27

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING OPGELET In verband met uw veiligheid, verstel de stoel nooit tijdens het rijden. VEILIGHEID De bestuurdersstoel heeft een sensor die de stroomtoevoer naar de motor afsnijdt wanneer er geen bestuurder zit. III.14.1. Veiligheidsgordel Elke stoel heeft een driepunts veiligheidsgordel die voor ieder gebruik moet worden vastgemaakt. VERGRENDELEN Trek langzaam en gelijkmatig aan de gordel en zorg ervoor dat het lipje van de veiligheidsgordel in de gesp klikt (controleer of het lipje goed vastzit door eraan te trekken). Mocht de riem vast komen te zitten, laat hem dan weer naar binnen en trek hem er weer uit. Als de veiligheidsgordel volledig is vergrendeld, trekt u er langzaam maar stevig aan, om deze ongeveer 3 cm naar buiten te trekken. Laat deze intrekken en trek hem er dan weer uit. Als het probleem aanhoudt, moet u de auto zo snel mogelijk laten nakijken. LOSMAKEN Druk op de knop en de riem wordt automatisch teruggetrokken. Leid terug met uw hand. VEILIGHEID Er mogen geen wijzigingen worden aangebracht aan het oosrponkelijke beveiligingssysteem (gordels, stoelen en bevestgingen). Gebruik geen apparaten die speling in de riemen kunnen veroorzaken (bijv. Wasknijpers, clips, enz.), Omdat een te losse veiligheidsgordel bij een ongeval letsel kan veroorzaken. Laat de schouderband nooit onder uw arm of achter uw rug lopen. De riem mag niet gedraaid zijn. Laat na een ongeval de gordels controleren en vervang de gordels / stoelen indien nodig. Zorg ervoor dat u niets in de gesp van de veiligheidsgordel steekt dat interfereert met zijn werking. 27 | G6 Gebruikershandleiding

28 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication