99

Romeinen 2:18 – onderscheiden waar het op aankomt Zie, je wordt Jood genoemd en steunt op de wet en je beroemt je in God, en je kent de wil en toetst de dingen die verschillen, terwijl je wordt onderricht vanuit de wet. Vanaf vers 17 tot en met vers 20, somt Paulus twaalf privileges op die een Jood kan claimen. De eerste zes aanspraken, genoemd in bovenstaande verzen, hebben te maken met wat de Jood zelf aan voorrechten geniet, terwijl de laatste zes aanspraken, genoemd in vers 19 en 20, verband houden met wat de Jood voor anderen mag betekenen. Pas vanaf vers 21 maakt Paulus duidelijk dat de genoemde privileges zich tegen de Jood keren, zodra hij zich daardoor ‘beter’ waant dan de ander. Dat is een fataal misverstand! De door Paulus opgesomde voorrechten zijn enorm. De wil kennen, namelijk die van GOD, is nogal een pretentie. En bovendien daardoor ook in staat zijn te toetsen of te beproeven wat wel en niet van belang is. Hoe zou men zulke verschillen onderkennen, anders dan via onderwijs daarin? Om in het natuurlijke leven dingen van elkaar te onderscheiden, hebben we licht nodig. Wie een donkere kamer binnenkomt stoot zijn voet of struikelt zomaar over allerlei dingen. Totdat het licht aangaat: vanaf dan gaan we onderscheiden waar het op aankomt! 103

100 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication