. Gemeenten, provincies, waterschappen en rijk willen hun besluitvorming verbeteren en daar is dit een prachtig instrument voor.’ Prachtig instrument of niet, overheden zeggen er in toenemende mate vaarwel tegen. Het lijkt of ze hun best doen om m.e.r.’s buiten de deur te houden. Daarvoor eerst een korte uitleg. Voor een aantal plannen, besluiten of initiatieven met potentieel grote milieugevolgen is vastgelegd dat een m.e.r. verplicht is; ze staan in de zogenaamde C-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. Voor een aantal gevallen (de D-lijst) is een zogenaamde m.e.r.beoordeling vereist, een soort vooronderzoek om te kijken of een m.e.r. noodzakelijk is. Investico constateerde dat van zevenhonderd onderzochte vergunningaanvragen die in 2018 voor een m.e.r.-beoordeling in aanmerking kwamen, het bevoegd gezag slechts in vijf gevallen, minder dan 1 procent dus, concludeerde dat er een m.e.r. nodig was. ‘Dat kan niet waar zijn’, reageert voorzitter Eric van der Burg. ‘Ik kan niet beoordelen hoeveel het er wél moeten zijn, bijvoorbeeld 5 of 10 procent. Maar 1 procent is écht te laag. Dat betekent dat er tussen die 695 een aantal gevallen zit dat aan ons had moeten worden voorgelegd.’ Als op deze manier initiatieven met potentieel grote milieugevolgen er doorheen glippen, kan het zomaar zijn, aldus Loeven, dat het bevoegd gezag bij de uitgifte van een milieuvergunning onterecht bepaalde voorwaarden niet heeft toegevoegd. BETERE BESLUITVORMING Het Investico-artikel voert een ambtenaar op die meent dat zijn collegavergunningverleners doen aan ‘wegpoetsen’: ze fluisteren initiatiefnemers in hoe ze aanvragen zo kunnen inkleden dat ze aan zo min mogelijk verplichtingen, zoals het aanleveren van een m.e.r., hoeven te voldoen. ‘Ik geloof direct dat dat juist is’, zegt Van der Burg. ‘Het lastige is dat wij niet zien wat we niet zien. Ik heb geen idee om hoeveel casuïstieken het gaat.’ Bij twijfel over de noodzaak van een m.e.r. doe je er verstandig aan juist wél die m.e.r. te laten uitvoeren, meent hij. ‘Want daardoor krijg je betere besluitvorming.’ Loeven: ‘En het vermindert de risico’s.’ Kunnen jullie een voorbeeld geven van een geval waar geen m.e.r. is uitgevoerd en waar later allerlei problemen zijn ontstaan? Loeven: ‘Ik weet niet of we nu aan naming and shaming moeten doen ...’ Van der Burg: ‘Ik vind niet dat we moeten zeggen dat het om project Y in de gemeente X gaat.’ Loeven vervolgt: ‘Het gaat om een groot

34 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication