7. God is langzaam tot toornen Genesis 15:14: “En ook de natie die zij zullen dienen, zal Ik berechten en daarna zullen zij uitgaan met veel bezittingen.” Hier wordt niet alleen de termijn van de vreemdelingschap aangegeven, maar ook wat God zou doen met de natie die het volk zou verdrukken. God zou die natie berechten en dat kennen wij dan als de tien plagen; de tien gerichten over het land Egypte. En daarna zullen zij “met veel have uitgaan”, dit is Exodus. Eigenlijk is het dus zo, dat God aan Abram – voordat hij zelfs een zoon heeft, want dat zou nog enkele decennia duren – al een blauwdruk geeft van de geschiedenis van de komende 400 jaar. Zo gaat het gebeuren: je krijgt een zoon, het duurt nog eeuwen voordat je nageslacht daadwerkelijk dit land erfelijk gaat bezitten, maar het gaat gebeuren. Hij zegt tevens wat er ondertussen zou gebeuren en dat zij verdrukt zouden worden in het land, waar ze terecht zouden komen. Maar die natie berecht zou worden en uiteindelijk zouden ze uitgaan: de uittocht uit Egypte. Die hele periode wordt met nauwkeurigheid voorzegd en tegen Abram wordt dan in vers 15 gezegd: “En jij zult in vrede tot je vaderen gaan en begraven worden in goede grijsheid.” Het is een wat letterlijke weergave, maar zo wordt dat gezegd. En dit werd allemaal tegen Abram gezegd in ‘een gezicht’, een visioen. Abram slaapt hier … Nou, moet je eens kijken, ik schreef het al eerder: slapend rijk. Nu was Abram fysiek, materieel gesproken, rijk, maar dit krijgt hij te horen van de God van hemel en aarde. 33
25 Online Touch Home