2

Basisprincipes Jenaplan 1. 2. Elk mens is uniek; met eigen waarde en waardigheid die onvervangbaar zijn. Elk mens heeft, ongeacht zijn ras, nationaliteit, geslacht, seksuele geaardheid, sociaal milieu, religie of levensbeschouwing het recht een eigen identiteit te ontwikkelen, die in ieder geval wordt gekenmerkt door zelfstandigheid, kritisch bewustzijn, creativiteit en gerichtheid op sociale rechtvaardigheid. 3. 4. 5. Elk mens heeft voor het ontwikkelen van een eigen identiteit persoonlijke relaties nodig met andere mensen, met de zintuiglijke waarneembare en de niet zintuiglijk waarneembare werkelijkheid. Elk mens wordt steeds als totale persoonlijkheid erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken. Elk mens wordt als een cultuurvernieuwer erkend en waar mogelijk ook zo benaderd en aangesproken. 6. Mensen moeten werken aan een samenleving, die ieders onvervangbare waarde en waardigheid respecteert. 7. Mensen moeten werken aan een samenleving, die ruimte en stimulansen biedt voor ieders identiteitsontwikkeling. 8. Mensen moeten werken aan een samenleving, waarin rechtvaardig, vreedzaam en constructief met verschillen en veranderingen wordt omgegaan. 9. Mensen moeten werken aan een samenleving, die respectvol en zorgvuldig de aarde en wereldruimte beheert. 10. Mensen moeten werken aan een samenleving, die de natuurlijke en culturele hulpbronnen in verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties gebruikt. 11. De school is een relatief autonome coöperatieve organisatie van betrokkenen. Ze wordt door de maatschappij beïnvloed en heeft er zelf ook invloed op. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. In de school hebben de volwassenen de taak de voorgaande uitspraken over mens en samenleving tot (ped)agogische uitgangspunt voor hun handelen te maken. In de school wordt de leerstof zowel ontleend aan de leef- en belevingswereld van de kinderen als aan de cultuurgoederen die in de maatschappij als belangrijke middelen worden beschouwd voor de hier geschetste ontwikkeling van personen en samenleving. In de school wordt het onderwijs uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen. In de school wordt het onderwijs vorm gegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten: gesprek, spel, werk en viering. In de school vindt overwegend heterogene groepering van kinderen plaats. In de school worden zelfstandig spelen en leren afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Dit laatste is expliciet gericht op niveauverhoging. In dit alles speelt het initiatief van de kinderen zelf een belangrijke rol. In de school neemt wereldoriëntatie een belangrijke plaats in, met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken, alleen en in groepen. In de groep vinden gedrags- en prestatiebeoordelingen van een kind zoveel waar mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van dat kind en in overleg met hem/haar. In de school worden veranderingen en verbeteringen gezien als een nooit eindigend proces. Dit proces wordt gestuurd door een consequente wisselwerking tussen doen en denken. Kindcentrum De Hoeve 2

3 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication