28

Zonder deze kennismaking met goed en kwaad, zou de mens geen enkel besef hebben gehad van Wie God werkelijk is. Een vlak en een grijs leven, zonder besef van hoogte- en dieptepunten, van verloren zijn en gered worden. Geen diep besef van ongelooflijke genade of van onvoorwaardelijke liefde, of van overvloeiende dankbaarheid. Pas wanneer God Alles in allen zal zijn, zullen allen met de kennis van God toegerust zijn in het kennen – net als God zelf – van goed en kwaad. Dan zal deze kennis niet meer ‘ons ten kwade’ zijn, maar alleen nog ‘ons ten goede’. Niet: ‘uit de hand gelopen ...’ Niet: ‘proberen te redden wat er nog te redden valt ...’ Geen ‘herstel van een aards paradijs’ dat sowieso geen enkele overlevingskans maakte … maar: “Zie, Ik maak alles nieuw!” Want alles is uit Hem, door Hem en tot (in) Hem. Het geestelijke, het onsterfelijke en onvergankelijke bereiken we via de weg van de vergankelijkheid. Via ‘kennis van goed en kwaad’, vanuit de dood naar het leven. In de weg van de tegenstellingen leren wij het ware leven en de waarachtige waardering voor al Gods werken kennen. Leren we goed en kwaad te verstaan op een manier die alleen aan God Zelf voorbehouden is en die Hij ons, gelovigen, nu al onthult. Nogmaals: er gaat niets fout. Alle voorzorgsmaatregelen waren al getroffen, vóór het eerste mensenpaar van de boom gegeten had. Lees bijvoorbeeld wat God al had voorbereid, vóór de mens zijn eerste overtreding begaat, in 1 Petrus 1:18-21. Vrijgekocht, met het kostbare bloed van Christus, als dat van een lam zonder smet of gebrek. Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging van de wereld, vóór het eerste mensenpaar kennis kreeg van goed en kwaad, en daarmee sterveling werd. 30

29 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication