36

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 47 | 2020 FOTO BART MAAT / ANPHH 36 ACHTERGROND WATERSCHAPPEN ‘ Ik ben als econoom heel blij met deze uitkomst’ verenigd. Veel burgerpartijen willen dat hun achterban niet langer als grofmazige geldpomp dient en eisen een meer gedifferentieerde heffing per huishouden. Daarnaast lag er de belofte dat veranderingen in het belastingstelsel niet mochten leiden tot ingrijpende wijzigingen in de lastenverdeling voor individuele waterschappen. Zo kreeg de ambitieuze herziening van de waterheffingen, als extra motor voor ons waterbewustzijn, steeds meer het karakter van een gordiaanse knoop. STERKE FLUCTUATIES De makkelijkste oplossing zou zijn het onderwerp waterheffingen voorlopig te laten rusten. Maar dit is geen optie. Enkele knelpunten in het huidig stelsel van heffingen vragen om een snelle oplossing. Zo is de watersysteemheffing deels gebaseerd op de economische waarde en daarmee vatbaar gebleken voor sterke fluctuaties. Boeren vallen met hun landerijen in dezelfde categorie als wegen en spoorwegen: ongebouwd. Maar een spoorweg kent nu eenmaal een veel hogere economische waarde dan boerengrond. Dat kan het gemiddelde tarief per hectare in de categorie ongebouwd sterk opdrijven. Een feitelijk gevolg kan zijn dat de boer moet bloeden voor meer infrastructuur, terwijl het waterschap niets extra’s voor hem doet. Met correcties tot wel 400 procent kunnen enkele waterschappen het effect van de hogere waarde van infrastructuur bij de heffingen dempen, maar dat is geen structurele oplossing. ‘In het westen is momenteel sprake van veel stadsuitbreiding op voormalige landbouwgrond’, zegt heemraad Bert van Vreeswijk (SGP, Vallei en Veluwe). ‘Dan daalt het aantal hectares ongebouwd in dit gebied. Dit leidt na vaststelling van de kostentoedeling ongewild tot een tariefverhoging bij ongebouwd. Dat is onredelijk.’ Daarnaast heeft een aantal waterschappen de bovengrens bereikt van hun ingezetenenheffing. Daardoor dreigt de tariefontwikkeling voor verschillende groepen uit de pas te gaan lopen. Een sterk verstedelijkt waterschap als Amstel, Gooi en Vecht kampt er al jaren mee, maar ook de waterschappen Delfland en Schieland lopen tegen dit probleem aan. Ook hier is een snelle aanpak vereist. Een nieuw ingestelde stuurgroep onder leiding van de in december afgetreden staatssecretaris van Financiën Menno Snel kreeg begin dit jaar de opdracht om de ‘weeffout’ in de huidige heffingen te herstellen. Een Commissie-voorzitter Menno Snel fundamentele wijziging van de waterschapsbelastingen, conform de ideeën van de OESO, hielden de waterschappen bewust buiten de opdracht van de stuurgroep. OUD KLEDINGSTUK ‘Het was de enige klus in die eerste paar maanden waarvan ik dacht: die wil ik gaan doen’, zegt Snel, ouddirectievoorzitter van de Waterschapsbank. ‘Mijn voornaamste aandeelhouders waren toen de waterschappen. En die vormden ook mijn klanten. Bijna alle hoofdrolspelers in de huidige discussie waren mensen die ik eerder had ontmoet.’ Snel zag als duidelijk knelpunt dat de waterschappen met hun sterk uiteenlopende gebiedskarakter en verschillende taakuitvoering geen mogelijkheden hadden om die verschillen tot uitdrukking te brengen in de betaling. ‘Sterk verstedelijkte waterschappen en landelijke waterschappen met diepe polders of hoge zandgronden – zij moeten het allemaal doen met een stelsel dat nauwelijks ruimte voor maatwerk biedt. Dankzij extra marges kreeg je sommige waterschappen nog net binnen het systeem. Het stelsel was als een oud kledingstuk, het paste niet meer. We wilden een toekomstbestendig stelsel van heffingen, voor elk waterschap passend.’ Wel een model of tien passeerde het afgelopen half jaar de revue. ‘Intelligent trechteren’, noemt Snel het. ‘Om zo te komen tot een variant die we met z’n allen zouden kunnen onderschrijven. Die moest solidair zijn, maar ook elementen bevatten van flexibiliteit. In de stuurgroep zijn we zo goed als unaniem op één variant uitgekomen, die in december in de Ledenvergadering van de waterschappen voorligt: het verbeterd combimodel.’ In dit model geldt niet langer de economische waarde van het onroerend goed in een gebied als grondslag voor de heffing. Die kan immers door de aanleg van weg of spoorweg of door economische omstandigheden plotseling sterk veranderen. In het combimodel zijn daarom gebiedskenmerken bepalend. Snel: ‘Daardoor hebben de heffingen straks geen last meer van wiebelingen van waarde in de markt. Ik ben als econoom heel blij met deze uitkomst.’ Ook stuurgroeplid Van Vreeswijk ziet het combimodel wel zitten. ‘Het idee van de vorige heffingen was: bij een hoge taxatiewaarde krijg je van de waterschappen als wederdienst ook meer bescherming. Maar dat is bij ons in het oosten vaak helemaal niet het geval. Een groot deel van het grondgebied ligt ver boven NAP. Er hoeft vrijwel niks te worden beschermd, maar de mensen betalen wel. Bij het nieuwe stelsel kijken we naar de inrichting. Heb je veel hectares ongebouwd, dan betaalt die categorie meer. Bij meer natuur moet die daarvoor opdraaien. Dat systeem is goed te verdedigen.’ AFWEGINGSRUIMTE Om tegemoet te komen aan het eigen karakter van elk waterschap is er een afwegingsruimte van maximaal 30 procent naar boven en naar onder inge

37 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication