31

Wat in blier en hertlik minske treffe wy dêr oan op it strân. It is ien en al gastfrijheid. Hoewol’t ik besykje om har oan te sprekken mei ‘jo’, merk ik oan mysels dat it net slagget. Yn de koartste kearen sis ik al ‘tante Jet’ tsjin har. It is net te kearen en fielt as fanselssprekkend en tante Jet is skynber amper oars wend. Sy is tante Jet foar it heale strân. It begruttet har foar Hester en Else dat it hjoed min waar is en dat der dêrom net folle te dwaan is en sy fertelt dat sy sop foar ús makke hat en dat wy beslist ek bliuwe moatte foar de lunch. “Luister eens even. Ik heb een grote pan soep gemaakt, dus jullie komen hier echt niet weg voordat die pan leeg is”. Moet je horen… We jouwe ús del by de kachel en harkje nei tante Jet. Mei har typyske Amsterdamske tongfâl fertelt sy ús har ferhaal. “Moet je horen. In de oorlog woonden wij dus in Amsterdam. Op (Dolle) Dinsdag 5 september 1944 hadden mijn ouders het laatste beetje eten wat ze hadden opgemaakt en uitgedeeld. Iedereen dacht toen namelijk dat de oorlog heel snel voorbij zou zijn. Maar dat liep effentjes anders. Het werd winter en goed ook en er was bij ons thuis dus helemaal niets meer te eten. Voordat ik naar Friesland ging was ik daarom al 6 weken als evacuee naar Broek in Waterland geweest. Maar daar hadden de mensen niet heel veel meer te eten dan bij ons in de stad. Dus zodoende was ik niet veel opgeknapt. Terug in Amsterdam was er niet alleen geen eten meer, maar we hadden het ook nog eens stervens koud. Want er was ook helemaal niets meer om mee te stoken. Ik ben er vaak op uitgestuurd om iets te sprokkelen waarmee we de kachel konden laten branden. Mijn vader had uit wanhoop zelfs de houten vloer van de zolderverdieping al opgestookt. Moet je horen, ik had een vriendinnetje waar ik regelmatig naar toe ging om te spelen. Als ik dan terug naar huis ging kreeg ik altijd de schillen mee van die mensen voor ons konijn. Op een keer zei ik dat ik thuis al lang geen konijn meer had en dat wij hun schillen zelf opaten. Daar schrok die vrouw ontzettend van en daarna kon ik regelmatig bij hun eten. Kun je nagaan hoe erg het was. Ik was vel over been geworden en kan mij nog goed herinneren dat ik soms op de grond lag te rollen van de buikpijn. Zo’n honger had ik. 31

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication