30

Genesis 21 Het chiasme* is als volgt: A (vs.1-3) JAHWEH bezocht Sarah en zo baarde zij Abraham een zoon, Isaäk, op de door JAHWEH bepaalde tijd. B (vs.4-7) Isaäk werd besneden op de achtste dag; er was grote vreugde. C (vs.8-9) Abraham vierde het moment dat Isaäk van de borst af ging, maar Ismaël bespotte hem. D (vs.10-14) JAHWEH gebood Abraham Hagar en Ismaël weg te sturen met voorraden. E (vs.15-17) Hagar liet in groot verdriet Ismaël voor dood achter, maar JAHWEH stelde Hagar gerust. Centrale as (vs.18) JAHWEH beloofde Hagar dat Hij Ismaël tot een groot volk zou maken. E (vs.19) JAHWEH opende de ogen van Hagar en ze vond water. Leven voor Ismaël. D (vs.20-21) JAHWEH was met Ismaël en hij groeide op. C (vs.22-24) De Filistijnse koning drong bij de gezegende Abraham aan om een verbond te sluiten. B (vs.25-32) Abraham sloot een verbond met de Filistijnen over “de put van zeven”: Be’er-Sheva. A (vs.33-34) Abraham vestigde zich te Be’er-Sheva en riep de Naam van JAHWEH aan. 33

31 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication