55

SPECIAL 55 MONIQUE KREMER IS VOORZITTER VAN DE ADVIESRAAD MIGRATIE (ACVZ) EN HOOGLERAAR ACTIEF BURGERSCHAP, UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM. MET DANK AAN HUUB VERBATEN (ACVZ) pas een taaleis op zijn vroegst na 5 jaar, als voorwaarde voor een permanente verblijfsvergunning. Als een vluchteling een hoog taalniveau haalt (C1) wordt zij of hij beloond met een permanente vergunning na 3 in plaats van 5 jaar. De kosten zijn ook lager. Voor een gezinsmigrant zou 700 uur les uitkomen op 1.540 euro en een gratis examen. In Duitsland behaalde in 2019 51 procent B1 niveau, in Nederland was dat 3 procent. Waarom staan vrijwilligheid en verleiden niet in het Nederlands inburgeringswoordenboek? onderwijzers en werkgevers die het verschil moeten maken. Het gevaar dreigt dat door de focus op inburgering van ‘de migrant’ het brede vraagstuk van verbindingen maken, ook via organisaties in het maatschappelijk middenveld, uit beeld raakt. HOE HAAL JE HET BESTE BOVEN? Halleh Ghorashi, ooit uit Iran gevlucht en nu hoogleraar aan de Vrije Universiteit, hekelt de veronderstelling dat vluchtelingen bij voorbaat niet actief of zelfredzaam zijn. ‘Mensen hebben in het land van herkomst van alles bereikt, een zware weg afgelegd naar Nederland. En dan aangekomen in ons land zien we alleen maar ‘achterstanden’. Waarom kunnen we ze niet zien als mensen met talenten?’ In de nieuwe inburgeringswet is er meer ruimte voor maatwerk, inmiddels een behoorlijk sleets sleutelwoord, dat pas waarde krijgt door de invulling ervan. Overheidsvoorzieningen hebben immers de neiging om zich te voegen naar de middelmaat. En dat terwijl de verscheidenheid in nieuwkomers groot is. Hebben kleinere gemeenten wel voldoende middelen en kennis in huis over arbeid, taal en gezondheid om echt te differentiëren? Een Afghaanse tolk wil meer bereiken dan B1-niveau, terwijl een ander dagelijks worstelt met psychische problematiek. Het maatwerk wordt bovendien ingesnoerd doordat de nieuwe inburgeringswet gebaseerd blijft op een verwrongen en eenzijdig beeld op wat mensen drijft, namelijk: boetes en sancties in plaats van positieve prikkels. Er zijn maar liefst negen sanctiemomenten, met disproportionele boetes die kunnen oplopen tot 2.400 euro. Anders dan een vluchteling die het inburgeringsaanbod vergoed krijgt, heeft een gezinsmigrant aanzienlijke kosten. Die betaalt makkelijk voor 700 lesuren 9.450 euro en voor iedere examenpoging 350 euro. Hoe anders is dat in Duitsland, waar verleiden en belonen kernwoorden zijn. Duitsland heeft VOOR WIE IS INBURGERING? Inburgering is verplicht voor een select gezelschap van nieuwkomers, namelijk asielmigranten en gezinsmigranten. Waarom is er alleen aandacht voor hen? De meeste migranten komen inmiddels uit Polen. Een deel van hen gaat terug als het werk ophoudt, maar een deel blijft. Een nieuwe generatie van kinderen die tolken voor hun ouders ziet het licht. Ook de hoger opgeleide arbeidsmigranten uit India of Zuid-Korea, die dan expats heten, hoeven evenmin Nederlands te leren. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid schrijft daarom dat er ontvangsten inburgeringsvoorzieningen moeten komen voor álle migranten. In Duitsland, zijn die inburgeringsvoorzieningen er voor iedereen. Naast gemeenten zouden werkgevers daaraan best een bijdrage kunnen leveren: zij halen deze mensen immers naar Nederland. Dat draagt niet alleen bij aan de loopbaanperspectieven van arbeidsmigranten maar ook aan de veiligheid en goede samenwerking op de werkvloer. Kortom, er is behoefte aan inburgering voor een bredere groep migranten, terwijl de aandacht op dit moment juist verengd tot de nieuwe asielmigranten. HOE BORG JE KWALITEIT? De inkoop en kwaliteit van het inburgeringstraject is bij gemeenten in betere handen dan het individu. Maar wie borgt dat gemeenten goede, op maat gemaakte, inburgeringstrajecten ontwikkelen? En hoe voorkomen we dat een nieuwkomer veel beter af is in gemeente X dan in Y? Grote gemeenten kunnen leunen op hun ervaring met grotere groepen nieuwkomers. Maar bij ons gaat het om kleine en ook nog eens onvoorspelbare aantallen, zeggen ze bijvoorbeeld in Venlo en Helmond. De medewerkers die nu druk bezig zijn met ‘het inregelen’ weten vaak veel van de Participatiewet maar wat weten ze over sociaal domein, gezondheidszorg of, niet onbelangrijk: het onderwijs? De kennis over en ervaring met inburgering van nieuwkomers, schrijft het SCP, moet bij gemeenten grotendeels opnieuw worden opgebouwd. Er is niet alleen inzet nodig van alle betrokkenen, ook van de nieuwkomers, om kennisontwikkeling goed te organiseren, maar ook om (lerend) toezicht te garanderen. Rotterdam ontwikkelde zelf een systeem voor kwaliteitsborging, waar veel buurgemeenten aan meedoen. Het private keurmerk Blik op werk, doet al geruime tijd dienst om het kaf van het koren te scheiden. Maar waarom is er – net als in het onderwijs aan onze kinderen of de gezondheidszorg – geen landelijke lerende inspectie op het terrein van inburgering? Er is immers wel sprake van een nationaal boetebeleid en nationale inburgeringsexamens, en die moeten worden gehaald om Nederlander te worden. Het verkrijgen van het staatsburgerschap mag toch niet afhankelijk zijn van de professionaliteit van de inkopers in jouw gemeente? De nieuwe inburgeringswet heeft tijd nodig om vorm te krijgen in gemeenten. Maar voor goede uitvoering is het onverstandig alle fundamentele reflectie op te schorten: bezint terwijl ge begint. Deze vijf cruciale vragen moeten we gezamenlijk blijven stellen om tussentijds, indien nodig, nationale of lokale aanpassingen te durven maken. ‘ In Duitsland zijn verleiden en belonen kernwoorden’ BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 47 | 2021

56 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication