SPECIAL 41 ‘ Laat maar gaan, met klokkenluiders loopt het altijd verkeerd af’ wijken, daarvoor zijn belangen en grenzen van organisaties niet maatgevend. Alleen functionarissen die echt iets toevoegen, die een opgave als bijvoorbeeld energietransitie verder brengen, komen aan tafel. Voor de rest is geen plaats. BEETJE MOEDIG En daar zit je dan als ambtenaar in het post-toeslagenaffaire-tijdperk. Je leidinggevende organiseert een themadag. Onderwerp: nooit meer een toeslagenaffaire, wat betekent dat voor jou? In de ochtend passeren keurig alle juridische aspecten de revue. De hoofdstukken 13 en 14 van de CAO Rijk. Daarin staat wat je moet doen om een misstand te melden en op welke bescherming je mag rekenen. In de middag draaft een aantal hoogleraren op. Met prachtige beschouwingen over ambtelijk vakmanschap en opgavegericht werken. Ondertussen dwalen de gedachten van onze ambtenaar af. Hij is op de hoogte van een aantal misstanden in zijn maatschappelijk domein. Maar waar begin je aan als je deze meldt? Met een onbestemd gevoel in zijn onderbuik mijmert hij: laat maar gaan, met klokkenluiders loopt het altijd verkeerd af, ik heb genoeg andere dingen te doen. Het einde van de themadag krijgt hij al niet meer mee. En dan verschijnt Dick Schoof, secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid, ten tonele. ‘Je moet als ambtenaar wel een beetje moedig blijven’, liet hij onlangs in de Volkskrant optekenen. Zomaar een zinnetje in de zaterdagkrant. Een beetje moedig, op het oog een bijzaak. Dat is niet het geval, moed is hoofdzaak. Waarom? Ambtelijk vakmanschap en opgavegericht werken zijn cognitieve concepten, uitgevonden door en voor het hoofd. Terwijl onze ambtenaar in het post-toeslagenaffairetijdperk pijn in zijn buik voelt. Hij wil zijn baas of de minister misschien wel tegenspreken maar hij durft niet. Eenzelfde angst voelt hij bij het melden van missstanden. Het ontbreekt hem eenvoudigweg aan moed. Hoe erg is dat? Moet elke ambtenaar moedig zijn? Of is moed alleen iets voor helden? Als dat laatste zo is dan ziet het er niet goed uit voor de publieke dienst. Helden immers zijn dun gezaaid in dit leven. Gelukkig is moed iets wat je kunt trainen. Moed is een deugd. Meer dan tweeduizend jaar geleden leerde Aristoteles ons dit al. Volgens hem zijn er twee typen deugden: intellectuele en karakterdeugden. Voor de goede orde: ambtelijk vakmanschap en opgavegericht werken vallen in de eerste categorie. Niks mis mee, hartstikke belangrijk, vooral mee doorgaan. Moed ofwel dapperheid is een karakterdeugd. Dat wil zeggen: een kwaliteit om goed met anderen te kunnen omgaan. Zoals alle deugden van Aristoteles bevindt moed zich in het midden van twee uitersten. Met lafheid aan de ene kant. Je kent de maatschappelijke misère van de gezinnen maar je kijkt weg. En roekeloosheid en vermetelheid aan de andere kant. Je hebt te veel lef, je informeert je baas op een net iets te dwingende toon over maatschappelijke misstanden.
42 Online Touch Home