BINNENLANDS BESTUUR - WEEK 16 | 2020 ACHTERGROND 29 lijk overeind in oorlogstijd, maar die omstandigheden zorgden niet voor een groeiende geestdrift voor het nationaal-socialisme. Het enthousiasme om in Duitsland te werken of toe te treden tot de Nederlandsche Arbeidsdienst kelderde in samenhang met het oorlogsverloop. Het dreef de bezetter tot dwangmaatregelen, zoals het invoeren van een arbeidsdienstplicht voor jongeren en het aansturen op een verplichte arbeidsinzet voor Nederlandse mannen. GRENS Er zat een grens aan de bereidheid van Nederlandse ambtenaren om binnen de bijzondere omstandigheden zonder meer door te werken. Het vooruitzicht van een verplichte Arbeidsinzet van Nederlanders in het Duitse rijk stuitte op weerstand, net als de benoeming van pro-Duitse leidinggevenden. Steeds vaker zocht het Nederlandse ambtelijke personeel naar mogelijkheden om het bezettingsbeleid te ondermijnen. Keuringsartsen en ambtenaren saboteerden de uitzending van Nederlandse arbeidskrachten door te frauderen met keuringsgegevens, passen en lijsten. Ze deden dat met het besef dat er inmiddels een clandestien sociaal vangnet was ontstaan in Nederland voor onderduikers. Hoewel onzeker en niet ongevaarlijk, gaf een toenemend aantal Nederlanders de voorkeur aan ondergrondse steun in oorlogstijd. Het herstel van de oorlogsschade had na de bevrijding de hoogste prioriteit – tezamen met het herstel van het koloniaal gezag in Nederlands-Indië. Van laissez-faire was voorlopig geen sprake meer. De wederopbouw werd, zeker in vergelijking met de crisis van de jaren dertig, planmatig voorbereid en uitgevoerd, waarbij ervaringen en beleidsmaatregelen uit bezettingstijd als referentiekader dienden. Het bestrijden van de woningnood loste de werkloosheid in veel opzichten af als maatschappelijk probleem, want de werkloosheidsdaling zette door, zeker nadat de Marshallhulp Nederland bereikte. De Nederlandse Arbeidsdienst ging met de bezetter ten onder, maar de gecentraliseerde arbeidsbemiddeling en werkverruiming bleven ook na 1945 in bedrijf, zij het gedeeltelijk onder een andere naam en organisaties. Zo werd de Rijksdienst voor de werkverruiming voortgezet als Rijksdienst Uitvoering Werken (D.U.W.). Tot in het midden van de jaren vijftig speelde de DUW een rol bij het verwezenlijken van de wederopbouw en het economisch herstel van Nederland. De aanhoudende behoefte aan een betere organisatie van het werkloosheidsbeleid en de steunverlening resulteerde in 1949 in een volwaardige werkloosheidswet die tot de dag van vandaag geldt als basis voor het werkloosheidsbeleid in Nederland. Achteraf gaat voor de werkloosheidsbestrijding in Nederland hetzelfde op als voor andere beleidsterreinen: de bezettingssituatie was van invloed op de centralisatie en planmatige aansturing binnen het Nederlandse openbaar bestuur. Hoe dit precies in alle nuances en details voltrok dient nog uitgebreider te worden onderzocht. Daarbij moet het perspectief van de ambtenaar als mens niet worden vergeten. Zelfs al lag hun werk in het directe verlengde van de vooroorlogse situatie en uitgangspunten, dan nog konden ambtenaren zich na mei 1940 niet onttrekken aan de gewijzigde omstandigheden waarin zij werkten en dat heeft onvermijdelijk zijn persoonlijke beslag gehad. Het merendeel van de ambtenaren in oorlogstijd was gevormd in de crisistijd en handelde met die ervaring in gedachten. Wie de Tweede Wereldoorlog wil begrijpen, moet dan ook eerst de crisis van de jaren dertig bestuderen. Lennert Savenije is verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Als postdoctoraal onderzoeker werkt hij aan een onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandsche Heidemaatschappij in de periode 1929-1954. MEER LEZEN Hein Klemann, Nederland 1938-1948. Economie en samenleving in jaren van oorlog en bezetting (Amsterdam, 2002) Piet de Rooy, Werklozenzorg en werkloosheidsbestrijding, 1917-1940. Landelijk en Amsterdams beleid (Amsterdam,1978) Benjamin Sijes, De Arbeidsinzet. De gedwongen arbeid van Nederlanders in Duitsland, 1940-1945 (Den Haag, 1966)
30 Online Touch Home