35

BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 47 | 2021 ACHTERGROND 35 ‘Minister De bewoners van een klein woonwagenkamp in het Zuid-Hollandse Waddinxveen steggelen al 25 jaar met de gemeente en de woningcorporatie. Volgens de familie die in de wagens woont, weigert de gemeente nieuwe plaatsen aan het kampje toe te voegen, om zo meer plek te bieden voor familieleden. En aan de woonwagens wordt door de corporatie, waarvan ze huren, geen onderhoud uitgevoerd. Wat de ergernis nog groter maakt: de gemeente heeft de vrije plekken op het kamp zelfs vol gelegd met betonnen rioolbuizen, om te voorkomen dat de plaatsen worden ingenomen door caravans. De bewoners zijn het zat. Ze hebben gemeente en corporatie inmiddels voor de rechter gedaagd. Niet alleen in Waddinxveen borrelt het. In Kampen, Eindhoven en Wijk bij Duurstede protesteerden woonwagenbewoners de afgelopen twee maanden ook tegen het gebrek aan nieuwe standplaatsen. Als gemeenten al een standplaatsenbeleid hebben, dan draaien de ambtelijke molens traag. Gemeenten zijn volgens het landelijk Beleidskader woonwagen- en standplaatsenbeleid uit 2018 verplicht om ruimte te bieden aan de cultuur van woonwagenbewoners. Ze moeten zorgen voor voldoende plaatsen om in de behoefte te voorzien. Dat betekent een draai van 180 graden ten opzichte van, pakweg, tien jaar geleden. Veel gemeenten voerden toen nog een uitsterfbeleid. Vaak werden plekken voor woonwagens juist verwijderd. Maar volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens was dat beleid in strijd met de rechten van woonwagenbewoners, Roma en Sinti, en het recht op een eigen cultuur. Die uitspraak leidde tot nieuw landelijk beleid: Om te beginnen moesten gemeenten gaan inventariseren hoeveel standplaatsen er nu eigenlijk zijn, en hoeveel er extra bij moeten komen. Onderzoeksbureau Companen inventariseerde de huidige standplaatsen van alle gemeenten: naar schatting tussen de 9.000 en 10.000. Om aan de vraag te voldoen, moeten er nog zeker 3.000 bij. In mei van dit jaar geeft minister Ollongren (Binnenlandse Zaken) toe dat het nog niet erg opschiet. In de eerste twee jaar na invoering van de nieuwe beleidslijn is er ondanks een Ollongren mag wat strenger zijn voor gemeenten’ beschikbare subsidiepot van 50 miljoen euro nog geen enkele plek bijgekomen. ALTIJD WAT ‘Er wordt altijd wel iets door gemeenten op gevonden’, zegt Piet van Assendorp, voorzitter van de Vereniging Behoud Woonwagencultuur in Nederland, en zelf woonwagenbewoner. ‘Criminaliteit, de buurt wil het niet, het is te duur. Dat zijn de excuses die we altijd horen. Voor veel bewoners is dit de zoveelste teleurstelling. Veel mensen hadden na de uitspraak van het Europese Hof goede hoop dat ze nu eindelijk serieus zouden worden genomen. Maar er gebeurt niets. Voor ons bevestigt dat alleen maar dat de gedachte: we horen er nog steeds niet bij.’ Het vroegere beleid heeft de argwaan van woonwagenbewoners tegen de plaatselijke overheden alleen maar groter gemaakt. ‘Maar laten we eerlijk zijn, de relatie tussen mensen in woonwagens en het lokale gezag was sinds het ontstaan van de eerste groepen reizigers aan het eind van de negentiende eeuw al niet goed. Wij hebben altijd het gevoel gehad dat we als woonwagenbewoners op elkaar zijn aangewezen. Daarom zijn de familiebanden in onze cultuur ook zo sterk. We willen bij elkaar op het kamp blijven wonen. Bij gebrek aan nieuwe plaatsen wonen jonge gezinnen soms dan maar in het schuurtje achter de woonwagen, waar de wasmachine staat.’ Tijdens het uitsterfbeleid van de afgelopen jaren zijn woonwagenbewoners verhuisd naar reguliere woningen. Maar volgens Van Assendorp wachten ook die mensen gewoon op een plek voor een woonwagen. ‘Ze willen allemaal terug naar het kamp, 100 procent. Sterker nog, ook al wonen ze inmiddels ergens anders, ze komen nog steeds iedere dag naar de plek waar de familie woont.’ Dat het onderwerp bij veel gemeenten niet hoog op de agenda staat, blijkt volgens Van Assendorp uit de respons van gemeenten op het onderzoek van Companen. ‘Veel gemeenten hadden nog niet eens geteld hoeveel plekken ze eigenlijk hebben, of hebben helemaal niet meegewerkt aan het onderzoek. Ik geloof best dat minister Ollongren ons wil helpen, maar ze mag wat strenger zijn voor die gemeenten. Het is duidelijk wat er nu moet gebeuren. Daarvoor moet alles uit de kast worden gehaald.’ NIET SERIEUS Volgens Van Assendorp kunnen gemeenten direct beginnen met het maken van plaatsen. ‘Er worden overal duizenden nieuwe woningen gebouwd, maar het maken van een paar nieuwe standplaatsen is te moeilijk? Haal om te beginnen eerst die betonblokken en rioolbuizen eens weg van plaatsen waar eerder woonwagens hebben gestaan. In tientallen gemeenten zijn die neergelegd tot grote ergernis van de bewoners. Met die betonblokken laat je als gemeente zien dat je woonwagenbewoners niet serieus neemt.’ Toch is er een aantal gemeenten waar het uitbreiden van standplaatsen wel hoog op de agenda staat. In Arnhem heeft het stadsbestuur het standplaatsenbeleid serieus aangepakt. Al voordat het rijk met het nieuwe beleidskader kwam, zegt wethouder Ronald Paping (wonen, GroenLinks). ‘We hebben een onderzoek gedaan waaruit bleek dat er zo’n honderd plekken in de gemeente nodig zijn. Daarna hebben we met de huurdersorganisatie van woonwagenbewoners een plan van aanpak gemaakt. Vorig jaar zijn we gaan onderzoeken op welke plekken mogelijkheden voor uitbreiding waren en waar nieuwe locaties konden komen. In Arnhem hebben we geen groot woonwagenkamp meer, maar zijn de woonwagens verdeeld over zo’n vijftien kleine kampen. Omdat we zagen dat het bouwen van nieuwe plaatsen niet in één keer ging lukken, hebben we een onderverdeling gemaakt in standplaatsen die we nu zo snel mogelijk willen realiseren, en plaatsen waarbij wat meer tijd nodig is. Op twee pilotlocaties willen we op korte termijn gaan beginnen met zo’n negen plekken. Op de middellange termijn moeten daar nog zo’n twaalf plekken bijkomen.’ Uitbreiding van het aantal woonwagens is geen makkelijke klus, weet Paping. ‘Je moet een plek vinden. Op sommige plaatsen is er ook weerstand van omwonenden. We

36 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication