29

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING III.15.1. Waarschuwingslampen RICHTINGAANWIJZERS AANHANGER Gaan aan wanneer de richtingaanwijzers van de aanhanger niet werken. STUURBEKRACHTIGING DEFECT Gaat branden wanneer de stuurbekrachtiging niet werkt. OPMERKING: Bij een storing in de stuurbekrachtiging kan het stuur nog wel worden gedraaid, maar dit kost veel meer inspanning. Laat het voertuig zo snel mogelijk nakijken. ONDERHOUD Het lampje “Onderhoud” gaat branden wanneer u een onderhoudsdeadline bereikt. Dit lampje heeft geen invloed op het gedrag van het voertuig. Raadpleeg het onderhoudsschema (zie VII.5) om de uit te voeren controlepunten te noteren, of neem contact op met een Goupil-servicecentrum. WAARSCHUWINGSLAMP ELECTRISCH SYSTEEM Geeft een elektrotechnisch probleem van de aandrijving aan. Laat het voertuig zo snel mogelijk nakijken. WAARSCHUWINGSLAMP TEMPERATUUR ELECTRISCH SYSTEEM Geeft aan dat de temperatuur van de tractiebatterij, motor of controller te laag of te hoog is. Rijd gelijkmatiger. WAARSCHUWINGSLAMP STORING TRACTIE ACCU Geeft aan dat de tractiebatterij defect is. Laat het voertuig zo snel mogelijk nakijken. BATTERY CHARGE INDICATOR Geeft een storing aan tijdens het laden van de hulp accu. III.15.2. Snelheidsmeter De snelheidsmeter geeft veel informatie weer: De rijrichting, snelheid, snelheidseenheden, regeneratieremniveau (zie V.1.1) en twee staafdiagrammen. De bovenste toont maximaal negen witte segmenten die het geleverde elektrische vermogen aangeven. De onderste geeft vier blauwe segmenten weer die de elektrische stroom aangeven die wordt geregenereerd. 29 | G6 Gebruikershandleiding

30 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication