142

te zeggen valt dat vastlopers hun werk niet goed doen, is het op basis van de diverse wetenschappelijk inzichten (en die uit onze dagelijkse praktijk en ervaringen op de werkvloer) plausibel dat de ontevredenheid heel ongunstig is voor de inzet en prestatie van de werknemer. We kunnen daarom concluderen dat naarmate de groep vastlopers groter wordt, de kwaliteit van de organisatie verder onder druk komt te staan. En nu raken we in feite de kern van het probleem: de kwaliteit van de organisatie, of beter gezegd de kwaliteit van de dienstverlening van de overheidsorganisatie. We kunnen, zoals gezegd, op basis van diverse wetenschappelijke en praktische inzichten stellen dat ontevreden medewerkers een ongunstige uitwerking hebben op de productiviteit en kwaliteit van de dienstverlening van de organisatie. Om dit specifieker te maken zouden we dus moeten kijken hoe groot de groep vastlopers is per organisatie. In de volgende paragraaf geven we daar een antwoord op. 4. IS HET DE OMVANG, HET ORGANISATIETYPE OF TOCH DE REGIO? Binnen het openbaar bestuur als geheel is één op de tien werknemers een vastloper, maar dit is ‘slechts’ een gemiddelde. Op basis van medewerkersonderzoek hebben wij een analyse gemaakt waardoor we meer inzicht kregen in het aantal vastlopers op organisatieniveau en daarmee ook in de mogelijke aanpak en oplossingen.46 Wat blijkt? Tussen afzonderlijke organisaties onderling constateren we behoorlijke verschillen. Het aantal vastlopers varieert tussen de minder dan 2 en meer dan 20 procent per overheidsorganisatie. De onderstaande figuur schetst de spreiding van de (geanonimiseerde) organisaties uit het openbaar bestuur. Het eerste wat ons opviel na deze analyse is: vastlopers komen in meer of mindere mate binnen alle sectoren voor en bovendien blijken er grote verschillen te bestaan tussen de verschillende overheidswerkgevers binnen de desbetreffende sectoren. De variaties tussen inspecties of uitvoerende organisaties is groter dan de variatie tussen organisaties met een beleidstaak, een inspectie of een uitvoerende organisatie. Dit duidt erop dat het aantal vastlopers niet samenhangt met de sectorkenmerken of de hoofdtaak van de organisatie. Evenmin als de sectorkenmerken lijkt ook de omvang van de organisatie niet bepalend te zijn: vastlopers komen voor in zowel grote als kleine organisaties. De mogelijke assumptie dat er meer vastlopers binnen een kleine organisatie zullen zijn, klopt dus niet. Op basis van de cijfers zien we dat organisaties met meer dan vijfhonderd werknemers gemiddeld slechts 1 procent meer vastlopers tellen dan organisaties met minder dan vijfhonderd werknemers. 46. Het POMO bevat te weinig waarnemingen om op organisatieniveau in te zoomen, zodoende dat hier het medewerkersonderzoek voor is gebruikt. De vraagstelling en gebruikte variabelen zijn niet identiek aan POMO maar wel vergelijkbaar en bruikbaar ter indicatie en globale vergelijking. 140 MOBILITEIT IN TURBULENTIE

143 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication