45

De grote vriendelijke reus ‘Els, hoi! Hoe gaat het met je?’ Anita duwt haar winkelwagentje mijn kant uit en tovert een grote glimlach op haar gezicht. Haar haren zijn grijs geworden, haar rug wat krom, maar haar ogen zijn nog even lief als ik ze me herinner. Met een pak spaghetti in mijn hand blijf ik in het gangpad staan en vertel ik dat ik binnenkort met pensioen ga. Ja, de tijd vliegt. Wat hebben we een hoop meegemaakt. Vanmiddag nog heb ik oude foto’s opgezocht. Vreemd toch, hoe onze herinneringen zelden kloppen bij het werkelijke verleden. In mijn beleving had ik in de tijd waarin Anita’s zoon bij ons in de groep kwam, heel wat gekleurde kindjes bij me, allochtonen zeiden we. Nu zie ik op de groepsfoto’s slechts een of twee exotische snoetjes. ‘Hoe is het met Maikel?’ Ik herinner me Anita’s zoon nog goed. Een schat van een jongen, beresterk en onbehouwen. Een negertje – ja, dat zeiden we echt. Menig kind duwde hij van de glijbaan af, omdat hij er even bij moest, maar zich niet in het Nederlands uit kon drukken. Toen hij vier werd, wilde geen enkele basisschool hem hebben. Ik was destijds peuterleidster en bracht samen met Anita een bezoek aan De Bombardon, de lomschool, zoals dat toen heette. ‘Kijk.’ Anita haalt haar telefoon uit haar tas en laat me een grote, vriendelijke reus zien. ‘Na De Bombardon is Maikel naar het praktijkonderwijs doorgestroomd en nu werkt hij in de bouw. O, en dit is zijn vrouw, en dit zijn mijn kleinkinderen.’ Drie beeldschone meisjes kijken me aan. Tijden veranderen, termen veranderen, herinneringen veranderen. Wat blijft is de dankbaarheid wanneer blijkt dat je een gezin het juiste duwtje in de rug hebt kunnen geven. De liefde van een moeder voor haar kind. Maikels wil om mee te doen in de maatschappij. Sterk in kinderwerk | 43

46 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication