21

Bij proseliet12 Cornelius ontving de verzamelde menigte de gave van heilige geest. Daarmee getuigde God, dat Hij ze aangenomen had. En zo kon Petrus zeggen: Iemand kan toch niet het water beletten, zodat dezen niet gedoopt worden, die de heilige geest ontvangen, zoals ook wij? En hij gelastte hen gedoopt te worden in de naam van Jezus Christus. Toen vroegen zij hem enige dagen te blijven Hand.10:47,48 Deze mensen uit de natiën vormden nu een eenheid met de gedoopten in Jeruzalem. God maakte ze door de geest, de heilige, één. Tot op zekere tijd waren gelovigen in Samaria wel in water gedoopt, zonder de heilige geest te hebben ontvangen Hand.8:14-17. Zij, die nog niet de gave van de heilige geest ontvingen, konden zich wel met de heiligen in Jeruzalem verenigen. Hoe konden dan deze proselieten niet gedoopt worden, die de geest wél ontvingen, zoals de apostelen? Hand.11:15,17 Zo vormde God door de heilige geest een nieuwe eenheid. Deze verving de door waterdoop toegevoegde eenheid, hoewel de waterdoop en de doop in de geest nog enige tijd naast elkaar bleven bestaan. Wij hebben gezien, dat de tempel en het daarmee verbonden ritueel een bepaalde periode voorafschaduwde. Dat is de tijd waarin de Heer, 12 Proseliet: iemand die genaderd is tot de God van Israël; Cornelius was een ‘proseliet van de poort’ wel een God-vereerder, maar nam geen deel aan de gezette hoogtijden van Jahweh, wat een ‘proseliet van de gerechtigheid’ (de ‘kamerling’, Hand.8) wél deed. 22

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication