14

Genesis 16 4 En hij komt tot Hagar en zij wordt zwanger. En zij ziet dat zij zwanger is en haar meesteres wordt in haar ogen gering geschat. Hij: In dit vers is Abram anoniem. Hij is de verwekker, maar Hagar, daar draait het om. Hij kwam tot Hagar: is Hagars positie die van tweede officiële echtgenote, of van bijvrouw? Gering zijn: met dit woord wordt aangegeven dat iemand niet meetelt, van geringe betekenis is. In haar ogen: in vers 6 is sprake van Sarai’s ogen en in vers 13 nogmaals van het zien van Hagar. Maar in vers 12 en 13 is driemaal sprake van het zien van JAHWEH. 5 En Sarai zegt tot Abram: “Mijn onrecht is op jou. Ik, ik gaf mijn dienares in jouw boezem. En zij ziet dat zij zwanger is en in haar ogen word ik gering geschat. JAHWEH spreke recht tussen mij en tussen jou.” Sarai beklaagt zich bij Abram. Ze heeft het over krenking en onrecht. Een aantasting van de rechtsorde. Abram, als Patriarch, laat dit passeren maar Sarai eist in feite (mijn onrecht is op jou) dat er recht gedaan wordt: wanneer Abram geen recht verschaft, laat God het dan doen. Sarai geeft aan dat zij vrijwillig haar slavin gegeven heeft en daarom de weldoenster is. “Ik heb jou zelf mijn slavin in je schoot gegeven”. 6 En Abram zegt tot Sarai: “Aanschouw, jouw dienares is in jouw hand. Doe met haar het goede in jouw ogen.” … 16

15 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication