33

een buis met een meer flexibel gedrag. Een buis van klasse SN4 (41) krijgt dan bijv. de eigenschappen van klasse SN2 (51) buis en klasse SN8 (34) buis zal zich als een buis van klasse SN4 (41) kunnen gaan gedragen. Voor wat betreft het axiale gedrag zal dit geen probleem zijn. Ook de tangentiéle vervorming levert onder die omstandigheden geen problemen op. Toen de buis gelegd werd gedroeg deze zich bij normale temperaturen zoals pas send bij buisklasse en aanvul groep. Bijv. aanvulgroep zand B klasse SN8 (34) volgens afbeel ding 28 heeft een beginvervor ming van 2,5%. Als de extreme aanname wordt gedaan dat onmid dellijk na aanleg continue heet water wordt geloosd dan zal de buis zich verder gedragen als klasse SN4 (41), dus de toename van de vervorming zal 1,5% zijn. De uiteindelijke gemiddelde vervor - ming is dan 4%. Hiermee is de geschiktheid en het gedrag van PVC buizen bij lozingen van media met permanent hoge tem pe ratuur aangetoond. 5.6 Aanlegadviezen De voorschriften in NPR 3218 met betrekking tot de aanleg en de wijze van sleufaanvullen verschil len niet wezenlijk voor rioolbuizen van diverse materialen. Door het vele onderzoek dat naar het onder gronds gedrag van PVC riool is gedaan (zie o.a. hoofdstuk 3) is het mogelijk hiervoor bruik bare praktische informatie te geven. Er is met name veel onder zoek gedaan naar de relatie tus sen de dichtheid van de sleufaan vulling en het gedrag van de buis. Deze zullen hier, naast de oplos singen voor enkele praktische problemen, worden besproken. Buisaanleg Bij het maken van de verbinding van PVC buizen op een losge maakte sleufbodem hoeft ter plaatse van de mof geen grond verwijderd te worden. Deze is zo dun dat ze bij iets aanduwen en tijdens het aanvullen voldoende in de losgemaakte sleufbodem gedrukt wordt. Als toch gekozen wordt voor iets uitgrawww.wavin.nl ven moet zoals gebruikelijk deze ruimte, na het maken van de verbinding, goed opgevuld worden. Steltegels en stelplankjes mogen niet gebruikt worden. Als de aanvulling van de sleuf plaatsvindt volgens NPR 3218 kan gesproken worden van een aan vulgroep zand A tot zand B, zie hoofdstuk 3. Vindt er geen verdich ting plaats dan is de aanvulgroep zand C. Als indicatie kunnen de volgende Proctor-waarden worden aangehouden: aanvulgroep zand A Proctor-waarde tot 95% aanvulgroep zand B Proctor-waarde 79 tot 86% aanvulgroep zand C Proctor-waarde 70 tot 77% Met behulp van afbeelding 28 kan bij invullen van de gekozen of te verwachten aanvulgroepen en buis klassen de te verwachten vervorming worden afgelezen. De aangegeven Proctor-waarden zijn alleen van belang voor de sleufaanvulling ter hoogte van de buis. De verdere sleufaanvulling is niet van belang voor de buis, maar wordt geëist om verzakking van het toekomstig wegdek te beperken. Indien tijdens het aanbrengen van de sleufaanvulling reeds (grond)water op de sleufbodem staat is verdichten met trilen stampapparatuur weinig zinvol. De verdichting naast de buis zal dan slechts door aantrappen moeten plaatsvinden en zal dan veelal in aanvulgroep zand B uitmonden. In verband met het beperken van wegverzakking door sleuf inklin king wordt de sleuf nog wel inge wa terd. Indien bronbemaling aan we zig is dient dit te geschieden bij in bedrijf zijnde bronnering. Voor de dichtheid van de aanvulgrond ter hoogte van de buis geldt dat deze ten gevolge van het inwate ren nauwelijks meer toeneemt. Als riool aangelegd wordt tussen damwanden of grondschotten zal de dichtheid van de sleufgrond ter hoogte van de buis afnemen als de damwand getrokken wordt. Hiertegen kunnen de geéigende maatregelen worden genomen. Bij PVC riool is het ook mogelijk om dan de Proctor-waarde te corrigeren. Dit kan door tijdens het ontwerp uit te gaan van de in de praktijk optredende lagere waarde ten gevolge van het trekken van de damwand of tijdens de uitvoering een hogere Proctor-waarde na te streven, dan waarmee ontworpen was. buisomhullingen met klei moet veiligheidshalve aangenomen worden dat ondanks enige inspanning tot verdichten de aanvulgroep klei C zal zijn. Bij buisomhullingen met veen zal veelal geen of slechts licht verkeer voorkomen. Afhankelijk van de situatie zal bij het met veen aanvullen in veengrond gerekend moeten worden op een te verwachten inklinking die bij de aanvulgroep veen A of veen B behoort. Over het algemeen zal er naar gestreefd worden om de sleuf zo kort mogelijk open te laten liggen. Over het algemeen zullen bij vorst geen buizen of wegen aangelegd worden, omdat het aanvullen met bevroren grond niet toelaatbaar is. Totdat deze temperatuurgrens is bereikt kan PVC riool worden aangelegd. Aangezien PVC buis bij lagere temperaturen gevoeliger wordt voor slag of stoot, moet deze dan voorzichtiger gehanteerd worden. Zelden of nooit vindt opdrijven plaats als de sleuf aangevuld is. Opdrijven is een uitvoeringspro bleem, dat een enkele maal optreedt als met uitgekomen slappe veen wordt aangevuld. Is er enig risico dan is het meestal voldoende om de Straatriolering Handboek 33

34 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication