469

Romeinen 15:1 – de zwakten van de nietcapabelen En wij, de capabelen zijn verschuldigd de zwakten van de niet-capabelen te dragen en niet onszelf te behagen. De gevoelige kwesties die Paulus in het voorgaande hoofdstuk besprak, komen hier tot een afsluiting. In hoofdstuk 14:2 werd degene die in zijn geweten moeite heeft met het eten van vlees “de zwakke” genoemd. Hier wordt hij als “niet-capabel” (Grieks: adunatos) aangeduid. Dat is niet denigrerend bedoeld; het geeft slechts aan dat men door een gebrekkig geweten, niet goed in staat is te dealen met onderlinge verschillen. Zeker, iedereen dient te leren, dat “niets in zichzelf ongewijd is” (14:14). Maar tot die tijd zouden “wij, de capabelen” (Grieks: dunatos) hen daarin helpen. Want als wij onszelf “capabel” (dat wil zeggen: in staat) achten, rust op ons dan ook niet de morele plicht “de zwakten” van de ander te dragen? Het dragen van “de zwakten van de niet-capabelen” betekent trouwens meer dan alleen ‘verdragen’. Als iemand in zijn geloof dreigt te vallen, doordat hij bijvoorbeeld zijn broeder vlees ziet eten, dan zegt Paulus: draag zijn zwakte (14:21). Oké, het is zijn zwakte dat hij daar niet mee kan dealen, maar waarom zou degene die die capaciteit wel heeft, de zwakte niet dragen en het vlees laten staan? Zijn niet juist “de capabelen” daartoe in staat?! 491

470 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication