van prestaties en om de doelmatige inzet van middelen. Maar het gaat vaak ook om samenwerking en responsiviteit richting maatschappelijk initiatief. Wel het netwerk benutten, maar ook de juridische basis op orde hebben. Maatschappelijke meerwaarde centraal stellen bij het omgaan met actieve burgers, maar ook zorgen voor deugdelijke verantwoording in het parlement. Ruimte maken voor verschil in institutionele kaders, maar wel uitlegbaar en geborgd op een manier die past. Maatschappelijke dynamiek ondersteunen, waar mogelijk en wenselijk. Het ambtelijk vakmanschap ‘van 2015 en verder’ is gelaagd. Gelaagdheid betekent niet ‘alles tegelijk’. Het gaat om verhouding, om het maken van een analyse van wat voor welk probleem de beste manier van werken is: op welk laagje komt de nadruk te liggen en hoe krijgen van daaruit de andere lagen goed invulling? Ambtenaren moeten verschil maken, maar dat begint bij het vermogen om verschil te zien: kunnen doorzien wat een situatie vraagt en wat de best passende aanpak is. In sommige wijken of dossiers is het netwerk krachtig en kan de samenleving het zelf wel. In andere wijken, misschien wel in dezelfde stad, of in dossiers binnen dezelfde directie, is het juist nodig of politiek wenselijk om de taak dichtbij te houden. Vakmanschap is dan het vermogen om het verschil te kunnen zien tussen wat op welk moment waar nodig is, en om dan het bijpassende repertoire in te zetten. Verantwoording afleggen over de rol van de overheid in wat burgers zelf aan initiatieven ondernemen, maar dan wel op een manier die ook in die praktijk van maatschappelijke zelforganisatie past. Of zelf het initiatief nemen en de lijnen uitzetten, maar dan wel op een manier die oog heeft op wat anderen willen en hoe de buitenwereld gaat reageren. Ambtelijk vakmanschap gaat dus om het kennen van de verschillen tussen de vier kwadranten, om het vermogen om te zien waar de nadruk in dossiers zou moeten liggen, én om het vermogen om van daaruit ook de andere perspectieven en onderliggende waarden goed in te vullen. 4 CONCLUSIE Een terugkerend punt in de discussie over ambtelijk vakmanschap is of ambtenaren álle kwadranten moeten ‘kunnen’ of dat het juist gaat om specialisatie en het vermogen om een van de kwadranten heel goed te beheersen. Het lijkt ons onwaarschijnlijk dat één ambtenaar al deze aspecten beheerst. Elke ambtenaar zal vanuit talent en achtergrond een voorkeur hebben voor een of enkele van de kwadranten. Misschien dat vakmanschap daarom vooral een teamcompetentie is: organisaties die werken met teams waarin de verschillende sturingsperspectieven en bijbehorende competenties goed vertegenwoordigd zijn. En waarin het vermogen bestaat om de verschillende perspectieven in te zetten waar ze nodig 272 STAAT VAN DE AMBTELIJKE DIENST 2015
275 Online Touch Home