31

ACHTER HET NIEUWS De marktontwikkelingen zijn op dit moment lastig te voorspellen. We zien dat statistische data uit het verleden een minder betrouwbare voorspelling genereren dan in voorgaande jaren. Een verstoring in de wereldwijde logistieke keten, bijvoorbeeld door de recente voorbeelden als gevolg van covid-19 of een blokkade op het Suezkanaal, politieke onenigheid tussen China en Amerika of Rusland en Europa hebben hun weerslag op het prijsniveau van materialen, vervoerskosten, brandstof en energiekosten. De stijgende inflatie en de krapte op de arbeidsmarkt zullen wellicht de prijzen van lonen ook verder doen stijgen. Ook het doorbelasten van milieukosten in materiaalprijzen zullen prijsstijgingen veroorzaken, al is de mate en snelheid waarop dit effect zal hebben nog onzeker. Gevolgen De bouwbedrijven en toeleveranciers kopen veel van hun materialen en middelen in. Wanneer de prijsstijgingen niet of slechts in beperkte mate te verrekenen zijn, heeft dit direct een materieel impact op het bedrijfsresultaat. Analisten wijzen op een toename van faillissementen bij toeleveranciers en aannemers wanneer de huidige prijsstijgingen niet doorbelast kunnen worden. Ondertussen worden opdrachtgevers en opdrachtnemers regel matig geconfronteerd met risicoregelingen in contracten die niet een op een aansluiten met de werkelijkheid, zowel wat betreft verdeling als in percentages. Er zijn daarbij drie majeure factoren die voor grote afwijkingen kunnen zorgen: 1. Het verschil in moment van inkoop en verrekening In de nu gebruikte risicoregelingen wordt het prijsverschil tussen contract inschrijfwaarde en werkelijke waarde verrekend op het moment van verwerken. De aannemers kopen soms maanden voordien in waardoor zij soms blootstaan aan aanzienlijk financieel risico. Een voorbeeld daarvan zijn damwandplanken. Om de planning te halen worden, noodgedwongen, de verplichtingen in een vroeg stadium aangegaan, soms een jaar of meer voordat dit materiaal wordt toegepast in het werk. De tussentijdse prijsschommelingen zijn voor risico van de aannemer. 2. De grotere infrastructurele opdrachten van dit moment zijn in veel gevallen integrale uitbestedingen waarbij ontwerp en uitvoering aan de uitvoerende partij worden overgelaten Daardoor is de scope of work en daarvan afgeleide hoeveelheid en type materialen tijdens de inschrijvingsfase en vaak ook een jaar of twee daarna nog niet definitief vastgesteld. Dit maakt het kwantificeren van de benodigde risico’s als gevolg van prijsverschillen voor alle partijen lastig. 3. Indexeringsmandjes bewegen met vertraging mee op de markt Met name in volatiele perioden loopt de markt voor op de daadwerkelijke indices waardoor er een verschil ontstaat tussen de daadwerkelijke kosten en de geïndexeerde kosten. Projecten van publieke opdrachtgevers worden veelal door het Rijk gefinancierd en met de IBOI geïndexeerd. Als de prijsstijgingen, los van de risicoregeling, worden doorbelast aan de opdrachtgevers zal dit betekenen dat er bij publieke opdrachtgevers een financieringstekort ontstaat. Dit heeft tot gevolg dat sommige werken worden uitgesteld (getemporiseerd) of gecanceld. Oplossingsrichting Bovenstaande problematiek vraagt om een aanpassing van de wijze waarop wijzigingen in prijzen met elkaar verrekend worden voor sommige werken. We zouden met elkaar moeten willen dat de risico’s voor zowel opdrachtnemers (en toeleveranciers) als opdrachtgevers geminimaliseerd worden, rekening houdend met de maatschappelijke rol van de partijen en de economische positie. Dit vraagt voor sommige werken dat er afgeweken zou moeten kunnen worden van de nu gehanteerde prijsrisicoregelingen om zo meer maatwerk te kunnen bieden zonder de concurrentiepositie te verstoren, onevenredig grote prijsrisico’s te creëren of er weer een bureaucratisch monster bij te verzinnen... Gelijke verrekening voor de hele keten Wij zien de oplossing toch in procesafspraken waarbij de momenten van verrekening die voor de hele keten (opdrachtgever – hoofdaannemer – onderaannemer – handel – leverancier) en, in geval van de grote werken, de aanbiedende consortia, gelijk zou moeten zijn. Dus op welk moment zetten we welke index vast? Hoe ziet het werk er op dat moment uit? En welke wijze van verrekenen gaan we daarbij inzetten? Zijn er specifieke handelsindices die daarbij een oplossing kunnen bieden ter aanvulling op de bestaande indices en regelingen? (Zoals bijvoorbeeld de ‘Indices de référence Acier pour Beton armé’ van www.belmetal.be in aanvulling op de CROW-risicoregeling. Voordeel: veel actueler en frequenter bijgehouden). Hoe zien de samengestelde indices er vervolgens uit? Je zou daarbij kunnen denken aan een gefaseerde regeling, waarbij voor inschrijving slechts principes contractueel worden vastgelegd en na definitief maken van het ontwerp een passende concrete regeling wordt vastgesteld. Ook kan je dan de momenten van verrekeningen in balans brengen met de werkelijkheid. Bijvoorbeeld het inkoopmoment in plaats van het uitvoeringsmoment. We beseffen dat daarbij dan best nog wel wat ‘bewijsstukken’ nodig zullen zijn die expliciet moeten worden gemaakt in de hier bedoelde procesafspraken. Uitgangspunt van iedere regeling, welke methode dan ook wordt gekozen, zou moeten zijn dat risico’s eerlijk verdeeld worden en door die partij die de specifieke risico’s het beste kan beheersen, deze ook voor zijn rekening neemt en dat de administratielast niet onevenredig groot wordt in verhouding tot het risico. 00: 31

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication