25

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.11. VERLICHTING VOOR Positielichten / dagrijverlichting Dimlicht / grootlicht Knipperlicht ACHTER Remlichten, positielichten Achteruitrijlichten Mistlichten Kentekenplaatverlichting OPGELET Bij voertuigen die daarmee zijn uitgerust, zijn de achterlichten niet meer zichtbaar als de achterklep omlaag is. Gebruikers moeten daarom andere bestuurders waarschuwen voor hun aanwezigheid door middel van geschikte signalering (bijvoorbeeld een waarschuwingsdriehoek). III.12. PLAFOND VERLICHTING In de middelste stand gaat het plafondlicht na een korte vertraging uit wanneer de cabinedeuren goed gesloten zijn. OPMERKING: Het bovenlicht maakt gebruik van een W5W-lamp LED LED LED W5W LED LED LED Continu Verlichting Verlichting gecntroleerd bij het openen van een van de deuren III.13. 12 V ACCESSOIRE STOPCONTACT Werkt wanneer de motor wordt gestart. Alleen gebruiken voor apparaten onder 100 W. OPMERKING: Beschadig het stopcontact niet door ongeschikte stekkers te gebruiken. Steek een stekker op de juiste manier in het stopcontact om oververhitting en het doorslaan van een zekering te voorkomen. Houd het deksel gesloten wanneer u deze niet gebruikt. Sluit geen accessoires voor stroomopwekking aan. 25 | G6 Gebruikershandleiding Verlichting gaat onmiddellijk uit

26 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication