49

ONDERHOUD Gebruik OPGELET Voordat u de reparatieset gebruikt, parkeert u het voertuig ver van het verkeer, schakelt u de alarmlichten in en zet u het voertuig op de handrem. Laat alle passagiers uitstappen en wegblijven van het verkeer. Als u aan de kant van de weg geparkeerd staat, moet u andere bestuurders waarschuwen voor de aanwezigheid van uw voertuig door middel van een gevarendriehoek of een andere plaatselijk geaccepteerde signalering. Met de motor aan en de handrem ingeschakeld: • Haal de slang uit de knoop. • Sluit de compressorslang aan op de flesinlaat. • Sluit de fles aan op de compressor waar gemarkeerd. • Verwijder de ventieldop van de band en sluit het opblaaspunt aan. • Sluit de compressor aan op de accessoire-uitgang van het voertuig. • Druk op de compressorschakelaar om de band op te pompen tot de voorgeschreven spanning (zie VIII.1). • Stop na maximaal 15 minuten met opblazen en controleer de manometer. OPMERKING: Terwijl de fles wordt geleegd (ongeveer 30 seconden), registreert de meter kort de druk tot 6 bar, waarna de druk daalt. OPGELET Wanneer na 15 minuten geen minimumdruk van 1,8 bar wordt bereikt, kan de band niet worden gerepareerd. Rijd niet. Zodra de band correct is opgepompt, verwijdert u de set. Draai de oppomppunt langzaam los om spatten van het afdichtmiddel te voorkomen. Na de eerste keer oppompen lekt de band nog steeds. Het is absoluut noodzakelijk om te rijden om het gat te dichten. Begin meteen te rijden met een snelheid tussen 20 en 60 km/u om de kit gelijkmatig over de band te verdelen, en stop na 3 kilometer om de spanning te controleren. Als de druk hoger is dan 2,0 bar, maar onder het voorgeschreven niveau, pas deze dan aan. Als dit niet het geval is, bel dan een hulpdienst; de band kan niet worden gerepareerd. OPGELET Rijd na het oppompen van de band met de reparatieset niet meer dan 200 kilometer. 49 | G6 Gebruikershandleiding

50 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication