504

Romeinen 16:7 – gemarkeerd onder de apostelen Groet Andronikus en Junias, mijn verwanten en mijn medekrijgsgevangenen, die gemarkeerd zijn onder de apostelen, die ook vóór mij in Christus geweest zijn. Opnieuw noemt Paulus twee (ons verder) onbekende namen. Beide mannen zijn “verwanten” van hem en dus familieleden. Maar hij noemt ze ook “mijn mede-krijgsgevangenen”, wat aangeeft dat zij samen met hem streden (uiteraard in het Evangelie) en om die reden ook met hem gevangen hebben gezeten. Bij welke van de vele gelegenheden dat is geweest (vergelijk 2Kor.11:23), wordt hier niet vermeld. Van deze Andronikus en Junias in Rome, zegt Paulus ook nog dat ze “gemarkeerd zijn onder de apostelen”. “Gemarkeerd” wil zeggen: ze waren ‘gemerkt’ – opvallend, markant. Andronikus en Junias namen te midden van de apostelen een markante plaats in. We moeten bedenken, dat de kring van “de apostelen” (= afgevaardigden) veel uitgebreider was dan alleen “de twaalf”. Zo was Barnabas eveneens apostel (Hand.14:14; 4:36). Zie ook 1 Korinthe 15:5-7, waar eerst sprake is van “de twaalf” en daarna van “al de apostelen”. Karakteristiek voor een apostel is, dat deze een ooggetuige is geweest van de opgewekte Heer en ook door hem is afgevaardigd (1Kor.9:1). Paulus is in elk geval de laatste in die reeks (1Kor.15:8), zodat alle andere apostelen (per definitie) eerder dan hij “in Christus” waren. 527

505 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication