Inmiddels was Abram een man op leeftijd en zijn vrouw Sarai eveneens. Zij was weliswaar tien jaar jonger, maar ze was onvruchtbaar. Zij waren kinderloos … en dan is dat toch de zorg van Abram. En dan vervolgt Genesis 15:2: “… daar ik kinderloos heenga en de zoon van de opvolging van mijn huis” – dat wil zeggen: degene die het dan later allemaal zou krijgen – “zal Eliëzer van Damascus zijn.” Dus, met andere woorden: hoe gáát dat dan? Dat wil Abram weten, want had God eerder niet gesproken over “zijn nageslacht”? “En de Here zeide tot Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden had: Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, oosten en westen, want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u en uw nageslacht voor altoos geven. En Ik zal uw nageslacht maken als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zou kunnen tellen, ook uw nageslacht te tellen zou zijn.” Gen.13:14-16 [NBG51] Zonder nageslacht kon die belofte over “een groot, zich vermeerderend loon” wel zo zijn, maar wat blijft daarvan over wanneer hij zou sterven? Dat zou dan allemaal toekomen aan Eliëzer en die kwam uit Damascus. En dan staat er in Genesis 15:3: “En Abram zei: Zie, U hebt aan mij geen zaad gegeven” – zo staat het er dan letterlijk – “en zie, een zoon van mijn huis (ook wel: huishouding) zal van mij erven.” En dan krijgen we een heel bekend woord. Genesis 15 wordt namelijk vaak in het Nieuwe Testament geciteerd, het speelt een grote rol en dat heeft te maken met deze geschiedenis. 14
11 Online Touch Home