16

Toen ze aan het graf kwam, was de steen weggerold. Nog wat stof en linnen doeken, was het enige wat ze vond. Zo vlug ze kon, holde ze naar Petrus en Johannes. “Ze hebben de Heer uit het graf gehaald”: hijgde ze. “En we weten niet waar ze Hem hebben neergelegd.” Ze renden onmiddellijk naar het graf. Johannes liep vlugger dan Petrus en was er het eerst. Maar hij ging niet in het graf naar binnen. Petrus ging wel naar binnen. Hij zag de windsels en de doek waarmee Jezus’ hoofd bedekt was geweest. Die lag apart in een hoek. En door wat ze zagen geloofden ze dat Jezus weer levend geworden was, zoals Hij gezegd had. Ze gingen terug naar huis, maar Maria bleef bij het graf achter. Toen ze in het graf keek, lag het doodskleed opgerold. Snikkend boog ze zich voorover en keek angstig in het rond. En op de plaats waar Jezus had gelegen stonden twee engelen, in blinkende witte kleren.... Wie zoekt gij? Toch niet de Levende bij de doden? Waarom huilt gij? Omdat je Heer is weggenomen? Toon het aan mij! Waar legde u Hem neer? Zeg het tegen mij! Dan neem ik Hem weer mee. Maria keek achterom. Daar stond Jezus. Maar ze herkende hem niet. Ze dacht dat het de tuinman was. “Och, meneer, als u Hem ergens anders hebt neergelegd zeg het dan alstublieft.” Maar Jezus zei: Maria..... luister eens naar Mij. Meester..... was het enige wat ze nog zei. passieverhaal van Jezus Christus | pastorale vorming | 2020 16|17

17 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication