BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 35 | 2021 56 SPECIAL OMGEVINGSWET BEELD: SHUTTERSTOCK ESSAY RAAD MOET AAN DE BAK De raadspolitiek faalde bij de decentralisaties van het sociaal domein. Aldus Douwe Jan Elzinga en Geerten Boogaard afgelopen voorjaar in een geruchtmakend essay in Binnenlands Bestuur. Zijn de raadsleden beter voorbereid op de volgende decentralisatie, die van de Omgevingswet? Trees van der Schoot doet een aantal aanbevelingen om een nieuw debacle te voorkomen. – staan de omgevingsvisie, omgevingswaarden en de instructieregels van rijk en provincie. Het tweede kwadrant – beleidsdoorwerking – bevat de programma’s. Het derde gaat over uitvoering: algemene regels (omgevingsplan en rijksregels) of concrete besluiten (omgevingsvergunningen en projectbesluiten). Het laatste kwadrant gaat over terugkoppeling: toezicht/handhaving, monitoring en evaluatie. En daarna begint de hele cyclus opnieuw. Aan de nieuwe opzet hangen specifieke bevoegdheden voor de raad. De raad stelt de omgevingsvisie en het omgevingsplan vast; het college de programma’s. Op omgevingsvergunningen kan de gemeenteraad sturen door ze in het omgevingsplan voor te schrijven. Als activiteiten in strijd zijn met het omgevingsplan moeten B&W altijd onderzoeken of er redenen zijn om ze toch toe te staan met een zogenaamde omgevingsvergunning voor ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteiten’. Daarbij kan de gemeenteraad advies uitbrengen dat bindend is, mits hij vooraf de gevallen daarvoor heeft aangewezen. Achteraf moet de gemeenteraad de activiteit regelen door het omgevingsplan te wijzigen. Het wordt wennen voor raadsleden, als de Omgevingswet volgens de laatste planning per 1 juli 2022 wordt ingevoerd. Veel van de vertrouwde aanpak in het ruimtelijk domein gaat op de schop. Niet langer zijn er straks voor tien jaar vastliggende bestemmingsplannen van kracht, waaraan een sterke sturing ten grondslag ligt door de raad. De Omgevingswet werkt met kerninstrumenten in een beleidscyclus. De wet is daarmee een continu proces. Binnen dat proces is sprake van vier kwadranten. In het eerste – beleidsontwikkeling BREDER De term ‘inpassingsvergunning’ voor dit type omgevingsvergunning (die ik van de gemeente Barneveld heb overgenomen) maakt dat goed duidelijk. De inpassings‘ Zijn er wel voldoende generalisten?’ vergunning kan alleen worden ingezet voor ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’: het vastleggen welke activiteiten op een bepaalde locatie zijn toegestaan. Dat lijkt op het huidige bestemmen, maar is breder omdat een omgevingsplan bijvoorbeeld ook natuurgebieden, monumenten en te handhaven bomen kan aanwijzen. De gemeenteraad kan het omgevingsplan ook meteen wijzigen om de strijdige activiteit toe te staan.Ook voor andere doelen, zoals het regelen van de energietransitie, natuurinclusief bouwen of het opvangen van hemelwater, kan de raad het omgevingsplan wijzigen. Verder moet de gemeenteraad ervoor zorgen dat inwoners bij elk kerninstrument vroeg betrokken kunnen zijn. ‘Vroeg’ is in de ideeënfase, dus als er nog geen aanvraag, concreet plan of ontwerp-besluit ligt. Participatie en draagvlak zijn daarbij te onderscheiden. Participatie moet alle informatie boven tafel halen die nodig is om een zorgvuldig besluit te nemen. De intentie en hoop is dat het draagvlak oplevert. Zo niet, dan weegt dat mee bij het besluit. De gemeenteraad kan in principe dus veel en met name zijn eigen rol bepalen. Maar de analyse van Boogaard en Elzinga, dit voorjaar in Binnenlands Bestuur, is dan wel griezelig. Bij het sociaal domein lukte dat namelijk niet. HOOFDZAKEN De minister benadrukt steeds dat de raad er is voor ‘de hoofdzaken’ en op de rest kan bijsturen via de politieke verantwoordelijkheid. Kennelijk zijn programma’s geen hoofdzaken. Ik kan me voorstellen dat een raadslid dat anders ziet. Een programma kan bijvoorbeeld worden ingezet voor energiebeleid, verduurzaming van wonen, horecabeleid, woon beleid, verkeersbeleid, steden
57 Online Touch Home