38

IV - VEILIGHEIDS HERINNERING IV.1. VOERTUIGCONTROLE VOOR GEBRUIK Voer altijd een voertuigcontrole uit voordat u deze gebruikt. Zoek naar mogelijke operationele problemen, lekken of andere defecten die onmiddellijke aandacht vereisen om veilig rijden te garanderen. Er is een niet-uitputtende lijst van controles opgesteld om de gebruiker te helpen alle noodzakelijke controles uit te voeren voordat hij met het voertuig gaat rijden BATTERIJ De accu heeft regelmatig onderhoud nodig. Als de accu niet wordt onderhouden, kan dit leiden tot schade aan de accu of een slechte werking van het voertuig, en kan brand ontstaan (zie hoofdstukken V en VI). BEDIENING Zorg ervoor dat alle voertuigbediening werkt. VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN Zorg ervoor dat alle veiligheidsvoorzieningen correct werken. VERLICHTING EN SIGNALERING Zorg ervoor dat alle lichten correct werken (zie III.10). REMMEN Controleer de remleidingen op lekkage of slijtage. Controleer de werking van het remsysteem bij het wegrijden. BANDEN Zorg ervoor dat de banden zijn opgepompt tot de aanbevolen spanning (zie II.1.2). Controleer de staat van de banden (slijtage-indicator), sneden en vreemde voorwerpen in de loopvlakken. Zorg ervoor dat de wielmoeren goed zijn vastgedraaid (140 Nm). OPGELET Controleer de hoeveelheid ruitenwisservloeistof en remvloeistof regelmatig. IV.2. INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK RIJDEN • Minder snelheid wanneer u een kruispunt of drukbezocht gebied nadert. • Pas uw rijstijl aan de omgeving aan. • Rijd niet in gevaarlijke gebieden tenzij het voertuig is geautoriseerd en dienovereenkomstig is geïdentificeerd. • Meld eventuele voertuigproblemen of ongevallen aan de toezichthouder. • Zorg ervoor dat de deuren en poorten goed gesloten en vergrendeld zijn voordat u vertrekt. 38 | G6 Gebruikershandleiding

39 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication