GEBRUIKERSHANDLEIDING
Vertaling van originele gebruikershandleiding OKT 2020
VOORWOORD GOUPIL verwelkomt u graag als klant. Deze handleiding is geschreven om u te helpen uw Goupil elektrisch voertuig te bedienen en te onderhouden. Het bevat uitgebreide informatie over de werking van Goupil G6 modellen. Voordat u uw voertuig voor het eerst in gebruik neemt raden wij u aan de tijd te nemen om de inhoud van deze handleiding zorgvuldig te lezen. Als u alle onderdelen van de handleiding heeft gelezen, gelieve deze bij het voertuig te bewaren voor toekomstige raadpleging van deze handleiding Dit voertuig is ontworpen voor maximale prestaties en minimaal onderhoud. Naleving van aanbevolen onderhoudsprocedures zal de levensduur verlengen. Als onderdeel van ons beleid om onze producten continu te verbeteren, behouden wij het recht om zonder voorafgaande kennisgeving wijzigingen aan te brengen in specificaties en apparatuur. Onderhoudsprocedures zijn in deze handleiding opgenomen en moeten worden gelezen voordat u uw voertuig in gebruik neemt. De informatie in deze handleiding is geen vervanging voor interne veiligheidsvoorschriften, verzekeringsclausules en landelijke voorschriften. GARANTIEVOORWAARDEN De garantie die geldt voor een nieuw voertuig is de garantie van de verkoper die apparatuur of fabricagefouten omvat, in het volgende uiteenzet: NIEUWE UITRUSTINGSGARANTIE Elk nieuw product wordt geleverd met een garantie van de verkoper tegen uitrustingvoorschriften, of fabricagefouten die zich voordoen tijdens de in het verkoopcontract gespecificeerde periode. Onder deze garantie is de verplichting en aansprakelijkheid van de verkoper beperkt tot reparatie of vervanging van een onderdeel dat tijdens normaal gebruik en/of onderhoud beschouwd is als defect en de redelijk geprijsde reparatie en/ of vervanging van de betreffende onderdelen gedurende de garantieperiode, van de datum van levering, lease-aankoop of lease, onder voorbehoud dat de opstartdatum van het voertuig door de koper bij de verkoper is geregistreerd. Indien de opstartdatum niet bij de verkoper is geregistreerd, is de datum die als eerste verkoopdatum, huurovereenkomst of huurovereenkomst is behouden, de datum waarop het voertuig is verzonden vanaf de fabrieksplaats. Deze garantie vervangt elke andere expliciete of impliciete garantie en verplichting en aansprakelijkheid van de verkoper voor deze garantie, exclusief transport en andere kosten of aansprakelijkheid voor directe, indirecte of opeenvolgende schade en vertraging door een fout. De garantie wordt ongeldig geacht indien het voertuig buiten zijn capaciteit of in omstandigheden die niet door de leverancier worden aanbevolen wordt gebruikt, of als onderdelen worden gebruikt of technisch gewijzigd zonder voorafgaande goedkeuring van de verkoper. 3 | G6 Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding G6 | 3
INHOUD I - VEILIGHEID ...................................................................7 I.1. VEILIGHEID staat bij ons voorop ..................................................7 I.2. HOOFDPUNTEN .............................................................................7 I.2.1. Informatie voor de chauffeur ........................................................7 I.2.2. Eisen voor de bestuurder ..............................................................7 I.2.3. Rijvaardigheidslessen ....................................................................7 I.3. VOOR ELK GEBRUIK ......................................................................8 I.4. BELANGRIJK .................................................................................8 II - ALGEMENE INFORMATIE ..............................................9 II.1. ALGEMENE KENMERKEN .............................................................9 II.1.1. Afmetingen buitenzijde (mm) ......................................................9 II.1.2. Technische kenmerken ................................................................9 II.1.3. Prestatie ..........................................................................................10 II.1.4. Maximale hellingen .......................................................................10 II.1.5. Voertuig identificatie .....................................................................10 II.2. INTERIEUR ....................................................................................11 II.3. EXTERIEUR ...................................................................................13 III - GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING ...............................14 III.1. VERLICHTING/REGENERATIEF REM SYSTEEM .........................14 III.2. RUITENWISSER/RUITENWASSER/RIJRICHTING ......................15 III.2.1. Rijrichting .......................................................................................15 III.3. HANDREM ...................................................................................16 III.4. CONTACTSLEUTEL .....................................................................17 III.5. MULTIFUNCTIONEEL STUUR .....................................................17 III.5.1. Stuur aanpassen...........................................................................18 III.6. VOORKAP ....................................................................................18 III.6.1. Voorkap openen ............................................................................19 III.6.2. Voorkap sluiten .............................................................................19 III.6.3. Veiligheid ........................................................................................19 III.7. CONTROLE PANEEL ....................................................................20 III.8. TECHNISCHE OMGEVING ...........................................................21 III.9. ZEKERINGHOUDER/RELAISHOUDER .........................................22 III.9.1. Zekeringhouder .............................................................................22 III.9.2. Relaishuder/Zekeringhouder......................................................23 III.9.3. Zekering ..........................................................................................24 III.10. HULPBATTERIJ .........................................................................24 III.11. VERLICHTING ............................................................................25 III.12. PLAFOND VERLICHTING ..........................................................25 III.13. 12 V ACCESSOIRE AANSLUITING ............................................25 III.14. STOELEN ...................................................................................26 III.14.1. Veilgheidsgordel .........................................................................27 III.15. DISPLAY ....................................................................................28 III.15.1. Waarschuwingslamp .................................................................29 III.15.2. Snelheidsmeter ...........................................................................29 III.15.3. Menu .............................................................................................30 III.15.4. Kilometerteller/Urenteller .........................................................31 III.15.5. Resetten kilometerteller ............................................................31 III.15.6. Zijspiegels afstellen ...................................................................32 III.15.7. Handmatig koplampen afstellen .............................................33 III.15.8. Dagelijkse informatie .................................................................34 III.15.9. Instellingen ..................................................................................34 4 | G6 Gebruikershandleiding
IV - VEILIGHEID REMINDER ...............................................38 IV.1. VOERTUIG CHECK VOOR GEBRUIK ............................................38 IV.2. INSTRUCTIE VOOR GEBRUIK ......................................................38 V - RIJDEN ........................................................................40 V.1. STARTEN ......................................................................................40 V.1.1. Rijden ...............................................................................................40 V.2. ACTIERADIUS ...............................................................................41 V.2.1. Einde van de actieradius ..............................................................42 V.3. STOPPEN ......................................................................................42 V.4. INVLOED VAN DE TEMPERATUUR ..............................................42 V.5. VEILIGHEID ...................................................................................43 VI - OPLADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S ................44 VI.1. OPLADEN VAN DE LITHIUM ACCU ............................................45 VI.2. ACCU OPLAAD STATUS ..............................................................45 VI.3. OPLADEN VOLTOOID ..................................................................45 VII - ONDERHOUD .............................................................48 VII.1. BANDEN .....................................................................................48 VII.1.1. Gebruik van de banden reparatie set ......................................48 VII.1.2. Voertuig opkrikken .....................................................................50 VII.2. SLEPEN ......................................................................................50 VII.2.1. Voertuig stallen ............................................................................51 VII.3. VOORRUITSPROEIER .................................................................51 VII.4. REMVLOEISTOF .........................................................................52 VII.4.1. Niveau ............................................................................................52 VII.4.2. Vullen .............................................................................................52 VII.4.3. Vervang frequentie ......................................................................52 VII.5. ONDERHUD SCHEMA ................................................................53 VII.6. ONDERHOUD BINNEN- EN BUITENKANT.................................54 VII.6.1. Onderhoud binnen- en buitenkant ...........................................54 VII.6.2. Anti-roest bescherming .............................................................54 VII.7. RECYCLING ................................................................................54 VIII - OPTIES .....................................................................55 VIII.1. EEN AANHANGER SLEPEN .......................................................55 VIII.2. ELECTRISCHE VERWARMING ..................................................55 VIII.3. AIR CONDITIONING ..................................................................57 VIII.3.1. Gebruik .........................................................................................57 VIII.3.2. Onderhoud ...................................................................................57 VIII.3.3. Operationele storingen..............................................................57 VIII.4. BEDIENINGSPANEEL EXTERNE VOORZIENINGEN ..................58 VIII.4.1. Zwaailichten ................................................................................58 VIII.4.2. Gevarendriehoek ........................................................................58 VIII.4.3. Kipper ...........................................................................................59 VIII.5. AUTORADIO ..............................................................................60 VIII.6. VOOR EN/OF ACHTER SENOREN .............................................61 VIII.6.1. Werking ........................................................................................61 VIII.7. ACHTERUITKIJK CAMERA........................................................61 VIII.7.1. Werking ........................................................................................62 IX - ONDERHOUD NOTITIES ...............................................64 5 | G6 Gebruikershandleiding
6 | G6 Gebruikershandleiding
I - VEILIGHEID I.1. VEILIGHEID STAAT BIJ ONS VOOROP We stellen uw veiligheid voorop. Dit gedeelte bevat belangrijke informatie, aanbevelingen, voorstellen en voorzorgsmaatregelen die u moet lezen en opvolgen voor uw veiligheid en de veiligheid van de passagiers. Deze handleiding bevat de minimale informatie die nodig is om het voertuig te kunnen bedienen. Onderhoudswerkzaamheden dienen door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd.. I.2. HOOFDPUNTEN I.2.1. Informatie voor de chauffeur U moet deze gebruikershandleiding lezen en begrijpen voor u het voertuig voor de eerste keer gebruikt. U moet bekend zijn met de regels en normen die deze voertuigen en het gebruik ervan regelen. I.2.2. Eisen voor de bestuurder Alleen bestuurders die in het gebruik van dit voertuig zijn getraind, mogen het gebruiken. Deze training omvat de kennis van de regels van uw werkgever, de verkeersregels, de instructies in deze handleidingen en alle geldende voorschriften voor dit type voertuig. LET OP : Chauffeurs moeten wettelijk oud genoeg zijn om te rijden I.2.3. Rijvaardigheidslessen De rijvergunning wordt aan de bestuurder afgegeven na dat deze door het hoofd van de vestiging is beoordeeld op geschiktheid voor het besturen van het voertuig De beoordeling bevat: - Een geschiktheidstest uitgevoerd door een beroepsarts. - Een test op kennis en vaardigheden die nodig zijn om veilig te rijden. - Een test op de kennis van instructies die op de plaats van het gebruik moeten worden nageleefd. Kijk op de openbare weg naar de geldende wetgeving volgens het gekozen type goedkeuring LET OP : Voor meer informatie over de training van chauffeurs, neem contact op met een erkende organisatie. WAARSCHUWING Dit voertuig mag niet op de openbare weg rijden zonder registratie of verzekering 7 | G6 Gebruikershandleiding
VEILIGHEID I.3. VOOR ELKE GEBRUIK Om uw veiligheid en veiligheid van passagiers te waarborgen, moet u de volgende punten nakomen voordat u uw Goupil bestuurt: - Controleer of de lichten en de richtingaanwijzers correct werken. - Controleer de conditie en de druk van uw banden. - Controleer of de remmen goed werken. - Zorg ervoor dat uw ramen schoon zijn om een goed zicht te garanderen. - Zorg ervoor dat er geen objecten de pedalen kunnen belemmeren. - Pas uw spiegels aan. - Rijd niet als uw capaciteit verminderd is (medicatie, alcoholgebruik en/of drugs, vermoeidheid) - Volg de verkeersregels. - Blijf binnen de snelheidslimieten. - Wees bewust van de omstandigheden op het wegdek, de weersomstandigheden en pas uw rijgedrag aan aan de lading die u vervoert. OPGELET De bestuurder is ten alle tijde verantwoordelijk voor zijn/haar passagiers en de veiligheid van het voertuig. Zorg ervoor dat de passagier op de juiste plaats zit en een veiligheidsgordel draagt, en houdt alle delen van uw lichaam binnen het voertuig wanneer het in beweging is. OPGELET: Verleng accuduur/ Zet stroomverbruikende elementen zoveel mogelijk uit. I.4. BELANGRIJK De G6 is een elektrische auto. Zoals bij alle elektrische voertuigen, moet de bestuurder de batterij opladen wanneer deze onder de 50% daalt. Gebruik de overwinteringsfunctie wanneer u het voertuig voor langere tijd stalt (zie VI.3.1). Het voertuig is niet geschikt voor gebruik op wegen met slecht wegdek of die overstroomd zijn of ruw terrein. Bij het niet naleven van deze aanbevelingen zal de garantie komen vervallen 8 | G6 Gebruikershandleiding
II - GENERAL PRESENTATION II.1. ALGEMENE EIGENSCHAPPEN II.1.1. Afmetingen buitenzijde II.1.2. Technische kenmerken BESCHRIJVING Homologatie op de weg Electromagnetische compatibiliteit Electrische beveiliging Aantal personen Draaicirkel Transmissie Voor Remmen Achter Voor Ophanging Banden Uitlijning (ongeladen) Electrisch systeem Motor Vermogen regelaar Accu gewichtt Oplaadtijd bij gebruik van een electrisch oplaadstation Oplader Snelheid Temperatuur in bedrijf Achteruit Rijdend In opslag -10°C -10°C TCKH-1367A Voltage (AC) Vermogen (S2 30 minuten) Piekvermogen Achter Afmeting Druk KENMERKEN N1 UN/ECE R10-06 UN/ECE R100-02 3 (inclusief chauffeur) 7 m Versnellingsbak + differentieel Hydraulische remmen Ø280 mm Hydraulische remmen Ø290 mm Pseudo Mac Pherson type Onafhankelijke draagarm type 195/65R16C 104 R Voor 2.7 bar/Achter 4.0 bar Voor: Min.: -0°30’/Max.: -0°10’ 96 V (hulpcircuit 12v) 67 V 24.5 kW 62 kW 100.8 V 650 A Lithium 28.8 kWh 256 kg 5 uur Stroomvoorziening: type 2 plug 230 V~, 32 A Output: 96 V DC, 58 A, 6.6 kW Vooruit 80 km/h 25 km/h 43°C 35°C 9 | G6 Gebruikershandleiding
ALGEMENE INFORMATIE II.1.3. Prestaties Lithium Capaciteit accupakket Bereik volgens de WLTP-rijcyclus (kan variëren afhankelijk van voertuigconfiguratie) 28.8 kWh Tot 153 km II.1.4. Maximale hellingen Toegestane helling zonder belasting (%) Toegestane helling bij GVW (%) 30 20 II.1.5. Voertuig identificatie VRWG6MZZZK0K00001 GOUPIL INDUSTRIE e8*KS07/46* ???? 1 2 4300 2600 1300 1600 Tel : +33 5 53 79 39 39; Fax : +33 5 53 79 30 40; www.goupil-ev.fr Route de Villeneuve - 47320 BOURRAN - FRANCE Fabricage plaatje in cabine onder bestuurdersstoel 10 | G6 Gebruikershandleiding
ALGEMENE INFORMATIE II.2. INTERIEUR (1). Ventilatieroosters (2). Richtingaanwijzer (3). Verstelbaar stuur (4). Voorruit/achteruit hendel / Ruitenwisserbediening (5). Bedieningspaneel (6). LCD HD display (7). Multimedia systeem (radio, spiegel link)* (8). Contactslot met stuurslot 11 | G6 Gebruikershandleiding (9). Rempedaal (10). Gaspedaal (11). Handremhendel (12). A3 formaat document opberger (13). 12 V accessoire aansluiting (14). Afsluitbaar opbergvak (15). Externe functies bedieningspaneel* (16). Bovenlicht (17). Zonneklep * optionele uitrusting
ALGEMENE INFORMATIE (18). Regen/licht sensor (19). Centrale Achteruitkijkspiegel (20). Deur openen hendel (21). Speaker (22). Opbergvak/bekerhouder 12 | G6 Gebruikershandleiding
ALGEMENE INFORMATIE II.3. EXTERIEUR (23). P arkeerlichten Groot licht Dim licht Daglicht (24). Richtingaanwijzer (25). Zijspiegels/Zij richtingaanwijzers (26). Kentekenplaat (27). Mistlamp (28). Achteruitrijverlichting 13 | G6 Gebruikershandleiding
III - GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.1. VERLICHTING/REGENERATIVE REM SYSTEEM VOOR- EN ACHTERLICHTEN Draai naar gewenste positie VERLICHTING UIT DAGLICHT KNIPPERLICHTEN AUTOMATISCHE VERLICHTING (standaard positie) RICHTINGAANWIJZER Beweeg de hendel naar boven of beneden, al naar gelang de gewenste richting OPMERKING : De daglichtlampen gaan automatisch aan als de sleutel in het contact is geplaatst en gaan automatisch uit als de positielampen zijn ingeschakeld OPMERKING: Als de hendel in AUTO staat, kan het grootlicht niet worden ingeschakeld.Draai de ring eerst naar dimlicht. Het is echter altijd mogelijk om de koplampen te laten knipperen, ongeacht de positie van de ring. GROOT LICHT Trek aan de hendel om de koplampen te laten knipperen. Druk op de hendel om grootlicht aan te zetten. REGENERATIIEF DUIMWIEL VOOR REMMEN (zie V.1.1). 14 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.2. RUITENWISSER/RUITENSPROEIER/RICHTINGAANWIJZING Ruitenwisser uit Ruitensproeier: hendel naar je toe trekken Automatische ruitenwisser aanzetten III.2.1. Rijrichting Bij het starten moet het voertuig altijd in neutraal (N) staan. Breng de hendel omhoog om vooruit te gaan (D) en laat de hendel zakken om achteruit te gaan (R). Nadat de rijrichting is gekozen, keert de hendel automatisch terug naar de middelste stand. OPMERKING: U kunt alleen overschakelen van rijden naar achteruitrijden of omgekeerd als u stilstaat, met het gaspedaal in de stationaire stand en door eerst in neutraal te gaan. Draai naar gewenste positie. 1 streep: lage snelheid 2 strepen: hoge snelheid 15 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.3. HANDREM Om de handrem (11) in z’n vrij te zetten, tilt u de hendel iets omhoog en drukt u op de knop. Laat de hendel vervolgens helemaal zakken 1 0 Handrem aan Handrem uit OPGELET Zet de handrem altijd stevig vast bij het verlaten van de auto. Schakel de handrem volledig in op een heuvel of helling. De mechanische handremhendel stelt de achterremmen in OPGELET Zorg ervoor dat de handrem tijdens het rijden volledig is uitgeschakeld (lampje uit) om oververhitting en slijtage te voorkomen. 16 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.4. CONTACTSLEUTEL (S) ANTI-DIEFSTAL SYSTEEM • Om te ontgrendelen: draai de sleutel lichtjes, terwijl u aan het stuur draait. • Vergrendelen: verwijder de sleutelen draai het stuur totdat deze in de antidiefstalvergrendelingsstand vastklikt (M) MOTOR STARTEN • De motor is aan en het voertuig is klaar voor gebruik. • De controlelampjes gaan branden. • Dagrijverlichting gaat aan. OPGELET Zet de motor nooit af terwijl het voertuig in beweging is of voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen. Wanneer u de motor uitschakelt, wordt ook de stuur- en rembekrachtiging uitgeschakeld. III.5. MULTIFUNCTIONEEL STUUR Het stuur heeft drie commandomodules. Module (A) is een toetsenbord om door de displaymenu’s te bladeren (zie III.12). Module (C) stuurt het multimediasysteem* aan (zie VIII.4.4). Druk op het midden van het stuur (B) voor de claxon 17 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.5.1. Het stuur verstellen De stuurkanteling kan worden aangepast met hendel (A) linksonder op de stuurkolom. Druk de hendel naar beneden en stel het stuur in op de gewenste stand. Trek vervolgens de hendel volledig voorbij het harde punt om het stuur te vergrendelen. Zorg ervoor dat het stuur op zijn plaats wordt vergrendeld. OPGELET Om veiligheidsredenen, deze handeling uitvoeren wanneer het voertuig volledig stil staat. III.6. KAP Om de kap te openen, trek aan hendel (B). OPMERKING: De kap is voorzien van een sensor die de stroomvoorziening naar het voertuig afsluit, wanneer de kap wordt geopend. Deze hendel niet gebruiken tijdens het rijden. OPGELET Niet onder de kap werken wanneer het voertuig wordt opgeladen of wanneer het voertuig in bedrijf is.. Bij een botsing, minste geringste tegen de voorkant van de grill of kap, het ontsluitingsssysteem van de kap zo spoedig mogelijk laten controleren 18 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.6.1. De kap openen Open de kap. Begeleid deze met uw hand. De kap wordt omgehoog gehouden door een gasveer. III.6.2. De kap sluiten Zorg ervoor dat alle voorwerpen zijn verwijderd in het technische gedeelte onder de kap.(see III.8). Om de motorkap te sluiten, pakt u deze in het midden vast en drukt u deze stevig naar beneden tegen de voorgrill. Duw omlaag om te vergrendelen. OPMERKING: Zorg dat de kap goed gesloten is. Zorg ervoor dat er geen voorwerpen het vergrendelingsmechanisme blokkeren III.6.3. Veiligheid Het elektrische hoogspanningssysteem heeft oranje bedrading. OPGELET Het aandrijfsysteem van een elektrische auto gebruikt een gelijkstroom van ongeveer 100 V. Dit systeem kan heet zijn tijdens en na het uitschakelen van de motor. Onderhoud of aanpassingen aan onderdelen van het elektrische systeem van het voertuig (componenten, kabels, connectoren, tractiebatterij, enz.) Is ten strengste verboden vanwege veiligheidsrisico’s. Er bestaat een risico op ernstige brandwonden of elektrische schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben. 19 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.7. BEDIENINGSPANEEL (1). Venster bestuurder omhoog (2). Venster bestuurder naar beneden (3). Cabinedeuren op slot (4). Klap de zijspiegels in of uit (5). Waarschuwingslichten (6). Ontgrendel de laadstekker (7). Mistlamp achter (8). Venster passagier omhoog (9). Venster passagier omlaag (10). Temperatuur verhogen verwarming/air conditioning OPMERKING: Een rood lampje op de schakelaar geeft aan wanneer het deurslot, de airconditioning, de luchtrecirculatie of de ontdooier in werking zijn. OPMERKING: De deursloten en inklapbare buitenspiegels werken alleen wanneer beide deuren goed gesloten zijn. OPMERKING: De ontdooi stand schakelt automatisch de verwarming naar de voorruit in, samen met de verwarming van beide buitenspiegels. OPMERKING: De buitenspiegels klappen automatisch uit bij het openen van de portieren. * Optionele uitrusting 20 | G6 Gebruikershandleiding (11). Temperatuur verlagen verwarming/air conditioning (12). Ventilatorsnelheid van de verwarming/ airconditioning verhogen (13). Ventilatorsnelheid van de verwarming/ airconditioning verlagen (14). Airconditioning aan/uit (15). Luchtrecirculatie in- en uitschakelen (16). Ontdooier in- en uitschakelen (17). Luchtverdeling in de cabine aanpassen (zie VIII.2)
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.8. TECHNISCHE OMGEVING (29). Spanningsomzetter (30). Relais + Indicator eenheid (31). Hulp accu (12 V) (32). Zekeringhouder/Relaishouder (33). E.C.U. (34). Remvloeistof reservoir (35). Ruitensproeiervloeistof reservoir (36). Oplaadstekker (37). Oplader (38). Stroomzekering (39). Controller OPGELET Toestemming is vereist voor elk elektrisch (of ander) onderhoud dat wordt uitgevoerd op of nabij de voedingsaccu in overeenstemming met de huidige regelgeving. 21 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.9. ZEKERINGHOUDER/RELAISHOUDER III.9.1. Zekeringhouder F1 20 A BCM G1 F2 20 A BCM G2 F3 20 A BCM G3 F4 20 A BCM G4 F5 20 A BCM G5 F6 20 A BCM G6 F7 F8 2 A BMS/Waarschuwingsschakelaar 2 A Zijspiegels/centrale vergrendeling/ stoel F9 20 A Radio/OBD F10 15 A Wissers F11 30 A Verlichting F12 10 A Scherm F13 20 A Bediening bestuurders venster F14 20 A Bediening passagier venster F15 5 A 12 V oplader F16 5 A ECU F17 20 A OBD/radio/accessoire aansluiting F18 15 A Ruitensproeier F19 10 A Remlichten/achteruitrijlichten F20 30 A Vacuüm pomp F21 5 A Variator/variator sensor F22 10 A Claxon/stoelverwarming F23 20 A Blower F24 25 A Compressor airconditioning* F25 3 A Air conditioning canbox* F26 20 A Centrale vergrendeling F27 5 A Regen sensor/AVAS (waarschuwingssysteem voetgangers) F28 5 A Scherm/BMS F29 NVT F30 NVT * Optionele uitrusting 22 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.9.2. Relaishouder/Zekeringhouder RELAYS: C190-R1 C190-R2 C190-R3 C190-R4 C190-R5 Remlichten Achteruitrijlichten Centrale vergrendeling Optie* Vacuüm pomp C190-R6 Waarschuwing C087-R1 C087-R2 C087-R3 C087-R4 C087-R5 C087-R6 C119-R1 C119-R2 C119-R3 C119-R4 C119-R5 C119-R6 C188-R1 C188-R2 C188-R3 C188-R4 Vensterbediening bestuurderl Vensterbediening bestuurder Vensterbediening passagier Vensterbediening passagier Uit- en inklapbare zijspiegel Uit- en inklapbare zijspiegel Ventilatorsnelheid 1 Ventilatorsnelheid 2 Ventilatorsnelheid 3 Airconditioning condenser* Airconditioning compressor* NVT NVT NVT NVT NVT FUSES: C188-F1 C188-F2 C188-F3 C188-F4 C188-F5 C188-F6 C188-F7 C188-F8 15 A Bodybuilder 10 A Van option 10 A Bodybuilder 10 A Optie NVT NVT NVT NVT 23 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.9.3. Zekering F1 F2 F3 35 A Coachbuilder* 150 A Verwarming 63 A Airconditioning* III.10. 12 VOLT HULPACCU Het voertuig heeft ook een hulpaccu van 12 volt voor alle elektrische accessoires. Deze accu wordt via een omvormer opgeladen door de tractieaccu. Deze accu heeft geen onderhoud nodig. OPGELET Wanneer de tractieaccu 0% is opgeladen, loopt de 12 V-accu leeg en is het onmogelijk om het voertuig te starten. Het is echter mogelijk om een acculader aan te sluiten zonder de hulpaccu te verwijderen. OPGELET Het elektrische circuit van uw auto is ontworpen om te functioneren met standaard of optionele uitrusting. Elektrische accessoires of apparatuur die niet zijn goedgekeurd door Goupil Industrie mogen niet op het voertuig worden geïnstalleerd. NIET-NALEVING VAN DEZE AANBEVELINGEN MAAKT DE GARANTIE ONGELDIG OPMERKING: De 12 volt hulpaccu bevat stoffen die schadelijk zijn voor het milieu zoals zwavelzuur en lood. De batterij moet worden afgevoerd in overeenstemming met de wettelijke vereisten en mag nooit bij het huishoudelijk afval worden gegooid. Breng het naar een speciaal verzamelpunt. ZEKERINGEN ZEKERINGEN : F1 F2 F3 100 A Controle 60 A EPS 125 A Haakarm* * Optionele uitrusting 24 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.11. VERLICHTING VOOR Positielichten / dagrijverlichting Dimlicht / grootlicht Knipperlicht ACHTER Remlichten, positielichten Achteruitrijlichten Mistlichten Kentekenplaatverlichting OPGELET Bij voertuigen die daarmee zijn uitgerust, zijn de achterlichten niet meer zichtbaar als de achterklep omlaag is. Gebruikers moeten daarom andere bestuurders waarschuwen voor hun aanwezigheid door middel van geschikte signalering (bijvoorbeeld een waarschuwingsdriehoek). III.12. PLAFOND VERLICHTING In de middelste stand gaat het plafondlicht na een korte vertraging uit wanneer de cabinedeuren goed gesloten zijn. OPMERKING: Het bovenlicht maakt gebruik van een W5W-lamp LED LED LED W5W LED LED LED Continu Verlichting Verlichting gecntroleerd bij het openen van een van de deuren III.13. 12 V ACCESSOIRE STOPCONTACT Werkt wanneer de motor wordt gestart. Alleen gebruiken voor apparaten onder 100 W. OPMERKING: Beschadig het stopcontact niet door ongeschikte stekkers te gebruiken. Steek een stekker op de juiste manier in het stopcontact om oververhitting en het doorslaan van een zekering te voorkomen. Houd het deksel gesloten wanneer u deze niet gebruikt. Sluit geen accessoires voor stroomopwekking aan. 25 | G6 Gebruikershandleiding Verlichting gaat onmiddellijk uit
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.14. STOELEN (40). Toegang tractie accu (41). Opslag BESTUURDERSTOEL NAAR VOOR- OF ACHTER VERPLAATSEN: • Zet hendel omhoog (A), • Stoel naar voren of achteren in de gewenste positie schuiven • Hendel loslaten. KANTELBARE RUGLEUNING: • Zet hendel (B) omhoog, • Kantel de stoel in de gewenste positie, • Laat de hendel los. HOOFDSTEUN AANPASSEN: • Druk op knop (C), • Stel de hoogte van de hoofdsteun in op de gewenste positie, • Laat knop los. 26 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING OPGELET In verband met uw veiligheid, verstel de stoel nooit tijdens het rijden. VEILIGHEID De bestuurdersstoel heeft een sensor die de stroomtoevoer naar de motor afsnijdt wanneer er geen bestuurder zit. III.14.1. Veiligheidsgordel Elke stoel heeft een driepunts veiligheidsgordel die voor ieder gebruik moet worden vastgemaakt. VERGRENDELEN Trek langzaam en gelijkmatig aan de gordel en zorg ervoor dat het lipje van de veiligheidsgordel in de gesp klikt (controleer of het lipje goed vastzit door eraan te trekken). Mocht de riem vast komen te zitten, laat hem dan weer naar binnen en trek hem er weer uit. Als de veiligheidsgordel volledig is vergrendeld, trekt u er langzaam maar stevig aan, om deze ongeveer 3 cm naar buiten te trekken. Laat deze intrekken en trek hem er dan weer uit. Als het probleem aanhoudt, moet u de auto zo snel mogelijk laten nakijken. LOSMAKEN Druk op de knop en de riem wordt automatisch teruggetrokken. Leid terug met uw hand. VEILIGHEID Er mogen geen wijzigingen worden aangebracht aan het oosrponkelijke beveiligingssysteem (gordels, stoelen en bevestgingen). Gebruik geen apparaten die speling in de riemen kunnen veroorzaken (bijv. Wasknijpers, clips, enz.), Omdat een te losse veiligheidsgordel bij een ongeval letsel kan veroorzaken. Laat de schouderband nooit onder uw arm of achter uw rug lopen. De riem mag niet gedraaid zijn. Laat na een ongeval de gordels controleren en vervang de gordels / stoelen indien nodig. Zorg ervoor dat u niets in de gesp van de veiligheidsgordel steekt dat interfereert met zijn werking. 27 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.15. DISPLAY Linker richtingaanwijzer Rechter richtingaanwijzer Parkeerrem aangetrokken of lage remvloeistof of onvoldoende remvacuümniveau Stadslicht Mistlamp achter Groot licht Waarschuwingslamp deur open Richtingaanwijzers aanhanger Waarschuwingslamp gordel Defect stuurbekrachtiging Onderhoud Waarschuwingslamp electrisch aandrijfsysteem Waarschuwingslamp temperatuur electrisch systeem Waarschuwingslamp storing tractieaccu Waarschuwingslamp laad indicator hulpaccu 28 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.15.1. Waarschuwingslampen RICHTINGAANWIJZERS AANHANGER Gaan aan wanneer de richtingaanwijzers van de aanhanger niet werken. STUURBEKRACHTIGING DEFECT Gaat branden wanneer de stuurbekrachtiging niet werkt. OPMERKING: Bij een storing in de stuurbekrachtiging kan het stuur nog wel worden gedraaid, maar dit kost veel meer inspanning. Laat het voertuig zo snel mogelijk nakijken. ONDERHOUD Het lampje “Onderhoud” gaat branden wanneer u een onderhoudsdeadline bereikt. Dit lampje heeft geen invloed op het gedrag van het voertuig. Raadpleeg het onderhoudsschema (zie VII.5) om de uit te voeren controlepunten te noteren, of neem contact op met een Goupil-servicecentrum. WAARSCHUWINGSLAMP ELECTRISCH SYSTEEM Geeft een elektrotechnisch probleem van de aandrijving aan. Laat het voertuig zo snel mogelijk nakijken. WAARSCHUWINGSLAMP TEMPERATUUR ELECTRISCH SYSTEEM Geeft aan dat de temperatuur van de tractiebatterij, motor of controller te laag of te hoog is. Rijd gelijkmatiger. WAARSCHUWINGSLAMP STORING TRACTIE ACCU Geeft aan dat de tractiebatterij defect is. Laat het voertuig zo snel mogelijk nakijken. BATTERY CHARGE INDICATOR Geeft een storing aan tijdens het laden van de hulp accu. III.15.2. Snelheidsmeter De snelheidsmeter geeft veel informatie weer: De rijrichting, snelheid, snelheidseenheden, regeneratieremniveau (zie V.1.1) en twee staafdiagrammen. De bovenste toont maximaal negen witte segmenten die het geleverde elektrische vermogen aangeven. De onderste geeft vier blauwe segmenten weer die de elektrische stroom aangeven die wordt geregenereerd. 29 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Standaard is de snelheidsmeter omlijnd in vervagend blauwgrijs. Er zijn drie andere modi: Eco, Waarschuwing en Stop. Eco verschijnt wanneer het batterijniveau onder de 20% komt. Waarschuwing verschijnt bij een kleine storing. Laat het voertuig zo snel mogelijk nakijken. Stop verschijnt bij een grote storing. Stop het voertuig onmiddellijk en laat het nakijken. De grafiek links van de kilometerteller geeft het verbruik van de auto in realtime weer. Maximaal verbruik Normaal verbruik Efficient rijden Nul verbruik Minimaal verbruik (vertraging) III.15.3. Menu’s U kunt alleen door de menu’s bladeren als de auto stilstaat. Gebruik hiervoor toets (A) op het stuur. Druk op de linker- en rechterknop om door de menu’s te bladeren. Druk op OK om het gewenste menu te openen. Terug OK Bladeren (links) Bladeren (rechts) Bladeren (op/neer) 30 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.15.4. Kilometerteller/Urenteller U kunt tijdens het rijden de kilometerteller en urenteller verwisselen. Blader gewoon met het duimwiel op en neer III.15.5. Resetten van de kilometerteller Houd in het resetmenu de “OK” -knop drie seconden ingedrukt om de kilometerteller te resetten. 3s Druk op de knop “Terug” om het menu te verlaten. 31 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.15.6. De buitenspiegels afstellen Om de buitenspiegels af te stellen, drukt u op de linker- en rechterknop of bladert u met het duimwiel omhoog en omlaag. Druk op “OK” om van kant te wisselen en druk op “Terug” om het menu te verlaten. 32 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.15.7. Handmatig koplampen afstellen De koplampen worden handmatig afgesteld met het duimwiel “omhoog / omlaag”. Zodra de koplampen zijn ingesteld, drukt u op de knop “Terug” om het menu te verlaten. Om andere bestuurders niet te verblinden, moeten de koplampen correct worden afgesteld op de voertuigbelasting: 0: Leeg 1: Gedeeltelijke belasting 2-3: Gemiddelde belasting 4: Maximaal toegestaan De oosrspronkelijke instelling is 0. 33 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.15.8. Dagelijkse informatie Het menu “Dagelijkse informatie” geeft op tijdstip “T” informatie over de afgelegde afstand, de energie die tijdens het remmen is teruggewonnen, de batterijlading, de rijtijd en het aantal storingen sinds de laatste lading III.15.9. Settings Het menu “Instellingen” heeft vier submenu’s die toegankelijk zijn met de linker- en rechterknop. Het eerste submenu is het instellingenmenu. Hiermee kunt u de tijd, het uurformaat, de datum, het datumformaat, de snelheidseenheid en de temperatuureenheid configureren. Om door dit submenu te navigeren, schuift u het duimwiel omhoog en omlaag om de gewenste instelling te markeren. Druk op “OK” om te openen. Druk op de linker- en rechterknop om de instelling te bevestigen en druk vervolgens op “Terug” om terug te keren naar het submenu. 34 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Blader in de tijdinstelling met het duimwiel omhoog en omlaag om de gewenste waarde te selecteren en druk vervolgens op “OK” om het uur of de minuten te selecteren. Druk op de knop “Terug” om af te sluiten. 35 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Het submenu “Storingshistorie” geeft een overzicht van alle storingen die zijn opgetreden sinds het laatste onderhoud. Houd de knop “Terug” drie seconden ingedrukt om alle fouten te wissen. Het submenu “Accugegevens” biedt real-time informatie over de tractieaccu, zoals spanning, stroom, vermogen, enz. 36 | G6 Gebruikershandleiding
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING Het laatste submenu is het menu “Motor Data”. Net als bij het voorgaande submenu, biedt dit real-time informatie over de motor en vermogensregelaar, zoals motortemperatuur, koppel, regelaartemperatuur, enz. 37 | G6 Gebruikershandleiding
IV - VEILIGHEIDS HERINNERING IV.1. VOERTUIGCONTROLE VOOR GEBRUIK Voer altijd een voertuigcontrole uit voordat u deze gebruikt. Zoek naar mogelijke operationele problemen, lekken of andere defecten die onmiddellijke aandacht vereisen om veilig rijden te garanderen. Er is een niet-uitputtende lijst van controles opgesteld om de gebruiker te helpen alle noodzakelijke controles uit te voeren voordat hij met het voertuig gaat rijden BATTERIJ De accu heeft regelmatig onderhoud nodig. Als de accu niet wordt onderhouden, kan dit leiden tot schade aan de accu of een slechte werking van het voertuig, en kan brand ontstaan (zie hoofdstukken V en VI). BEDIENING Zorg ervoor dat alle voertuigbediening werkt. VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN Zorg ervoor dat alle veiligheidsvoorzieningen correct werken. VERLICHTING EN SIGNALERING Zorg ervoor dat alle lichten correct werken (zie III.10). REMMEN Controleer de remleidingen op lekkage of slijtage. Controleer de werking van het remsysteem bij het wegrijden. BANDEN Zorg ervoor dat de banden zijn opgepompt tot de aanbevolen spanning (zie II.1.2). Controleer de staat van de banden (slijtage-indicator), sneden en vreemde voorwerpen in de loopvlakken. Zorg ervoor dat de wielmoeren goed zijn vastgedraaid (140 Nm). OPGELET Controleer de hoeveelheid ruitenwisservloeistof en remvloeistof regelmatig. IV.2. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK RIJDEN • Minder snelheid wanneer u een kruispunt of drukbezocht gebied nadert. • Pas uw rijstijl aan de omgeving aan. • Rijd niet in gevaarlijke gebieden tenzij het voertuig is geautoriseerd en dienovereenkomstig is geïdentificeerd. • Meld eventuele voertuigproblemen of ongevallen aan de toezichthouder. • Zorg ervoor dat de deuren en poorten goed gesloten en vergrendeld zijn voordat u vertrekt. 38 | G6 Gebruikershandleiding
VEILIGHEIDS HERINNERING IN- EN UITLADEN • Laad geen lading die tijdens het rijden van het voertuig kan vallen. • Overschrijd niet de maximale belasting die is voorgeschreven door de fabrikant. • Wees uiterst voorzichtig wanneer het laadvermogen groter is dan de hoogte, breedte of lengte van het voertuig. Bind in dit geval de lading vast. • Leg de lading correct neer en bind deze vast voor transport. • Vervoer niet meer dan drie personen (inclusief de chauffeur). OPGELET Controleer voordat u het voertuig belaadt de maximale belading (bijvoorbeeld door het voertuig te wegen) die u in het voertuig kunt vervoeren om te voldoen aan het maximaal toegestane gewicht van de combinatie. Controleer ook de maximaal toegestane belastingen per as op het fabrieksplaatje om schade aan de voertuigconstructie te voorkomen. ACCESSOIRES EN RESERVE ONDERDELEN Gebruik bij het installeren van accessoires en/of reserve onderdelen alleen door de fabrikant goedgekeurde onderdelen. OPGELET Gebruik van onderdelen en / of accessoires die niet zijn goedgekeurd door Goupil Industrie maakt elke garantie ongeldig. VERBODEN Het volgende is verboden: • Het voertuig besturen zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs of een onbevoegde persoon te laten rijden. • Een lading vervoeren buiten de capaciteit van het voertuig. • Plotseling remmen, behalve in noodgevallen. • Met hoge snelheid van plek wisselen. • Verkeersborden niet gehoorzamen. • Meer passagiers vervoeren dan de bevestigde stoelen in het voertuig. • Metalen voorwerpen op de hulpaccu plaatsen. • Het voertuig optillen met een andere uitrusting dan een krik of takel. OPGELET Er mogen geen voorwerpen op de cabinevloer achterblijven. Wanneer er plotseling moet worden geremd, kunnen deze voorwerpen onder het pedaal komen en de werking ervan verstoren. 39 | G6 Gebruikershandleiding
V - RIJDEN V.1. STARTEN VAN DE MOTOR • Draai de contactsleutel om, voor het starten van de motor. • Wacht tot het display oplicht. Als er een onderhoudsdeadline nadert, verschijnt er gedurende 10 seconden een pop-upvenster aan de rechterkant van het scherm. Dit zal u informeren over de afstand en/of de resterende tijd voordat het volgende onderhoud moet plaatsvinden. • Zet de rechter bedieningshendel in rijden of achteruit. • Ontgrendel de handrem. • Trap het gaspedaal langzaam in. V.1.1. Rijden Rijd met één voet om te voorkomen dat u beide pedalen (rem- en gaspedaal) tegelijkertijd trapt. Dit zou neerkomen op tegelijkertijd accelereren en remmen, waardoor de remmen en alle transmissiecomponenten voortijdig verslijten en de actieradius van de auto afneemt. AVAS (Acoustic Vehicle Alerting System: Waarschuwingsgeluid voor voetgangersveiligheid) Dit systeem waarschuwt anderen voor uw aanwezigheid, met name voetgangers en fietsers. Het systeem wordt automatisch geactiveerd wanneer de motor wordt gestart. De waarschuwingsgeluiden klinken bij een snelheid van het voertuig tussen 1 en 25 km per uur. MOTOR REM Het voertuig heeft een elektrische motorrem (regeneratief of «regenererend», remmen). Telkens wanneer het voertuig vertraagt of bergafwaarts gaat, wordt er vermogen geregenereerd in de tractieaccu. De intensiteit van het afremmen op de motor kan worden aangepast met de linker bedieningshendel. Standaard staat de motorrem op standaard. 40 | G6 Gebruikershandleiding
RIJDEN Er zijn vier condities die worden aangegeven door vier verschillende waarschuwingslampjes: Sterke regeneratie Standaard regeneratie Zwakke regeneratie OPGELET De lithiumbatterij regenereert niet (remt niet af op motor) bij 100% BDI en/of onder bepaalde weersomstandigheden (zie V.4). Dit vermogen komt na enkele honderden meters weer beschikbaar, en/of als de temperatuur stijgt. Daarom is de elektrische motorrem niet beschikbaar in deze specifieke omstandigheden. OPGELET Wanneer de motorrem niet actief is, werken alleen de mechanische remmen. De remafstanden zullen daardoor langer zijn. OPGELET Omschakelen van voor- naar achteruit en vice versa mag alleen worden gedaan wanneer het voertuig tot stilstand is gekomen. V.2. ACTIERADIUS De actieradius wordt in procenten weergegeven via de batterijontladingsindicator (BDI) op het display. Inactieve of niet beschikbare regeneratie Tussen 100% and 20%, is de indicator licht grijs . Tussen 20% and 15%, vervaagt de indicator van grijs naar oranje. Tussen 15% and 10%, vervaagt de indicator van oranje naar rood. Onder 10 % wordt de geschatte resterende actieradius niet meer afgebeeld. Tussen 10% and 5%, is de indicator leeg. Tussen 4% and 1%, begint de indicator rood te knipperen. Op 0%, de waard wordt rood en de indicator blijft rood knipperen. 41 | G6 Gebruikershandleiding
RIJDEN De belangrijkste parameters die de actieradius verkleinen zijn: Lage accutemperatuur, veel stops en starts, steile wegen, “sportief” rijden, gebruik van de verwarming of airco, lage bandenspanning en acculeeftijd en -conditie. Het gedrag van de bestuurder is van directe invloed op de levensduur van de batterij. Agressief rijden versnelt onomkeerbaar de veroudering van de accu en heeft daardoor invloed op de actieradius. Agressief rijden kan de «veiligheid» -modus activeren (verminderd vermogen), waardoor de accu in de veiligheidsmodus wordt gezet en het voertuig tijdelijk wordt uitgeschakeld. V.2.1. Einde actieradius Rijd spaarzaam aan het einde van de actieradius om het aftappen van de tractieaccu te beperken. V.3. STOPPEN • Schakel de handrem in. • Verwijder de contactsleutel. • Blokkeer het voeruig indien nodig. V.4. TEMPERATUUR INVLOEDEN OPGELET Parkeer de auto niet in direct zonlicht bij warm weer, aangezien dit de levensduur van de accu kan beïnvloeden en de garantie ongeldig kan maken. Als de temperatuur boven de 40 °C stijgt, werkt de auto mogelijk in een lagere modus, waarbij niet het volledige vermogen van de accu wordt gebruikt. Als de accutemperatuur lager is dan -10 °C of hoger dan 43 °C, start het voertuig niet. BDI Temperatuur < -10 °C -10 to 0 °C 0 to 5 °C 5 to 10 °C 10 to 40 °C 40 to 43 °C > 43 °C Uitleg: De EV start niet Verminderde prestatie Normale prestatie De tractieaccu verliest capaciteit naarmate deze wordt gebruikt. Als u deze voorzorgsmaatregelen in acht neemt, kunt u de levensduur echter verlengen en vervanging zo lang mogelijk uitstellen. Het niet naleven van deze voorzorgsmaatregelen kan de garantie van de tractieaccu ongeldig maken. 100-98 % 98-15 % 15-10 % 10-0 % 42 | G6 Gebruikershandleiding
RIJDEN Het herstelvermogen wordt ook beïnvloed door de temperatuur en het beschikbare accu niveau. 100-98 % BDI Temperatuur -20 to 0 °C 0 to 50 °C Uitleg: Geen herstelvermogen V.5. VEILIGHEID Bij een botsing met de onderkant van het voertuig tijdens het manoeuvreren (Bijv. hoge stoepranden, lage stedelijke constructies, enz.), kunt u het voertuig, het elektrische systeem of de tractieaccu beschadigen. Raak geen elektrische onderdelen, lekken of vloeistoffen aan. Laat de auto zo snel mogelijk controleren om ongelukken te voorkomen. Risico op ernstig letsel of elektrische schokken die de dood tot gevolg kunnen hebben Herstelvermogen beschikbaar 98-15 % 43 | G6 Gebruikershandleiding
VI - LADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S Toestemming is vereist voor elk electrisch (of ander) onderhoud dat wordt uitgevoerd aan of nabij de tractieaccu in overeenstemming met de huidige regelgeving (UTE C 18-550). Neem de instructies die zich in de buurt van het laadstation bevinden in acht. Wacht op specialistische instructies voordat u onderhoud aan de accu uitvoert. Beschermende kleding en bril zijn verplicht. Neem de veiligheidsinstructies en de normen NF C 15-100 §554, DIN VDE 0510 en DIN VDE 0105 paragraaf 1 in acht. Roken is verboden. Vanwege explosie- en brandgevaar zijn er geen open vuur, gloeiend materiaal of vonken in de buurt van de accu toegestaan. Voorkom kortsluiting: explosie- en brandgevaar. Voorzichtigheid! De metalen onderdelen van de batterij staan onder constante spanning; plaats nooit voorwerpen of gereedschap op de accu. Mocht accuzuur in contact komen met de ogen of huid, spoel dan grondig met water. Zoek onmiddellijk medische hulp. Spoel met zuur besmeurde kleding met veel water uit. Elektrolyt is extreem corrosief. Kantel de accu niet. De garantie vervalt indien de service-instructies niet worden nageleefd. Dit geldt ook in geval van reparatie met andere onderdelen dan originele onderdelen of in geval van willekeurig onderhoud. 44 | G6 Gebruikershandleiding
LADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.1. LADEN LITHIUM ACCU Voor het laden van de accu: • Schakel het voertuig uit en verwijder de contactsleutel. Laden: • Sluit het laadsnoer aan op de terminal en het voertuig (zie III.7). • Wanneer u de vergrendeling hoort klikken, zorg dat het laadsnoer goed bevestigd is... • Wacht tot de accu volledig is opgeladen (zie VI.4). OPMERKING: De oplaadtijden variëren afhankelijk van het type laadstation (openbaar/huishoudelijk) en het resterende accu niveau. OPMERKING: Tijdens het opladen kan het voertuig geluiden produceren (ventilator, relais, enz). OPMERKING: Wanneer het station geen overspanningsbeveiliging heeft, wordt opladen niet aanbevolen bij stormachtig weer (bliksem, ...). OPGELET U kunt de accu gedeeltelijk opladen, maar u moet de accu ten minste eenmaal per vijf keer of eenmaal per drie maanden volledig opladen.Het niet naleven van deze regel heeft gevolgen voor de accugarantie. VI.2. STATUS OPLADEN VAN DE ACCU De voortgang van het opladen van de batterij wordt weergegeven op het onderstaande scherm. Tijdens het opladen geeft het scherm u real-time informatie over het laadniveau, de geschatte actieradius en een schatting van de resterende tijd om volledig op te laden. Mocht er een storing optreden, dan wordt de omtrek van de frontgrill rood en verdwijnt de geschatte voltooiingstijd. Na 10 minuten gaat het display uit. Om het opladen opnieuw te starten, draait u de contactsleutel naar M en vervolgens naar S. Wanneer het probleem zich blijft voordoen, moet u de auto zo snel mogelijk laten nakijken. 45 | G6 Gebruikershandleiding
LADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.3. LADEN VOLTOOID Wanneer uw accu is opgeladen, zet u het contact aan en drukt u op de ontgrendelingsknop (in het midden van het dashboard) om de kabel te ontgrendelen en de stekker uit het stopcontact te halen. OPGELET Werk niet aan het voertuig terwijl deze wordt opgeladen(wassen, onderhoud van de motorruimte, enz.) Wanneer er water, corrosie of een vreemd voorwerp in de laadconnector of de oplader van de auto zit, laad het voertuig niet op. Brandgevaar. Probeer de contacten op het snoer, het stopcontact of de laadstekker van het voertuig niet aan te raken en probeer er geen voorwerpen in te steken. Sluit het oplaadsnoer nooit aan op een adapter, meervoudig stopcontact, opwikkelaar of verlengstuk. Gebruik geen stroomgenerator. Verwijder of wijzig het voertuigstopcontact of het laadsnoer niet. Brandgevaar. Wijzig of werk niet aan het elektrische systeem tijdens het opladen. Zelfs bij een geringe stoot tegen de laadklep, deze onmiddellijk laten controleren. Pas op met het snoer: ga er niet op staan, leg het niet in water, trek er niet aan en stel het niet bloot aan schokken. Controleer regelmatig de toestand van het snoer. Wanneer er zichtbare schade is aan het snoer (corrosie, verduistering, inkepingen, enz.) of de behuizing, niet gebruiken. VEILIGHEID VAN DE TRACTIE ACCU In geval van brand, verlaat het voertuig en evacueer onmiddellijk alle passagiers uit het voertuig. Neem contact op met de hulpdiensten en vertel hen dat het betrokken voertuig elektrisch is. Wanneer u meteen moet handelen, gebruik dan alleen ABC- of BC-brandblussers voor elektrische branden. Gebruik nooit water of een ander blusmiddel. Open NOOIT de accu. Doorboor NOOIT de accubehuizing. Wijzig nooit de elektrische circuits zonder voorafgaande toestemming van de fabrikant. Houd u ALTIJD aan de aanbevolen onderhoudsafspraken. Raak NOOIT het gebied aan dat is gemarkeerd met een gele gevarendriehoek en een zwarte bliksemschicht. Volg ALTIJD de instructies op het dashboard. Blijf NOOIT in de auto als u rook ziet. Het niet naleven van deze veiligheidsinstructies kan leiden tot ernstig letsel. 46 | G6 Gebruikershandleiding
LADEN EN ONDERHOUD VAN DE ACCU’S VI.3.1. Voertuig opslaan De onderstaande instructies worden gegeven om de prestaties van uw accu in de loop van de tijd te behouden en moeten worden opgevolgd. Het niet naleven van deze instructies kan de garantie van de tractieaccu ongeldig maken. • Wanneer de geplande opslagperiode korter is dan een maand: Er zijn geen specifieke aanbevelingen. • Wanneer de geplande opslagperiode tussen één maand en drie maanden ligt: U moet het voertuig opladen/ontladen totdat de vermogensmeter tussen 50 en 80% maximum aangeeft. 47 | G6 Gebruikershandleiding
VII - ONDERHOUD VII.1. BANDEN Type: 195/65R16C 104 R DRUK: VOOR 2.7 bar/ACHTER 4.0 bar OPGELET De bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden koud zijn. Let bij het vervangen van banden op de snelheidscategorie en de belastingsindex. Controleer de bandenspanning en pas deze minimaal eens per maand aan. Herinnering - niet alle bandenmeters zijn nauwkeurig; controleer de kalibratie regelmatig. Voer een visuele inspectie uit op insnijdingen, uitpuilingen en schade aan de zijwanden van de banden. Controleer de profieldiepte op slijtage. Reinig het ventiel, breng de eindkap aan en controleer op lekken (vooral na het oppompen). Verwijder stenen en ander vuil van het loopvlak. Gebruik bij het vervangen van banden alleen banden van dezelfde maat, merk, type en constructie. OPMERKING: De banden moeten gelijk zijn aan de originelen of goedgekeurd door Goupil. VII.1.1. Gebruik van de banden reparatieset Deze set repareert het loopvlak van banden die zijn beschadigd door voorwerpen kleiner dan 6 mm. Het herstelt niet alle soorten lekke banden, zoals insnijdingen groter dan 6 mm of insnijdingen in de zijwand van de band. Zorg dat de velg in goede staat is. Als het voorwerp nog steeds in de band vastzit, probeer het dan niet te verwijderen. Rijden op gedeeltelijk of volledig lekke banden kan de veiligheid in gevaar brengen en onherstelbare schade veroorzaken. OPMERKING: Dit is een tijdelijke reparatie. Een lekke band moet altijd zo snel mogelijk worden onderzocht (en indien mogelijk gerepareerd) door een specialist. Vertel de specialist die de band vervangt, dat deze is gerepareerd met een reparatieset. Tijdens het rijden kan het afdichtmiddel in de band trillingen veroorzaken. Deze set is alleen gecertificeerd om de banden van dit voertuig op te pompen. Het mag in geen geval worden gebruikt om de banden van een ander voertuig of een ander opblaasbaar object op te pompen. Voorkom dat het product op de huid terechtkomt bij het hanteren van de fles met afdichtmiddel. Als er toch druppels op de huid komen, spoel dan grondig met water. Gooi de lege fles niet weg bij het afval. Breng deze terug naar de merkvertegenwoordiger of recycle het op de juiste manier. 48 | G6 Gebruikershandleiding
ONDERHOUD Gebruik OPGELET Voordat u de reparatieset gebruikt, parkeert u het voertuig ver van het verkeer, schakelt u de alarmlichten in en zet u het voertuig op de handrem. Laat alle passagiers uitstappen en wegblijven van het verkeer. Als u aan de kant van de weg geparkeerd staat, moet u andere bestuurders waarschuwen voor de aanwezigheid van uw voertuig door middel van een gevarendriehoek of een andere plaatselijk geaccepteerde signalering. Met de motor aan en de handrem ingeschakeld: • Haal de slang uit de knoop. • Sluit de compressorslang aan op de flesinlaat. • Sluit de fles aan op de compressor waar gemarkeerd. • Verwijder de ventieldop van de band en sluit het opblaaspunt aan. • Sluit de compressor aan op de accessoire-uitgang van het voertuig. • Druk op de compressorschakelaar om de band op te pompen tot de voorgeschreven spanning (zie VIII.1). • Stop na maximaal 15 minuten met opblazen en controleer de manometer. OPMERKING: Terwijl de fles wordt geleegd (ongeveer 30 seconden), registreert de meter kort de druk tot 6 bar, waarna de druk daalt. OPGELET Wanneer na 15 minuten geen minimumdruk van 1,8 bar wordt bereikt, kan de band niet worden gerepareerd. Rijd niet. Zodra de band correct is opgepompt, verwijdert u de set. Draai de oppomppunt langzaam los om spatten van het afdichtmiddel te voorkomen. Na de eerste keer oppompen lekt de band nog steeds. Het is absoluut noodzakelijk om te rijden om het gat te dichten. Begin meteen te rijden met een snelheid tussen 20 en 60 km/u om de kit gelijkmatig over de band te verdelen, en stop na 3 kilometer om de spanning te controleren. Als de druk hoger is dan 2,0 bar, maar onder het voorgeschreven niveau, pas deze dan aan. Als dit niet het geval is, bel dan een hulpdienst; de band kan niet worden gerepareerd. OPGELET Rijd na het oppompen van de band met de reparatieset niet meer dan 200 kilometer. 49 | G6 Gebruikershandleiding
ONDERHOUD VII.1.2. Het voertuig optillen Gebruik een geschikte krik om een lekke band te verwisselen en plaats deze op de volgende punten: OPGELET Breng nooit een voertuig omhoog met behulp van de accu (42) of de aftapgaten aan beide uiteinden van het chassis. OPMERKING: Let er bij het verwisselen van de band op dat u de wielmoeren vastdraait met het aanbevolen aanhaalmoment (140 Nm). VII.2. SLEPEN Gebruik de haak aan de voorkant van de auto, onder de bumper om het voertuig te slepen. Het slepen moet gebeuren met een leeg voertuig. De kracht die op de haak wordt uitgeoefend, mag niet meer bedragen dan 1.300 kg. Voordat u gaat slepen, moet u de stuurkolom ontgrendelen en de schakelaar op “N” zetten. ‘s Nachts moet het voertuig verlicht zijn. De huidige voorschriften met betrekking tot slepen moeten in acht worden genomen. 50 | G6 Gebruikershandleiding
ONDERHOUD VII.2.1. Het voertuig zekeren Tijdens het zekeren van het voertuig altijd de handrem aantrekken. (1). Riemen (2). Houten Blokken VII.3. RUITENSPROEIERVLOEISTOF Het reservoir voor de ruitensproeiervloeistof (35) bevindt zich onder de motorkap. Open de dop en vul totdat u de vloeistof kunt zien. Vul bij met geschikte ruitensproeiervloeistof (gebruik in de winter vloeistof met antivries) en zorg ervoor dat u niet morst. 51 | G6 Gebruikershandleiding
ONDERHOUD VII.4. REMVLOEISTOF Het remvloeistofreservoir (34) bevindt zich onder de motorkap. Controleer de niveaus wanneer het voertuig geparkeerd staat op een vlakke ondergrond. Het peil moeten regelmatig worden gecontroleerd, ook wanneer u een lichte daling van de remefficiëntie voelt. VII.4.1. Peil Het peil daalt meestal synchroon met de slijtage van de remvoeringen, maar het mag nooit onder het “minimum” niveau komen. OPGELET Als het peil abnormaal of herhaaldelijk daalt, moet u het voertuig zo spoedig mogelijk laten nakijken. VII.4.2. Vullen Bij alle werkzaamheden aan het hydraulische systeem moet de remvloeistof door een specialist worden ververst. VII.4.3. Vervang frequentie Zie tabel in sectie VII.5. 52 | G6 Gebruikershandleiding
ONDERHOUD VII.5. ONDERHOUDSSCHEMA Houd u aan de kortste van de twee onderhoudsfrequenties (jaar of kilometerstand). CONTROLE/VERVANGING 800 uur 10,000 km 12 MND HULP ACCU ACCU (LITHIUM) De accupolen reinigen en vastzetten Diagnose STUURINRICHTING/ ASSEN Controleer balgen en kogelgewrichten van het stuurhuis. Controleer op speling in stuurinrichting en kogelgewrichten. Controleer of de triangulatiemoeren voor en achter goed vastzitten. Controleer of de stuurwielmoer goed vastzit. Controleer op speling in kogelgewrichten. Controleer remvloeistof peil. Vervang remvloeistof. REMMEN Controleer de werking van het remsysteem. Controleer remkabels (op slijtage, insnijdingen enz). Controleer remleidingen en slangen (op slijtage, scheuren, insnijdingen, lekken). VOOR: controleer remschijven en -blokken. ACHTER: controleer remschijven en -blokken. ELECTRISCHE MOTOR Controleer de verbindingen en draai ze vast. BANDEN Controleer banden op slijtage. Controleer bandendruk. Controleer of de wielmoeren goed vastzitten. VERSNELLING Controleer het oliepeil van de versnellingsbak. Controleer of de versnellingsmoeren goed vastzitten. Olie reductietandwiel verversen. VERWARMING AIRCONDITIONING Filter vervangen. Filter vervangen. • • • • DOT 4 SAE H-542 remvloeistof DOT 4 SAE H-542 remvloeistof • • • 20,000 km 18 MND 50,000 km 24 MND OPMERKINGEN 50 Nm Minimale blok dikte: 3 mm Minimale schijf dikte: 22 mm Minimale blok dikte: 3 mm Minimale schijf dikte: 10 mm 20 Nm Voor 2.7 bar/Achter 4.0 bar 140 Nm Castrol BOT 246 FM olie 320 Nm Castrol BOT 246 FM olie (1.32 L) Referentie: 3500287-B Referentie: 3500286-G OPGELET Omdat remvloeistof relatief schurend is, dient u alle plastic onderdelen te beschermen bij het controleren en bijvullen van remvloeistof. Veeg druppels of gemorste vloeistoffen weg die op het plastic terechtkomen en was ze weg met zeep en zoet water. 53 | G6 Gebruikershandleiding
ONDERHOUD VII.6. ONDERHOUD EXTERIEUR EN INTERIEUR VII.6.1. Onderhoud Exterieur en Interieur Het onderhoud van de buitenkant van uw auto vereist de juiste zorg. Parkeer het voertuig indien mogelijk in een garage of overdekte ruimte. Parkeer de auto buitenshuis in de schaduw. WASSEN Verwijder stof van het oppervlak met een spons en veel water. Volledig inzepen met een oplossing van zeep en water of een niet-schurend reinigingsmiddel voor de verzorging van het lichaam. Goed uitspoelen. LET OP: PLASTIC ONDERDELEN Gebruik geen producten die zuur, alcohol, cetonen, koolwaterstoffen, chloor of ether bevatten. Gebruik alleen een zeepoplossing met een zachte doek. VOORZICHTIGHEID Spuit nooit water op elektrische onderdelen (motor, accu, oplader, etc.) aangezien dit ernstige schade kan veroorzaken. VOORZICHTIGHEID Een hogedrukreiniger mag alleen op de voertuigcarrosserie worden gebruikt, op een afstand van 1 m. VOORZICHTIGHEID Was het voertuig niet tijdens het opladen van de accu. VII.6.2. Corrosie bescherming Uw elektrische auto van Goupil is behandeld met een corrosiewerend middel. Er moeten echter enkele voorzorgsmaatregelen worden genomen om eventuele problemen te voorkomen. FACTOREN DIE BIJDRAGEN AAN VOERTUIGCORROSIE Corrosie wordt in bepaalde gebieden versneld. Bijvoorbeeld in gebieden met een hoge relatieve vochtigheid of zoute lucht, vervuilde gebieden of plaatsen waar wegen vaak worden gezouten. De ophoping van modder en vuil dat vocht vasthoudt in de carrosseriepanelen, holtes en andere gebieden draagt bij aan voertuigcorrosie. Schade aan verf en andere beschermende coatings veroorzaakt door vast vuil versnelt voertuigcorrosie. VOERTUIG BESCHERMEN TEGEN CORROSIE Voer een regelmatige inspectie van de lak uit om kleine defecten op te sporen en herstel deze zo snel mogelijk. Kijk onder het chassis of er zand, modder of ander vuil is opgehoopt. Maak het meteen schoon. VII.7. RECYCLEN Versleten onderdelen die tijdens service worden vervangen, moeten door gespecialiseerde instanties worden afgevoerd. Autowrakken moeten worden afgeleverd bij erkende centra om ervoor te zorgen dat ze worden gerecycled. 54 | G6 Gebruikershandleiding
VIII - OPTIES VIII.1. AANHANGER SLEPEN Het slepen van een aanhanger vormt een extra belasting voor alle onderdelen van het voertuig. Bovendien verhoogt het slepen van een aanhangwagen bepaalde voertuigreacties, bijvoorbeeld bij uitwijken op een hobbelige weg. De snelheid en rijstijl moeten daarom worden aangepast aan de omstandigheden. De volgende stappen zijn belangrijk bij het slepen: • Kies de trekhaken die het beste bij uw voertuig en aanhanger passen. • Controleer voordat u gaat rijden of de aanhangwagenverlichting correct werkt. • Voorkom plotseling starten en stoppen. • Vermijd schokken aan het stuur en plotselinge veranderingen van rijstrook. • Belaad de trailer zodat de zware lading gelijkmatig over de assen wordt verdeeld. • Neem de instructies van de trailerfabrikant in acht. • Zorg ervoor dat het voertuig en de aanhanger compatibel zijn VOORZICHTIGHEID Probeer geen hellingen op te rijden met een aanhanger van meer dan 12%. Zorg ervoor dat de diameter van de koppelingsring van de trekhaak overeenkomt met de maat van de vangmuilkoppeling. Maximale verticale belasting toegestaan op trekhaak: 120 kg Maximale trekkracht bedoeld voor trekhaak: 1.700 kg Voor de maximale massa van een ongeremde aanhangwagen die kan worden getrokken, verwijzen wij u naar het kentekenbewijs VIII.2. ELECTRISCHE VERWARMING De elektrische verwarming wordt bediend via het bedieningspaneel in het midden van het dashboard. Druk op (12) om het in te schakelen. Druk herhaaldelijk op (12) en (13) om de ventilatorsnelheid in te stellen. Druk herhaaldelijk op (10) en (11) om de luchttemperatuur in te stellen. Druk op (15) om de luchtrecirculatie te activeren. Als recirculatie is ingeschakeld, gaat het rode lampje branden. Druk op (17) om de luchtverdeling in de cabine te regelen. Om de verwarming uit te schakelen, drukt u op (13) tot de ventilatorsnelheid naar 0 zakt. De verschillende schakelaars worden weergegeven als pictogrammen aan de rechterkant van het display. 55 | G6 Gebruikershandleiding
OPTIES Voor koele luchtventilatie, gebruik slechts (12) en (13). Voor warme luchtventilatie, gebruik alleen (10) en (11). Luchtverdeling U kunt kiezen uit vier standen voor luchtverdeling door herhaaldelijk op (17) te drukken. De luchtstroom wordt naar de De ventilatieopeningen van het dashboard gestuurd. luchtstroom wordt naar de ventilatieopeningen van het dashboard, voeten en de voorruit gestuurd De luchtstroom wordt naar de De ventilatieopeningen van het dashboard en de voeten gestuurd. luchtstroom wordt naar de ventilatieopeningen van het dashboard en de voorruit gestuurd. 56 | G6 Gebruikershandleiding
OPTIES VIII.3. AIR CONDITIONING De airconditioning werkt op dezelfde manier als de elektrische verwarming. Druk op (14) om van verwarming naar airconditioning over te schakelen. Als de airconditioning aan staat, gaat het rode lampje branden. Druk nogmaals op (14) om het uit te schakelen. VIII.3.1. Gebruik Het is normaal dat het stroomverbruik toeneemt wanneer de airconditioning is ingeschakeld. Om het verbruik te verminderen, wordt aanbevolen om te rijden met de ventilatieopeningen open en de ramen gesloten. Als het voertuig in de hitte of in direct zonlicht geparkeerd staat, overweeg dan om het een paar minuten te luchten voordat u het start VIII.3.2. Onderhoud Zie het voertuigonderhoudsschema (zie VII.5) voor servicefrequenties. VIII.3.3. Operationele storingen In het algemeen dient u het voertuig te laten onderhouden in het geval van een operationele storing. • Verminderde ontdooiing of AC-efficiëntie: kan te wijten zijn aan een vuil luchtfilter. • Lucht koelt niet: controleer de positie van de bedieningselementen en de staat van de zekeringen. Anders overschakelen, het systeem uit. VOORZICHTIGHEID Steek geen voorwerpen in het ventilatiesysteem van het voertuig (bijv. Voor slechte geuren, enz.). Slijtage en brandgevaar. Open het koelsysteem niet. Dit is gevaarlijk voor de ogen en de huid. 57 | G6 Gebruikershandleiding
OPTIES VIII.4. EXTERNE KENMERKEN BEDIENINGSPANEEL Uw G6-auto heeft een bedieningspaneel met externe functies boven het plafondlicht. VIII.4.1. Zwaailichten Om het/de zwaailicht(en) in te schakelen, drukt u op de bedieningsknop boven het plafondlicht. Druk nogmaals op de bedieningsknop om de zwaailicht(en) uit te schakelen. Een blauw lampje aan de zijkant van de knop geeft aan dat de optie is ingeschakeld. VIII.4.2. Knipperlicht waarschuwingsdriehoek De LED-waarschuwingsdriehoek knipperlicht wordt elektrisch opgeheven. Druk op de rechterschakelaar om de gevarendriehoek en de zwaailichten omhoog en in te schakelen. Een blauw lampje op de “driehoek” en “baken” -schakelaars gaat branden om aan te geven dat ze aan zijn. Door nogmaals op de “driehoek” -knop te drukken, wordt de driehoekige neergeklapt. De zwaailichten blijven echter branden. Om ze uit te schakelen, drukt u op de “beacon” -schakelaar. OPGELET: Wanneer de gevarensdriehoek voor triflash omhoog wordt gebracht, heeft dit invloed op de totale hoogte van uw voertuig. Denk eraan om de driehoek naar beneden te vouwen wanneer u op beperkte hoogte rijdt (ondergrondse parkeergarage, ingangen van parkeergarages, enz.). gevaren-gevarendriehoek uitgeschakeld en 58 | G6 Gebruikershandleiding
OPTIES VIII.4.3. Kipper Twee knoppen bedienen de kipper. Houd de linkerknop ingedrukt om de kipper omhoog te brengen en de rechterknop om deze te laten zakken. Een blauw lampje gaat branden om aan te geven dat de optie is ingeschakeld. De kipper kan ook worden bediend met de afstandsbediening achter de bestuurdersstoel. OPMERKING: een veiligheidsvoorziening verhindert het gelijktijdig gebruik van de afstandsbediening en de knoppen op de plafondlamp.Het is verboden om tegelijkertijd op de knoppen omhoog en omlaag te drukken. Een stroomonderbreker kan worden gebruikt om de kipper te stoppen. Het bevindt zich aan de achterkant van het voertuig. In verticale positie is het circuit uitgeschakeld; in horizontale positie mag de kipper worden gebruikt. VOORZICHTIGHEID Zorg ervoor dat er niemand in de buurt is voordat u de kipper omhoog brengt. VOORZICHTIGHEID Plaats een steun wanneer u de kipper omhoog laat staan om te voorkomen dat de kipper per ongeluk zakt. OPMERKING: het is ten strengste verboden te rijden met de achterklep omlaag, aangezien deze de achterlichten en kentekenplaat verbergt. OPMERKING: het heffen van de kipper is onmogelijk boven 10 km / u. NOTE : Lifting the tipper is impossible beyond 10 km/h. 59 | G6 Gebruikershandleiding
OPTIES VIII.5. AUTO RADIO Raadpleeg de handleiding van de autoradio voor bedieningsinstructies. De autoradio heeft een naar voren gerichte USB-poort voor audioapparaten of om een mobiele telefoon op te laden. De autoradio heeft ook een Bluetooth-functie om te bellen of gebeld te worden via uw mobiele telefoon. Sommige autoradio-functies zijn te bedienen via de (C) module op het stuur. Telefoon Volume + Volume - Source Bladeren (op/neer) Druk op de knop “Source” om de audiobron te selecteren. Druk op de “Telefoon” -knop om een gesprek te starten of te beëindigen. Schuif het duimwiel omhoog en omlaag om de track of frequentie te wijzigen (afhankelijk van de geselecteerde bron). Druk tegelijkertijd op een van de “Volume” -knoppen en de “Telefoon” -knop om het geluid te dempen 60 | G6 Gebruikershandleiding
OPTIES VIII.6. RADAR VOOR EN ACHTER Ultrasone sensoren in de achter- en / of voorbumper van het voertuig (afhankelijk van de geselecteerde optie) “meten” de afstand tussen het voertuig en een obstakel. Deze meting wordt uitgedrukt in piepjes die geleidelijk sneller worden naarmate het voertuig het obstakel nadert en in een continu geluid veranderen wanneer het voertuig binnen 30 cm van het obstakel komt. OPMERKING: Zorg ervoor dat de ultrasone sensoren niet bedekt zijn (vuil, modder, sneeuw, enz.). OPGELET Deze functie is een extra hulpmiddel dat geluidssignalen gebruikt om de afstand tussen het voertuig en nabije objecten tijdens het rijden aan te geven.Het is daarom in geen geval bedoeld ter vervanging van de waakzaamheid of verantwoordelijkheid van de bestuurder bij het besturen van het voertuig.Bestuurders moeten altijd op de hoogte zijn van plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Zorg er bij het manoeuvreren van het voertuig voor dat er geen bewegende obstakels in de buurt zijn (kinderen, dieren,een fiets of kinderwagen, enz.) of zeer kleine of smalle obstakels (een middelgrote rotsof zeer slanke paal, etc.). VIII.6.1. Werking De parkeerhulp blijft actief bij snelheden onder de 10 km / u. Alle objecten binnen ongeveer 1,5 meter van de voorkant van het voertuig worden gedetecteerd en het systeem piept. Bij het schakelen naar achteruit, schakelt het systeem automatisch naar de manoeuvreermodus. Alle objecten binnen ongeveer 1,5 meter van de achterkant van het voertuig worden gedetecteerd en het systeem piept. VIII.7. ACHTERUITRIJCAMERA De achteruitrijcamera wordt boven de achterbumper of bovenop de bestelwagen gemonteerd (afhankelijk van de geselecteerde optie). OPMERKING: Zorg ervoor dat de achteruitkijkcamera niet bedekt is (vuil, modder, sneeuw enz.). OPGELET: Deze functie is een extra hulpmiddel dat tijdens het manoeuvreren visuele signalen gebruikt om de afstand tussen het voertuig en voorwerpen in de buurt aan te geven. Het is daarom in geen geval bedoeld ter vervanging van de waakzaamheid of verantwoordelijkheid van de bestuurder bij het besturen van het voertuig.Bestuurders moeten altijd op de hoogte zijn van plotselinge gebeurtenissen die zich tijdens het rijden kunnen voordoen. Zorg er bij het manoeuvreren van het voertuig voor dat er geen bewegende obstakels in de buurt zijn (kinderen, dieren,een fiets of kinderwagen, enz.) of zeer kleine of smalle obstakels (een middelgrote rotsof zeer slanke paal, etc.). 61 | G6 Gebruikershandleiding
OPTIES VIII.7.1. Werking Omgekeerd geeft de camera een zicht op het gebied achter de auto op het autoradioscherm. Dit systeem gebruikt de volgende legenda: G Y O Y R • Rood, ongeveer 50 cm van voertuig (R) • Oranje, ongeveer 1 meter van voertuig (O) • Groen, ongeveer 2 meter van voertuig (G) • Geel, buitenomtrek van voertuig (Y) De omtrek blijft onveranderd en geeft de baan van het voertuig weer als de wielen in lijn zijn met het voertuig. OPMERKING: Het scherm geeft een spiegelbeeld weer. Objecten aan de rand van het scherm kunnen vervormd lijken. Als het licht te helder is (sneeuw, felle zon, enz.), Kan het camerabeeld kan worden beïnvloed. 62 | G6 Gebruikershandleiding
63 | G6 Gebruikershandleiding
IX - ONDERHOUD GEGEVENS Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type of servicing: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ 64 | G6 Gebruikershandleiding Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div.
Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type of servicing: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ 65 | G6 Gebruikershandleiding Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div.
Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type of servicing: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ 66 | G6 Gebruikershandleiding Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div.
Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type of servicing: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ 67 | G6 Gebruikershandleiding Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div.
Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Datum: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type of servicing: .................................................. ................................................. ................................................. ........ Date: .. / .. / .... Km: .............. Type onderhoud: .................................................. ................................................. ................................................. ........ 68 | G6 Gebruikershandleiding Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Invoice No.: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div. Faktuur nr: ................... Stempel Opmerking/Div.
Uw GOUPIL Dealer: Producent: GOUPIL - 2445 Avenue de la Vallée du Lot 47320 - Bourran - Frankrijk Importeur: Van Blitterswijk Eco-Mobiliteit BV - www.goupil-nederland.nl versie 1-2020
1 Online Touch