25 joêr e t brussels Volkste joê ter l l l Nen Druum in de Zoumernacht Claude lammens verbrusselt shakespeare H et Brussels volkstejoêter bestaat 25 jaar. en daar hoort uiteraard ook een jubileumstuk bij. ‘Nen Druum in de Zoumernacht’ loopt vanaf 7 december in Zinnema en trekt vanaf 12 februari 2026 rond in de Brusselse rand. William shakespeare schreef het. Claude lammens verbrusselde het. to be or not to be Brusseleir! Lammens is niet aan z’n proefstuk toe. Z’n ‘erelijst’ is lang: als acteur, schrijver en taalvirtuoos. En hij is meesterlijk in het Brussels dialect. Het is zelfs niet de eerste keer dat hij zich aan een toneelstuk van Shakespeare waagt. In 2012 vertaalde hij ‘De Getemde Feeks’ tot ‘n Kat es gin poos’. Van begin tot einde op rijm, in het Brussels. Maar nu gooide hij het over een andere boeg. Een sprookje begot! Claude Lammens (67) is één van de stichtende leden van het Brussels Volkstejoêter. Al begon hij z’n toneelcarrière op de planken van Het Meiklokje, het amateur-theatergezelschap uit Sint-Agatha-Berchem waar hij nog steeds voorzitter is. “Eigenlijk ben ik in Gent geboren, maar m’n pa werkte in Brussel en dus verhuisden we al snel naar hier. Ik groeide op in Jette en vanaf m’n 12de in St-AgathaBerchem. M’n pa was van Gent, m’n ma van het Meetjesland. Ze spraken elk hun eigen dialect. En op straat hoorde ik Brussels, Nederlands en Frans. Vanaf m’n prilste jeugd belandde ik dus in een bad van heel diverse klanken en geluiden. Het is niet toevallig dat ik later voor vertaler/tolk ging studeren.” “Ik ben altijd heel talig geweest. En ook 26 l l l BOp magazine NOvEmBEr - dEcEmBEr 2025 een spons wat dialecten betreft. Trek ik naar een chambre d’hôte in de Provence dan spreek ik met het accent van Fernandel. Zie ik m’n neven en nichten, dan spreek ik de taal van het Meetjesland. Vanzelf. ‘Hoe kan dat?’ verbazen zij zich erover. Niet moeilijk, het was de taal van m’n moeder. Ze is al 15 jaar dood, maar ik hoor haar nog elke dag bezig. Als ik aan het koken ben, bijvoorbeeld.” “Eigenlijk was ik al in m’n humanioratijd een geboren imitator. André Van Duin, Urbanus, Frank Spencer uit de TV-reeks Moeders mooiste, … Maar even goed een nieuwe leerkracht op school: ik speelde ze allemaal na.” “Op m’n 18de wilde ik naar het conservatorium om acteur te worden. Dat zag m’n vader niet zitten: “Acteur, dat is geen beroep”. Ik mocht op mijn kop staan, het was en bleef neen. En dus werd ik vertaler-tolk. In 1982 kreeg ik echter een zwaar verkeersongeval. De revalidatie duurde héél lang. Pas na een jaar kon ik voorzichtig stappen zonder krukken. De verveling knaagde en m’n moeder stopte mij een zoekertje van Het Meiklokje in de handen. ‘Uw roeping als acteur? Awel, hier zie. Hier is je kans.” “Voorzitter Charlie Haelterman hengelde me binnen. Regisseur Arthur Semay had geen rol meer over in het stuk, maar zocht een regieassistent… Nog geen half jaar later kwam mijn kans en mocht ik ineens een hoofdrol spelen: een blinde jongeman. Het was een schot in de roos en de zaal veerde recht. Mijn papa was de eerste die rechtstond. Ik was kwaad en ontroerd tegelijk. De microbe liet me nooit meer los.” “Bovendien had Roger Van De Voorde me opgemerkt. Hij was de directeur van het toenmalige CVA (nu Zinnema) en werkte voor de Molenbeekse kring De Noordstar aan ‘De Traafiest van Made
27 Online Touch Home