0

DE DOOP A.E. Knoch Stichting Da-ath

Colofon Oorspronkelijke titel: Die Taufe Auteur: A.E. Knoch Uit: Unausforschlicher Reichtum 58/1989, blz.24-28, 80-85, 131-136, 155-164, 236-239, 262-270; 59/1990, blz.17-22 © Konkordanter Verlag, Birkenfeld, BRD konkordanterverlag.de Vertaling, redactie: Date Gorter Uitgave: Stichting Da-ath, Capelle aan den IJssel, da-ath.nl Met schriftelijke toestemming Konkordanter Verlag Omslag: Evangelie Om Niet evangelieomniet.nl Foto Cover © DNY59 via Canva ISSN 2772-8811 NUR 707 4

INHOUDSOPGAVE Blz. Fundamentele natuur .......................................... 7-9 Betekenis van het woord doop ........................... 9-12 Wat leren de voorbeelden?.................................. 12 De tabernakel van Mozes ................................... 12-13 De tempel van Salomo ......................................... 13-14 De tempel van Ezechiël ...................................... 14-15 De tegenbeelden ................................................. 15 De tijd van de tabernakel .................................... 15-16 De doop van Johannes ........................................ 16-18 De doop en het koninkrijk .................................. 18-24 De tempel van Salomo ....................................... 24-25 De tempel van Ezechiël ...................................... 25-26 De overgang ........................................................ 26-31 Titels van Christus bij de doop ............................ 31 De doop van Johannes ........................................ 31 5

De doop door Petrus ............................................. 31-32 De doop door Paulus .......................................... 32-36 Het huidige beheer ............................................. 36 De geest heeft opperheerschappij ....................... 36-38 De doop in en naarbinnen .................................. 38-43 De doop in Paulus’ brieven ................................. 43-44 De vroege brieven ............................................... 44-45 De overgangsbrieven .......................................... 45-55 Compleet gemaakt in Hem ................................. 55 Nabij en veraf ..................................................... 55-56 Water en geest .................................................... 56-57 Één geloof, één doop .......................................... 57-58 Eenheid in de geest ............................................. 58-60 Gereinigd in de geest .......................................... 60-61 Brochures gratis bestellen: gorterd@protonmail.com 6

De doop Fundamentele natuur Daarom, het woord van het begin van Christus achterlatend, zouden wij tot rijpheid gebracht worden; niet weer fundament neerwerpend van berouw van dode werken en geloof op God, van onderwijs van dopen, en opleggen van handen en opstanding van doden en een eonisch oordeel; En dit zullen wij doen, mits God ons toestaat Hebr.6:1-3 Zes punten fundamenteel onderricht van God, Die zo Zijn volk Israël onderwees met: 1. Bekering van dode werken 2. Geloof op God 3. Onderwijs van dopen 4. Handoplegging 5. Opstanding van doden 6. Eonisch oordeel Dit zijn de grondregels van het begin van de woorden van God Heb.5:12. Kinderen krijgen normaal gesproken eerst basisonderwijs krijgen. Dit moet, na de grondbeginselen, leiden tot meer onderricht. Eerst de basis, dan verdieping. Zo groeien ze op tot meer erkenning en volwassenheid. God heeft in wijsheid Zijn onderricht ook zo ingericht. Hij gaf het volk Israël eerst onderwijs in typen en beelden. Hij richtte Zich op hun vermogen om de aardse dingen te bevatten. Hij maakte geestelijke aspecten duidelijk door 7

aardse, tastbare voorbeelden. Reiniging van lichamelijke onreinheid door water was type. Reiniging van geestelijke bevuiling door Zijn woord is het wezenlijke. De tabernakel was gebouwd met goud, zilver en materialen als erts, linnen, kostbaar hout, en andere stoffen. Dat was beeldend, typologisch voor de heerlijkheid van Zijn woonplaats; het liet de weg zien om Hem te naderen Ex.25-28. Gods omgang met Zijn volk leek op dat van een volwassen ouder met het kind. Hij gaf Israël de wet als een pedagoog (kind-geleider) tot op hun Messias, de Christus, Die de vervulling van de wet was. Tot Hij kwam was elementair onderwijs nodig. Van Mozes tot Christus werd het volk Israël geschoold in de grondregels. Die bestonden uit vooren schaduwbeelden; riten en voorschriften. Christus was de ware, levende Instructie die de oneindige liefde en grootheid van God in Zijn wezen liet zien. Hij onthulde het hart van God volkomen door Zijn dood van het kruis, die Hij onderging in gehoorzaamheid aan Zijn Vader. Daarna maakte God Zijn woord compleet Kol.1:25. Hij gaf mensen instructies die geestelijke volwassenheid in de Christus brengen. Hij is nu Hoofd van het al Kol.2:10. Hoe teder, met veel goedgunstigheid, ging God met Zijn volk Israël om! Hij had Zijn volle heerlijkheid over hen kunnen laten schijnen. Dan zouden zij echter verblind zijn geworden. In plaats daarvan voerde Hij ze stap voor stap, met veel geduld, via de steile helling naar de top: de erkenning van Hemzelf. Het was nooit Zijn bedoeling hen voor altijd op reis te laten zijn door de wildernis, dorheid, van de wet, zonder ooit het doel te bereiken. Hij wilde dat 8

zij leraren zouden zijn vanwege de verstreken tijd Hebr.5:12. Maar instructie over de grondregels was opnieuw nodig. Betekenis van het woord doop Onderwijs over dopen hoort ook bij de grondbeginselen. Diverse vormen van het Griekse begrip doop (baptisma) komen uit de wortel van indopen, indompelen, het Griekse baptō 1. Vanuit dit begrip komen vier woorden: Dopen2: reinigen + verenigen, ceremonieel met water, figuurlijk door geest of vuur. Het woord is ook met ‘wassen’ vertaald Luk.11:38, iets dat men als gewoonte voor de maaltijd deed. Het dopen3: indompelen van kannen, bekers, koperen vaatwerk en bedden Mark.7:4; Hebr.6:2. Doop4: ceremonieel wassen; te onderscheiden van: wassen tot reiniging, en van: een bad nemen. Dit woord omvat de doop door Johannes én de ene doop Efe.4:5. Doper5: bijnaam van Johannes omdat hij doopte, terwijl men voorheen zichzelf doopte. 1 Stichwortkonkordanz Konkordantes Neues Testament (KNT), 5e + 6e druk blz.587 onder tauchen, Taufe. In 7e druk, blz.241. Baptō komt 5 keer voor, Lucas 16:24 (1x); Johannes 13:26 (3x) en Openbaring 19:13 (1x). 2 Grieks: baptizō 3 Grieks: baptismos 4 Grieks: baptisma 5 Grieks: baptistès 9

Dat dopen eerst wassen inhield, blijkt uit Tenach6: En alles waarop iets ervan (aas van onreine kleine dieren) valt wanneer zij dood zijn, zal onrein zijn; elk houten voorwerp .... waarmee arbeid verricht werd, het zal in water gedaan worden7 en tot de avond onrein zijn Lev.11:32. Nauwkeurige studie van alle vindplaatsen van dopen (baptizō) toont, dat het niet het verwijderen van natuurlijke onzuiverheid is, maar wel het opheffen van ceremoniële verontreiniging. Het kan ook zijn: ‘ceremonieel wassen’. In het dagelijks leven van Israël vereiste het aanraken van een dood lichaam niet het wassen van kleding. Een bad nemen was onnodig wanneer men van de markt thuiskwam. Een handvol water was genoeg Mark.7:3,4. Toen de Heer Jezus bij de farizeeër een vroege maaltijd nuttigde, was hij verbaasd dat Hij Zich niet eerst gewassen had. Dat bewijst, dat hij van Hem niet meer dan ceremoniële reiniging verwachtte Luk.11:38. Tot op vandaag zie je deze wassingen (‘dopen’) nog steeds onder de Joodse mensen. Slechts het indompelen van de handen in water is genoeg. Wanneer bekers gereinigd moesten Luk.11:39, werden ze niet grondig gewassen. Simpel in water dompelen was genoeg. Ook bij ander gerei volstond formeel wassen Mark.7:4. Dat staat ook in wetten over reiniging van mensen, voorwerpen die met een dode in aanraking geweest zijn Num.19:14. Een 6 Afkorting van Wet (Thora), Profeten (Neviiem) en Geschriften (Chetoeviem), de Joodse benaming van de Hebreeuwse Schrift. 7 Septuaginta, de Griekse vertaling van Tenach heeft: bapthêsetai, letterlijk: gedoopt worden. Zie ook Lev.11:25 10

hysopbundeltje, gedompeld (gedoopt) in reinigingswater voldeed; zo kon men de onreine besprenkelen Num.19:9,17,18. Paulus herinnert de Korinthiërs eraan, dat de vaderen van het volk Israël allen onder de wolk waren en naarbinnen in Mozes in de wolk en in de zee gedoopt werden 1Kor.10:2. Uit Tenach weten wij echter, dat de zonen van Israël geen water aanraakten toen zij door de Rode Zee trokken; zij hielden de voeten droog! De Egyptenaren gingen wél ten onder in het water en verdronken. De zonen van Israël werden beslist niet in de Rode Zee gedoopt in de normale zin van het woord. Hier is de betekenis van het woord doop duidelijk door het resultaat ervan. De doop in Handelingen zonderde de gedoopten af van de wereld die gewijd was aan de ondergang. Zo ook zorgden de wolk en de zee in de tijd van Mozes voor Israëls afscheiding van Egypte. De apostel legt dan het door hem gebruikte woord doop uit, met nadruk op het geestelijke: ..aten allen hetzelfde geestelijke voedsel, en allen dronken dezelfde geestelijke drank; want zij dronken uit de geestelijke rots die hen volgde, de Rots echter, was de Christus 1Kor.10:3,4 De uitwendige reiniging had niet als doel verwijdering van vuilheid. Maar de begrippen die verband hielden met reiniging van het vlees, werden onder de Mozaïsche wet naar het geestelijke overgezet. Ingaan in de tabernakel eiste van de priester een ceremoniële afwassing of doop van het vlees uitvoerde bij het koperen wasvat Ex.29:4; 30:20. Maar ook in Handelingen droeg Ananias aan Saulus op: 11

Sta op, laat je dopen en laat je zonden afwassen, Zijn naam aanroepend.' Hand.22:16 Wat leren de voorbeelden? We beginnen met het koperen wasvat bij de tabernakel Ex.30:17-21. Die zal vergeleken worden met de zogeheten ‘zee’ van koper en de tien mobiele wasvaten bij de tempel van Salomo 1Kon.7:23-39, en uiteindelijk met de stromende rivier van Ezechiël Ez.47:1-12. Dan volgt bespreking hoe deze typen, voorbeelden, spreken van hun tegenhanger en in welk beheer8 ieder thuishoort. Deze erkenning stelt ons in staat de goddelijke waarheid in het licht van het nu geldende, geheime beheer van de genade Ef.3:2,9 te zien. De tabernakel van Mozes Toen Jahweh te midden van Zijn wolk woonde, zorgde hij voor mogelijkheden, dat Zijn volk in Zijn nabijheid kon komen. Hoewel Hij te midden van hen woonde, was dat wel achter dikke kleden en de voorhang Ex.36:35,37. In de voorhof van de tabernakel, voor de ingang, stonden het brandofferaltaar en het koperen wasvat Ex.40:29,30. De eerste richtlijn van Jahweh voor de bouw van allerlei voorwerpen noemt het wasvat niet. Pas ná de beschrijving van alle instrumenten noemt Hij dit koperen bekken en stelt haar plaats vast Ex.30:18. Daar moesten Aäron en zijn zonen zich reinigen Ex.30:21, voordat zij de tabernakel in gingen. Het is opvallend, dat alles gedetailleerd met precieze afmetingen beschreven is, maar het koperen wasvat niet. Details over maten en vormgeving ontbreken. Al wat wij weten, is dat 8 Beheer, Grieks: oikonomia, huis-wet of huishouding. In Gods plan van eonen zijn 12 periodes van beheer te zien. In elk daarvan geeft God een toedeling, bijvoorbeeld wet of genade in een zekere tijd. 12

het wasvat diende om wassingen te doen voordat men de tent van samenkomst binnentrad. De bereikte toestand van reiniging was voor Jahweh genoeg en er was gemeenschap mogelijk in Zijn nabijheid. Het was in ieder geval een bad van vernieuwing en wederwording (‘wedergeboorte’) voor de priesterlijke dienst vgl Tit.3:5. Waarom werd bij de beschrijving van de instrumenten voor de tabernakel het koperen bekken weggelaten? Waarom was de beschrijving zo sober in Exodus? Houdt dit niet in, dat het koperen wasvat er niet wezenlijk deel van uitmaakte? En alleen voorlopig haar plaats had? Was het niet zo, dat de tabernakel nog niet de volkomenheid uitbeeldde, en dat daarom het rituele wassen van de priesters slechts tot de tijd van betere orde Hebr.9:10 opgelegd was? Zijn meer bewijzen nodig om het tijdelijke karakter van dit koperen bekken aan te tonen? De tempel van Salomo De tempel van Salomo, later in de plaats van de tabernakel gekomen, kende zo’n bekken tussen het brandofferaltaar en het heilige niet. In plaats daarvan stond daar de gegoten zee tot reiniging door wassingen voor de priesters 2Kron.4:2,6. Hierbij werden wel de precieze maten aangegeven 1Kon.7:23. Deze stond niet dicht bij het koperen altaar, iets naar het zuidwesten. Het werd echter nooit ‘bekken’ genoemd. Het stond op 12 ossen/runderen in opzet 4 x 3, als symbolen van dienstbaarheid. Het altaar was nu duidelijk groter, het vulde vrijwel heel de voorhof voor het huis. Zodoende stond de zee niet op dezelfde plaats als het bekken bij de tabernakel, het was naar links verplaatst. 13

De tien bekkens die in de voorhof stonden, dienden om de brandoffers te wassen. Hoewel zij op dezelfde plaatsen bij het huis stonden, rustten ze op wagens met vier wielen 1Kon.7:30. Ook hier zien en erkennen wij, dat de kennelijk overbodige wielen laten zien dat de bekkens slechts ‘tot de tijd van betere orde’ Hebr.9:10 van belang waren. De tempel van Ezechiël We kunnen niet verwachten, dat het koperen wasvat uit de tijd van de tabernakel van Mozes hier nog staat. Ook zijn de tien verrijdbare bekkens die aan beide zijden van het huis van Salomo stonden, niet meer te zien. Ook zien we in Ezechiël geen koperen zee meer. In plaats daarvan komt een stroom van levend water onder de dorpel van het huis door. Deze neemt de vloek weg en brengt leven en dus vruchtbaarheid Ez.47:1-12. Hier is water in overvloed, niet slechts een klein bekken vol, ook niet slechts 2000 bath, de inhoud van de gegoten zee, maar een vloeiende, leven brengende stroom, die steeds dieper wordt naarmate die verder stroomt. Zo zien we duidelijk in het voorbeeld van de voorhoven van de heiligdommen van Jahweh, dat achtereenvolgens één enkel bekken wordt afgelost door 10. En deze worden op hun beurt vervangen door één stroom van levend water. Het was voor God onvoldoende, dat enkelingen delen in de wederwording (‘wedergeboorte’) in Zijn aanwezigheid. Hij kan uit zeer weinig erg veel voortbrengen, tot redding en genezing van al wat daarmee in aanraking komt. 14

De tegenbeelden De tabernakel met haar rituelen was een type van wat komen zou. Op dezelfde manier sprak de tempel van Salomo van de heerlijkheid die nog zal komen, wanneer Hij, Die groter dan Salomo is, Zijn vrede zal brengen. De tempel van Ezechiël 40-48 verwijst naar een verdere toekomst. Deze tempel zal in het komende millennium in de dag van Jahweh9 gebouwd worden. Deze verwijst naar de opvolgende dag van God 2Petr.3:12. Dan zal God Zelf de tempel zijn en een stroom van levend water zal uit Zijn troon stromen Op.21:22; 22:1-3. Dan zal geen vloek meer zijn, en een nieuwe schepping zal het luid verkondigen, dat de eon van betere orde, van rechtzetting, gekomen is. De tijd van de tabernakel De tabernakel was de plaats van ontmoeting met Jahweh vanaf de tijd van instelling bij Sinaï tot in de dagen van Salomo. In Hebreeën zien wij de geestelijke betekenis van deze voorafschaduwing die toen was. Hier lezen wij over het tegenbeeld van Mozes: de Zoon van God Hebr.3:1-6. Hij is dat ook van Aäron Hebr.5:4 en Jozua Hebr.4:8. De Israëlieten bevinden zich in de wildernis (woestijn). De Ene, Die veel grotere heerlijkheid waardig is dan Mozes, is hun Geleide. Hij is erbij om ze in het vieren van God te leiden, wat Jozua niet lukte. Zijn priesterschap overtreft dat van Aäron, want het is gebaseerd op veel hogere beloften. En het is dan ook op niemand overdraagbaar. Het eerste (oude) verbond van de Sinaï verbleekt totaal in het licht van het tweede (nieuwe) verbond Hebr.8:6-13. 9 Gewoonlijk ‘de dag des Heren’ genoemd, in profetie veelvuldig aangekondigd, Openbaring 1:10 e.v. spreekt daarvan. 15

Verderop wordt kort samengevat de tabernakel verklaard. De vaststelling volgt: wat een gelijkenis is met de tegenwoordige era Hebr.9:9. Hebreeën noemt geen tempel. Christus is het ware Tegenbeeld van de tabernakel. Tot aan Zijn komst was er voor Zijn volk Israël slechts één toegang tot Gods tegenwoordigheid via dit grote Tegenbeeld van het ritueel van de tabernakel. Voor nu kan het helpen - voor het begrip - Paulus’ bediening als apostel van de natiën er niet bij te betrekken. De doop van Johannes Voordat de ware Tabernakel kwam, trad Johannes op, die in de Jordaan doopte Mark.1:4,5. Wat werd uitgebeeld door deze voorafschaduwing? Christus was het, die door Mozes als profeet aangekondigd was Deut.18:15-19. En Hij kwam om Zijn volk uit de slavernij te bevrijden Hand.7:25,37. Israël in Egypte komt overeen met de Joden onder de wet. De Heer Jezus kwam om hen eveneens in het goede land te brengen, dat Hij voor hen bereid had. Maar, net als de Israëlieten in de oudheid, bleven ook deze Joden (in de Handelingentijd) in de wildernis hangen. Tienduizenden werden gelovig; zij allen hoorden echter bij de ijveraars van de wet Hand.21:20. God had in het grootste deel van hen geen behagen 1Kor.10:5. De weg door de wildernis begon met een doop. Zij allen werden naarbinnen Mozes in de wolk en in de zee gedoopt 1Kor.10:2. Alle verbindingen met Egypte werden op die wijze verbroken. En zij werden zo met Mozes verbonden. Vele jaren later verkondigde Johannes de doper het koninkrijk van de hemelen, doopte hij hen ook, en dat met het oog op de ware Mozes, de Heer Jezus Matt.3:11. De doophandeling 16

verbond hen met hun Heer. Johannes doopte echter niet in zijn eigen naam; hij was niet dé Profeet die zou komen. Hij doopte tot bekering en zei dat de mensen, in Hem zouden geloven die na Johannes kwam, dat is: Jezus Hand.19:4,5. Wat betekende dan de doop van Johannes? Het was vooral een belijdenis: zij hadden wassing nodig, de ceremoniële reiniging. Daartoe beleden zij hun zonden Matt.3:6. Het was een doop tot bekering (berouw), eerste voorwaarde voor alle zegen voor Israël. De Joden waren tot spreekwoord en spotrede geworden. Zij waren over alle landen verstrooid en dienden de vijanden Deut.28:37,48. Alle vloek die in de wet van Mozes stond, was in hun ongehoorzaamheid over hen gekomen. Maar Jahweh had hen beloofd dat, wanneer zij zich van hun verkeerde wegen omkeren, Hij Zich over hen zou ontfermen en hun lot zou omwenden. Zij zouden dan uit alle volkeren verzameld worden Deut.30:1-5. Vanaf de dagen dat Mozes Aäron en zijn zonen inwijdde, deden zij alle benodigde reinigingen zelf Ex.40:30-32. Onreine kleding werd door de drager gewassen Lev.11:40. Naäman moest zich zeven keer onderdompelen in de Jordaan en werd rein verklaard 2Kon.5:14. Toen Johannes optrad, doopte hij. Dus werd hij Johannes de doper genoemd. Door zijn doop vormden de ontvangers niet alleen een afgezonderde menigte. Zij werden óók met de Komende verenigd, want ook Jezus liet Zich door Johannes dopen en stemde zo met deze eenheid in Matt.3:15. Johannes kwam in de geest en de kracht van Elia om de weg van de Heer te bereiden. De Heer, Die Zichzelf liet 17

dopen, had geen reiniging nodig. Maar, zoals Mozes met de zonen van Israël in de wolk en in de zee was, zo ging Hij samen met hen die zich in Zijn Naam lieten dopen. Daar Hij echter uit de hemel kwam, daalde aanvullend de geest van God op Hem neer. En die getuigde daarmee, dat Hij de Ene, dé Reine was, die al het welbehagen van God genoot. En Hij had door de geest te allen tijde toegang tot de Vader. Want de doop in heilige geest is eens voor altijd geldig. Het is immers een getuigenis van Eigendom van God zijn, iets dat ononderbroken blijft, en is bewijs van overvloedig leven. Johannes erkende zelf hoe oppervlakkig velen waren die bij hem kwamen om gedoopt te worden. Hij zei tot de farizeeën en sadduceeën: Adderengebroed! Wie heeft jullie te kennen gegeven te vluchten voor de op het punt staande verontwaardiging? Matt.3:7 De bekering (berouw) en de doop die alleen voor de vorm plaatsvonden, waren lang niet genoeg. Alvorens Jahweh Zijn volk Israël in het beloofde land opnieuw kan zegenen, moet het zich wederom tot Hem wenden. Om oprechtheid en bekering te bewijzen, moet het ook de juiste vruchten laten zien. Die Ene, op wiens Naam zij gedoopt werden, liet Zich niet bedriegen. Hij zou echter niet met water dopen, maar met geest. Zijn doop zou scheiding tussen zijn en schijn opleveren. De ene groep zou de doop in heilige geest ondergaan, de andere de doop in vuur Matt.3:11. 18

De doop en het koninkrijk De doop staat steeds in verband met bekering (berouw) als die aan de zonen van Israël voltrokken werd. Het woord dat voor Petrus Hand.2:38 e.v. leidend was, kwam uit de wet10 Deut.30:1-5. Dat gedeelte vormt de sleutel tot wat Petrus op pinksteren sprak. Voordat Jahweh het volk in het beloofde land kan zegenen, moet het zich weer tot Hem wenden en Hem aanroepen. Om oprechtheid van hun omkeer te laten zien, moet het de juiste vrucht voortbrengen Matt.3:8; Luk.3:8. Niemand van hen zal zich kunnen verheugen in het aardse koninkrijk, wanneer men niet door de deur van bekering (berouw) binnengaat Matt.3:2; 4:17; Hand.2:38. Voor de natiën (buiten het volk) gaf God een andere deur: geloof Hand.14:27. De doop in water was een uiterlijk zegel van bekering (berouw) tijdens de bediening van Johannes Hand.13:24. De Heer doopte Zelf niet met of in water, maar liet dat aan Zijn discipelen over Joh.4:2. De vereniging van hen, die zo door Johannes gedoopt waren, en hun afzondering van de andere Joden, werd duidelijk toen een kwestie opspeelde. Tussen de discipelen van Johannes en de Joden ontstond onenigheid over de reiniging Joh.3:25. De discipelen van Johannes gingen naar Johannes toe. Zij hadden over Jezus gehoord, dat Hij (Zijn discipelen) doopte en dat allen tot Hem kwamen. Hoewel de discipelen van Johannes Joden waren, onderscheidden zij zich nu van de overigen. Johannes zei duidelijk dat hij door Hem gezonden werd Joh.3:28. Jezus moest groeien, Johannes moest minder worden Joh.3:30. Deze gebeurtenis 10 Wet: Thora (Hebreeuws), Onderwijzing, Genesis-Deuteronomium. 19

toont ons, hoe de bediening van Johannes geleidelijk in die van de Heer opging. Weliswaar vormden alle Joden door het ritueel van de besnijdenis een eenheid, maar werden door de (water)doop van elkaar gescheiden. Petrus nam de bediening van het dopen op de pinksterdag weer op Hand.2:38. Het koninkrijk was tevoren door Johannes en de Heer verkondigd. Israël had dat echter afgewezen, en haar Messias vermoord. Met pinksteren werd Hij als Opgestane verkondigd, als de Zoon van David. Hij was door God opgewekt, opdat Hij op de troon van David zou zitten. Maar voordat de dag van Jahweh11 in heerlijkheid kan aanbreken, moet Gods arm van gerechtigheid door gerichten openbaar worden Hand.2:23,24,34,35. Al de profeten hadden het aanbreken met gerichten van deze grote dag voorzegd. Veel zwaardere gerichten dan in Egypte zullen Zijn vijanden uitschakelen Han.2:19; Dan.12:1; Joël 2, Amos 5:18-20 e.a.. Hoe konden degenen, die schuldig waren aan de moord op de Gezalfde van God, aan deze gerichten ontkomen? Petrus nu verklaarde tot hen: "Hebt berouw en laat eenieder van jullie gedoopt worden in de naam van Jezus Christus tot vergeving van jullie zonden, en jullie zullen het geschenk van de heilige geest ontvangen. Want voor jullie is de belofte en voor jullie kinderen en voor allen die veraf zijn, al wie ook maar onze Heer de God tot Zich roept. Bovendien met meer andere 11 Profetisch aangekondigd in Tenach, o.a. in Joël 2, en vele andere; vaak ‘de dag des HE(E)REN’ in vertalingen genoemd. Ook in Openbaring 1:10 wordt die dag (niet de zondag) bedoeld. 20

woorden betuigde hij en sprak hen aan, en zei: ‘Wordt gered uit deze kromme generatie!’ Hand.2:38-40 Petrus zegt hoe deze generatie de grote gerichten tegemoet ging en daarvoor rijp was. Het zijn die gerichten, die de dag van Jahweh aankondigen. Het doel was om vóór deze gerichten gered te worden; voor zijn broeders verlangde hij dat. Zij moesten berouw tonen en gedoopt worden. Wanneer een hogepriester weigerde zich in het wasvat te reinigen voordat hij dienstwerk in het heiligdom deed, moest hij zich de woorden van Jahweh herinneren: opdat hij niet zou sterven Ex.30:20,21. Op dezelfde manier kon de Israëliet zonder bekering en doop vooraf, niet in het koninkrijk binnengaan. In dit verband moeten we ook de woorden in zijn brief verstaan: zij die eens weerspannig waren, toen het geduld van God wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark toebereid werd, waarin weinig, dat is acht, zielen uitgered werden door het water heen, welk tegenbeeld, de doop, ook jullie nu redt (niet het afleggen van vuilheid van het vlees, maar een vordering van een goed geweten voor God), door de opstanding van Jezus Christus 1Petr.3:20,21 Waterdoop zal in die dag ingaan in de ene, reddende ark betekenen, op de dag dat het gericht veel zal lijken op de wateren van het gericht in de dagen van Noach Matt.24:37-39. Wij noteren twee gevolgen van de doop van Johannes: 1. Het scheidde de gedoopten af van de rest van het volk. 2. Door die doop werden zij als een eenheid verbonden. 21

Bij proseliet12 Cornelius ontving de verzamelde menigte de gave van heilige geest. Daarmee getuigde God, dat Hij ze aangenomen had. En zo kon Petrus zeggen: Iemand kan toch niet het water beletten, zodat dezen niet gedoopt worden, die de heilige geest ontvangen, zoals ook wij? En hij gelastte hen gedoopt te worden in de naam van Jezus Christus. Toen vroegen zij hem enige dagen te blijven Hand.10:47,48 Deze mensen uit de natiën vormden nu een eenheid met de gedoopten in Jeruzalem. God maakte ze door de geest, de heilige, één. Tot op zekere tijd waren gelovigen in Samaria wel in water gedoopt, zonder de heilige geest te hebben ontvangen Hand.8:14-17. Zij, die nog niet de gave van de heilige geest ontvingen, konden zich wel met de heiligen in Jeruzalem verenigen. Hoe konden dan deze proselieten niet gedoopt worden, die de geest wél ontvingen, zoals de apostelen? Hand.11:15,17 Zo vormde God door de heilige geest een nieuwe eenheid. Deze verving de door waterdoop toegevoegde eenheid, hoewel de waterdoop en de doop in de geest nog enige tijd naast elkaar bleven bestaan. Wij hebben gezien, dat de tempel en het daarmee verbonden ritueel een bepaalde periode voorafschaduwde. Dat is de tijd waarin de Heer, 12 Proseliet: iemand die genaderd is tot de God van Israël; Cornelius was een ‘proseliet van de poort’ wel een God-vereerder, maar nam geen deel aan de gezette hoogtijden van Jahweh, wat een ‘proseliet van de gerechtigheid’ (de ‘kamerling’, Hand.8) wél deed. 22

zoals eens Salomo, op Zijn troon zal zitten en in vrede zal regeren. De tempel is daarom in zekere zin een beeld voor het komende koninkrijk van de hemelen13 op deze aarde. Vóór de tempel was het de tabernakel, die tijdens de regeerperiode van David de latere functie van de tempel vervulde. De Heer stond het David echter niet toe voor Hem een huis te bouwen tabernakel van David vervallen, zoals Amos voorzegde. Wanneer Israël afgezonderd wordt van de natiën, en de zondaren van het volk door het zwaard sterven Amos 9:9,10, dan wordt de vervallen hut van David weer opgebouwd Amos 9:11,12; Hand.15:16. Daarmee wordt betuigd, dat indien deze tent niet letterlijk uit aardse materialen als zichtbaar gebouw gebouwd werd, deze toch de waarheid uitbeeldt, dat het koninkrijk zich in de voorbereidende fase van gericht bevindt, totdat Israël in het beloofde land tot rust gekomen is. En zo lang zal het wasvat op zijn plaats blijven, en zo lang gaat ook dat woord in het land uit: Hebt berouw en laat eenieder van jullie gedoopt worden op de naam van Jezus Christus tot vergeving van jullie zonden Hand.2:38 Zoals de offers vanwege hun onvolkomenheden steeds herhaald moesten worden, Hebr.10:1-4 gold dat ook voor de wassingen tot reiniging. Maar in die heerlijke dag, als heel Israël gered wordt, worden allen gereinigd in het bad van wedergeboorte Matt.19:28-30. Het hele volk wordt dan tot een koninklijk priesterschap gewijd Ex.19:6; Rom.11:26; 1Pe.2:9; Op.1:6. 13 Is het aardse koninkrijk onder Messias Jezus, zoals in Daniël 2:44 aangekondigd, Mattheüs 4:17 e.a. gebruikt als enige de uitdrukking. 23 2Sam.7:2-16. Maar nu is de

De tempel van Salomo In de tempel van Salomo, die op de berg Moria stond 2Kron.3:1, werd het koperen wasvat dat bij de ingang van de tabernakel stond, niet opgesteld. In plaats daarvan zien wij de ‘koperen zee’, staand op 12 runderen, aan de zijkant van de ingang. Ook zijn daar de 10 verrijdbare wasvaten, die aan de zijkanten van het huis 1Kon.7:23-27,38,39. De gegoten, koperen zee spreekt van overstromende zegen en dat wat heilig is; in die dag Israëls deel. Dan zal niemand vermaand worden om zich te bekeren en zich te laten dopen, aangezien allen nu wedergeboorte bereikt hebben. Er rest niets anders dan het heilige vervullen van de priesterdienst voor de natiën. De natiën zullen dan door hen dichterbij komen. De tempel zal een huis van gebed genoemd worden voor alle volkeren Jes.56:7. De natiën staan niet in dezelfde verhouding tot Jahweh als Israël, daarom staan daar nog de wasvaten. In dat heerlijke koninkrijk zal de aanwijzing van de Heer werkelijkheid worden: En, genaderd, sprak Jezus tot hen, zeggend: Mij is gegeven alle volmacht in hemel en op de aarde. Ga dan, discipelt al de natiën, ze dopend14 in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, hen onderwijzend alles te bewaren, al wat Ik jullie verordend heb. En zie, Ík ben met jullie, alle dagen, tot de afsluiting van de eon! Amen. Matt.28:18-20 14 De zin: ‘ze dopend...geest’ is mogelijk later ingevoegd. Eusebius van Ceasarea (260-339) citeert Mattheüs 28:19 zonder die zin (red.). 24

De tempel van Ezechiël Aan het begin van de dag van Jahweh15 zal de vierde tempel gebouwd worden. Deze wordt dan ten noorden van Jeruzalem, op de hoogten van Samaria, gebouwd. Ezechiël heeft deze beschreven. Die zal een terrein beslaan dat als hefoffer van het overige land toebedeeld is Ez.40-42; 45:1. In veel opzichten is dat een tegenhanger van de tempel van Salomo. Die getuigde van een dag waarvan de heerlijkheid naar de toekomst verwijst. De dag van de Heer heeft als kenmerk het getal 7. Bij de tempel van Ezechiël is de afmeting een zevental langer dan bij de tempel van Salomo. Het getal zeven spreekt van voleinding, van een afgesloten geheel; het getal acht van een nieuw begin, van een vernieuwing, een nieuwe schepping. Eén van de meest opmerkelijke veranderingen in de tempel van Ezechiël in vergelijking met de tempel van Salomo blijkt bij de tien verrijdbare wasvaten en de gegoten koperen zee. We zagen dat de wasvaten wielen hadden. Hoewel we lezen Ez.40:38 dat brandoffers ergens afgespoeld worden; daar zijn geen wasvaten. Deze zijn weggereden! Er hoeft immers niets meer gereinigd! De koperen zee is door iets veel heerlijkers vervangen. Aan de rechtervleugel van het huis, stroomt het levende water (de vloek verdwijnt), het brengt leven, vruchtbaarheid Ex.47:12. Omwille van Zijn grote Naam liet God wanden tussen Hem en de mensheid zetten. Door Christus zijn ze weg. God verzoent alle mensen met Zichzelf. 15 Deze start met gerichten; ‘de dag des Heren’, duurt 1000 jaar 25

De overgang Want Hij, Die in Petrus werkzaam is voor het apostelschap van de besnijdenis, is ook in mij werkzaam voor dat van de natiën Gal.2:8 Die beide dienstopdrachten kunnen we nalopen in Handelingen. Gebeurtenissen uit de 1e helft ‘herhaalt’ de tekst in de 2e helft. Wonderen die Petrus doet, lezen we later weer bij Paulus. In kort overzicht: Handelingen 3:1-3 en 14:8-10 9:33-35 en 28:8 genezing van een verlamde genezing van een verlamde en de vader van Publius 9:36-41 en 20:9-12 opwekking van Tabitha en Eutychus 5:15,16 en 19:11,12 genezing van zieken Het onderscheid tussen Petrus en Paulus komt naar voren: Terwijl zij echter hun dienst uitoefenden en vastten, zei de heilige geest: ‘Zondert in ieder geval voor mij Barnabas en Saulus af voor het werk waartoe ik hen tot mij geroepen heb’ Hand.13:2 Tot dan toe werd het evangelie van het koninkrijk door de twaalf apostelen van de Besnijdenis verkondigd. Maar we lezen ook: Want ik maak jullie bekend, broeders, het evangelie dat door mij verkondigd wordt: het is niet in overeenstemming met de mens. 26

Want ík heb het niet van een mens aangenomen, noch werd ik erin onderwezen, maar alleen door onthulling van Jezus Christus Gal.1:11,12 En niet alleen dat, maar aan hem werd ook het tijdstip onthuld waarop hij dit aan de twaalf zou meedelen. Dit deed hij in stilte, eerst deelde hij het aan de aanzienlijken mee, nu openlijk uiteenzetten voor hen ongunstig kon zijn. Ik ging echter op in overeenstemming met een onthulling en legde hun het evangelie voor, dat ik verkondig onder de natiën, maar afzonderlijk aan hen die in aanzien zijn, opdat ik niet vergeefs zou rennen of gelopen heb. Maar zelfs Titus, die met mij was en Griek is, werd niet genoodzaakt besneden te worden. Maar vanwege de binnengesmokkelde valse broeders – die binnen kwamen om onze vrijheid te bespieden, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons tot slavernij zouden brengen – lieten wij het voor hen zelfs geen uur lijken op onderschikking, opdat de waarheid van het evangelie voortdurend bij jullie blijft. Van hen echter die van enig aanzien zijn– wat zij eens waren, is voor mij van geen belang, God hecht niet aan menselijk voorkomen – zij immers die in aanzien zijn, legden mij niets op. Maar integendeel, toen zij zagen dat mij het evangelie van de voorhuid toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat van de besnijdenis (want Hij, Die in Petrus werkzaam is voor het apostelschap van de besnijdenis, is ook in mij 27

werkzaam voor dat van de natiën) en toen zij de genade erkenden die mij gegeven is, gaven Jakobus en Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap, opdat inderdaad wij voor de natiën, maar zij voor de besnijdenis zijn Gal.2:2-9 Hoe Paulus het wezen van zijn dienstwerk opvatte, is door hem toegelicht in Romeinen 15:8-21. Wat hij verkondigde, was de rechtvaardiging door geloof zonder werken van de wet. Dit zet hij uitvoering uiteen in Romeinen 1-4; en zeker ook in Galaten en 1Timotheüs. Paulus noemt het mijn evangelie Rom.2:16,16:25; 2Tim.2:8, ons evangelie 2Kor.4:3,11:4, 2Thess.2:14, het evangelie dat ik aan jullie verkondig 1Kor.15:1, Gal.2:2, Ef.3:6,7. Dit is weliswaar niet de eigenlijke vervulling van de belofte, die God gegeven had. Het stemde wel overeen met de profetie van zegen over de natiën, samen met Zijn volk Israël Rom.15:9-12. Hier is nu nog de Jood op eerste plaats, de natiën op de tweede. Paulus zegt: eerst de Jood, en ook de Griek Rom.1:16,2:9,10. De aan de natiën gegeven genade zou met Israëls zegen hand in hand gaan: weest verheugd, natiën, met Zijn volk Rom.15:10 Nergens wordt vermeld, dat het dienstwerk in de opdracht die Paulus had, en de door hem verkondigde genade, de uitspraken in dat soort Schriftplaatsen uitgeput had. Israël wacht nog op de letterlijke vervulling ervan in de dag van 28

Jahweh. Maar de genade is volledig in harmonie met het onthulde raadsbesluit van God Rom.15:9. Toen Israël het af liet weten en het leek, alsof het ook naar het raadsbesluit van God voorbij was, openbaarde God aan Saulus op weg naar Damascus Zijn Zoon in heerlijkheid. Waarom? Opdat hij Hem als evangelie onder de natiën zou verkondigen Gal.1:15,16; en zo was hij ook type van de nog toekomstige omkeer van Israël. Petrus sprak vanuit Tenach: en Hij Hem zou afvaardigen Die tevoren voor jullie vastgesteld was, Messias Jezus, Die de hemel inderdaad moet ontvangen tot de tijden van de wederoprichting van alle dingen, waar God van gesproken heeft door de mond van Zijn heilige profeten vanaf de eon Hand.3:20,21 Deze belofte blijft verder gewoon geldig, maar Hij kwam werkelijk uit de hemel. Hij ontmoette Saulus op diens vermeende juiste weg. Wanneer Hij voor Israël komt, zal Hij Zich als de Machtige in heerlijkheid vertonen, zodat ieder Hem kan zien Matt.25:31, 1Petr.1:7 zoals Saulus. Wanneer Hij aan het begin van de 1000 jaren Zich aan Zijn volk toont, zal Hij zeker gezien worden Zach.12:10, Openb.1:7. Zo was het bij Saulus. Het volk zal dan geboren worden Jes.66:8; zo ook Saulus 1Kor.15:8. De ‘geboorte’ van Saulus en de verkondiging van Christus’ heerlijkheid 2Kor.4:4 gebeurde in zekere zin vervroegd. Daarom noemt de apostel zich: ‘ontijdig geborene’ 1Kor.15:8. Vervulling van heel de waarheid zal in de dag van Jahweh 29

gebeuren. De door de profeten uitgesproken profetieën inzake Israël zullen dan in volheid vervuld worden. Gods plan is door de struikeling, het laten afweten van Israël, niet gestopt. Zou Israël Hem toen aangenomen hebben, dan was het volk (menselijk gesproken) toen al zegenkanaal voor alle volkeren geworden Hand.3:19-21. Omdat het volk niet één keer voor zichzelf die zegen begeerde, verkoos God voor Zich een man, Zijn meest verbitterde vijand. En Hij gebruikte die om het werk te doen wat Israël liet liggen. Paulus kwam in zeker opzicht in plaats van Israël. Alles wat het volk aan opleiding had, was nodig om de opdracht van God uit te voeren, werd in de geest aan Paulus opgedragen 1Tim.1:11. De Heer kwam al eerder tot hem in Zijn heerlijkheid. De opdracht tot dienstwerk die hij ontving ten behoeve van de natiën, had hetzelfde karakter als wat Israël in de dag van Jahweh zal doen Rom.15:16, Op.1:6, 1Petr.2:9, Op.20:6 e.v. Voor de natiën leek het net of ze al de zegeningen ontvingen via het trouwe Israël, met een belangrijk verschil: het gebeurde in de geest. In dit verband komt waterdoop weer naar voren 1Kor1:14-16. Maar, zoals bij Cornelius ging ook hier de geestesdoop vooraf, dat was belangrijker dan het vleselijke ritueel. Waterdoop was afhankelijk van de doop in de geest. Alleen waar men in heilige geest gedoopt was, kon men de waterdoop krijgen Hand.15:8, Rom.5:5. Onder de bediening van de twaalf apostelen werden allen in water gedoopt, maar niet allen werden óók in heilige geest gedoopt. Vanaf de periode waarin Paulus de hoogste onthullingen ontving, was het precies andersom. Allen, die 30

geloofden werden met de heilige geest verzegeld, maar nauwelijks nog in water gedoopt 1Kor.1:14-17. In de zo genoemde ‘overgangstijd’ sprak Paulus in de synagogen van het koninkrijk; men werd gedoopt met de doop van Johannes Ha.19:1-8. Buiten de synagogen sprak Paulus van de rechtvaardiging door geloof aan Joden én natiën. Titels van Christus bij de doop Om de doop in de diverse huishoudingen16 goed te begrijpen, moeten we de diverse titels in acht nemen, zoals die in het verband gebruikt zijn. Zijn titel Kurios17 werd steeds met Heer vertaald. Als aanspreektitel voor de Heer gebruikt Lukas 7x de titel ‘Meester’ Luk.5:5,8:24,45, 9:33,49, 17:13. De titel Christus is Messias in het Hebreeuws: Gezalfde. De doop van Johannes Johannes doopte in de naam van de Heer Jezus Hand.19:5. Dit gebeurde met het oog op Zijn aanwezigheid op aarde, om Hem een volk te bereiden. Wie Jezus als Heer en Meester erkende, waren Zijn discipelen. De doop door Petrus Petrus en ook de anderen van de twaalf doopten de Israëlieten op de naam van Jezus Christus Hand.2:38. Deze naam had verband met Zijn aardse dienst. De betekenis lag daarin, dat de mens Jezus, door de Joden verworpen en gekruisigd, de Messias (Christus: Gezalfde) was. De doop symboliseerde een bekentenis van eenheid met Hem. 16 Beheer, Grieks: oikonomia, huis-wet (lett.); de Schrift kent 12 periodes van beheer in Gods plan. Zie ‘de kalender van God’. 17 Kurios = Bekrachtiger. De keizer in Rome had deze titel. 31

De Samaritanen echter, hadden niet datzelfde aandeel aan deze Messias. Als zodanig hoorde Hij alleen bij het volk van priesters. Alleen Israël kon in Zijn zalving delen. Voor de Samaritanen was Hij alleen Heer en Meester Luk.17:13. Toen Hij op aarde verbleef, was Hij als de Mens Jezus in hun midden gekomen. Tot zekere tijd werden zij gedoopt in de naam van de Heer Jezus Hand.8:16. De proselieten uit de natiën werden - zoals het voorbeeld Cornelius ons leert - tot volle gemeenschap met Israël toegelaten. Zij ontvingen de geest alvorens zij in water gedoopt werden. De Heer kon op grond van de ontmoeting met de hoofdman in Kapernaüm zeggen: Amen, Ik zeg jullie: bij níemand in Israël heb Ik zoveel geloof gevonden Matt.8:10. Terwijl de doop deze drie groepen verenigde, behielden zij toch hun bijzondere kenmerken. Zoals de voorhof bij de tempel één geheel was én in diverse afdelingen verdeeld, vormden Joden, Samaritanen en proselieten een eenheid, terwijl zij hun bijzonderheden vasthielden. De doop door Paulus Wanneer wij de (water)doop door Paulus bekijken, zien wij een verandering. Hij hanteert wel dezelfde namen en titels als Petrus bij de doop van Israëlieten, maar de volgorde is andersom. Petrus zei Jezus Christus. Paulus zegt Christus Gal.3:27 of Christus Jezus Rom.6:3, en dat wijst op de Verhoogde. Het zwaartepunt ligt nu anders. De Jood liet zich dopen op de naam van de Messias, en bekende daarmee dat dit de gekruisigde Jezus was. 32

Bij de natiën was het nu anders. Zoals ‘hun’ apostel Hem pas ná Zijn opstanding en verheerlijking zag, bekenden zij Hem met de titel van Zijn verheerlijking: Christus. Om deze Verheerlijkte Heer met de Verachte Die hun zonden op Golgotha droeg te verbinden, kwam Jezus’ naam erbij. Daar deze doop de natiën samen plantte met Hem in Zijn opstandingsheerlijkheid, kreeg die veel grotere betekenis dan voorheen. Paulus schreef de Romeinen18: Of zijn jullie onwetend dat al wie gedoopt zijn in Christus Jezus, in Zijn dood gedoopt zijn? Wij werden dan begraven met Hem door de doop in de dood, opdat, evenals Christus opgewekt is uit de doden door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wíj in nieuwheid van leven wandelen. Want indien wij tezamen geplant zijn geworden in de gelijkenis van Zijn dood, zullen wij niettemin ook van de opstanding zijn, dit wetend, dat onze oude mens mede gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde buiten werking gesteld zou zijn, en wij niet meer slaven voor de zonde, want wie gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde Rom.6:3-7 Wij zagen hoe de twaalf apostelen van de besnijdenis de doopformule nauwkeurig gebruikten in omstandigheden en wie het betrof. Zij waren daarin zeker niet achteloos. 18 Broeder Knoch schrijft in zijn Concordant Commentaar (blz.235): ‘De geestelijke waarden van doop naarbinnen in de dood Luk.12:50 en begrafenis met Christus, zoals in dit hoofdstuk te lezen, tonen dat het hier om de doop in de geest 1Kor.12:13 gaat’. 33

Zij hebben Mattheüs 28:18-20 nooit toegepast.19 Dat bleef voor het toekomende aardse koninkrijk gereserveerd. Wij komen nu bij het hoogtepunt van de vraag van de (water)doop. God bewerkte op wonderlijke manier de wassing die alleen reiniging van het vlees was. Het werd tot een geestelijke werkelijkheid. Hier hebben wij de ware reiniging voor ogen; alleen niet die van het lichaam. Door Christus’ doop aan het kruis is reiniging van alle vuilheid verzekerd. Het is een loutering, die ware toebereiding en zalving tot innige gemeenschap met God, de Vader, door Christus Jezus inhoudt. Zoals we inmiddels gezien hebben, heeft het aflaten van Israël niet verhinderd, dat de natiën gezegend worden. De gegeven belofte werd evenwel niet op die wijze vervuld zoals in de toekomst dat wel zo is. Maar dan moet ook de juiste tijd aanbreken. De zegen werd naar het op-hemelse20 bereik verlegd, en daardoor onvoorstelbaar rijker. Eonisch leven21 werd verleend, maar niet voor op deze aarde. De mensen konden vrijmoedig tot Hem naderen en Hem aanbidden, maar niet in Jeruzalem in Israël. De apostel Paulus treedt in de plaats van het (tijdelijk) opzijgezette volk en hij is de nieuwe apostel die een aparte bediening 19 Zie voetnoot 7 20 De grondtekst schrijft in de Efezebrief epouranion; dat is meer dan alleen hemels; het Griekse voorzetsel epi (op, over) leidt tot dit vertaalwoord. 21 In vertalingen: ‘eeuwig leven’; het is leven hebben in de komende twee eonen (tijdperken), de duizend jaar en nieuwe hemel en de nieuwe aarde. 34

ontving voor dat nieuwe lichaam van Christus. Hij was een leitourgos, die als priester voor Israël optreedt Rom.15:16. De waterdoop bestond nog, maar niet langer in de zin van de tabernakelordening en daarmee verbonden bedoeling. Het lag nu meer in de lijn van de tempel. Maar de doop in de geest had voorrang. De tijd kwam, dat Paulus het evangelie van Christus geheel volbracht had Rom.15:18-23. En wij lezen: Toen deze dingen echter vervuld werden, nam Paulus zich in de geest voor door Macedonië en Achaje komend, naar Jeruzalem te gaan, zeggend: ‘Nadat ik daar gekomen ben moet ik ook Rome zien’ Hand.19:21 Het was op dit tijdstip van allerhoogste betekenis voor de gelovigen. In die tijd schreef de apostel Romeinen en de brieven aan de Korinthiërs. In deze brieven is de overgang duidelijk herkenbaar. Zie Romeinen 15, 1Korinthiërs 13; 2 Korinthiërs 5:16,17. Hier kijken wij terug naar dienstwerk dat geëindigd is en kijken vooruit naar de volkomenheid. Zelfs wanneer Paulus tot dan toe Christus naar het vlees gekend had, dan wilde hij Hem nu niet langer zo kennen 2Kor.5:16. Hij sprak van een enigma, een raadsel, geen goed zicht hebben, slechts ten dele kennen, maar nu is het van aangezicht tot aangezicht 1Kor.13:12. Hij sprak toen van een erkenning, toen nog ten dele, en de onmondigheid. Daarna echter van de komende volkomenheid, die elke verdere onthulling, verbreding van Gods woord, overbodig maakt. Het huidige beheer 35

Nú is de tijd van rijpheid, volwassenheid, volkomenheid voor ons als gelovigen die in Christus mogen geloven. En wij zijn naarbinnen in Hem gedoopt door de ons gegeven heilige geest. Niet iets uiterlijks, niet iets aards, hoeft nog aan deze volkomenheid die wij in de Gezalfde ontvangen hebben, te worden toegevoegd. Geen enkele handeling die aan het vlees voltrokken moet worden, geen godsdienst of sacrament kan ons voor Hem acceptabel maken. Hij heeft ons gerechtvaardigd uit geloof; in dit geloof hebben wij de toegang in deze genade waarin wij staan Rom.5:2. De geest van God heeft ons gereinigd, tot Zijn volle tevredenheid. In de geest kan niets ons dichter bij Hem brengen. De geest heeft opperheerschappij Zoals eerder gezegd, in de dagen van onze Heer op aarde was daar de waterdoop. In het beheer van pinksteren kwam daar in veel gevallen de geestesdoop bij. Terwijl tijdens de vroegere dienst van de apostel Paulus bij de natiën beide dopen naast elkaar bleven bestaan, maar omgekeerd. De waterdoop werd op grond van de geestesdoop uitgevoerd. Allen die destijds tot geloof kwamen werden met de geest, de heilige, gedoopt, maar niet allen met water. Nu, in deze tijd van genade, geldt weer slechts één doop Ef.4:5 net als in de tijd van de Heer op aarde. Toen was het alleen water, nu is het alleen geest Rom.5:5, 8:16. Stap voor stap voerde God het volkomene in, weg van uiterlijk symbolisch ritueel, het wassen met water. Het leidde tot het ware, het wezenlijke: de reiniging in en door de geest. Het volgende mag verduidelijken: 36

één doop twee dopen WATER WATER/GEEST Johannes + de Heer Jezus Pinksteren: Petrus Overgang: Paulus één doop GEEST het beheer van genade – Paulus De waterdoop was beeld vooraf naar het toekomstige, de volkomenheid. Waarom zouden wij dan terugkeren naar het uiterlijke, symbolische, als door de doop in heilige geest het voorgaande al afgedaan heeft? Wij mogen de belangrijke waarheid erkennen, dat in de geest de latere bediening van Paulus op Handelingen 28 volgde. Die is in latere volkomenheidsbrieven (Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen) neergelegd. Die brengt de gelovigen op het niveau van de nieuwe aarde aan het slot van Openbaring; ja zelfs voorbij die tijd. Voor onze redding, rechtvaardiging, en onze plaats in Hem, hoeven wij niets te doen. Hij heeft alles volbracht Ef.2:10,18, 4:12-14a. Wij hebben als gerijpten in onze positie als mondige burgers van een op-hemels koninkrijk geen verdere doop nodig. Paulus completeerde het woord van God tot de uiterste, volle maat Kol.1:19,25; 2:9,10. In Hem hebben wij voldoende. Nu wij gezamenlijk met Christus opgewekt werden, zouden wij bedacht zijn op wat boven is, waar Christus is, zittend aan Gods rechterhand, niet op wat op de aarde is Kol.3:1,2. Het aards-vleselijke heeft afgedaan, het oude is voorbij, het is alles nieuw geworden 2Kor.5:17. 37

Hieruit blijkt, dat de ontwikkeling richting het geestelijke, zoals we die bij de verschillende dopen hebben gezien, steeds verder ging, tot in de volkomenheid. Bij het begin startend, de basisbeginselen, waar het vleselijke een grote plaats innam, zijn wij nu daar gekomen waar het vlees geen ruimte meer heeft. Alles wordt door het geestelijke vernieuwd. En zo willen wij ons verheugen in de alles overstijgende geestelijke zegeningen, die Hij te midden van de op-hemelsen over ons uitgegoten heeft. De doop in en naarbinnen In de grondtekst wordt instructief onderscheid gemaakt tussen de doop in een element en naarbinnen een toestand. Een goed voorbeeld is wat Paulus schrijft: want in één geest ook worden wij allen naarbinnen één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen worden met één geest gedrenkt 1Kor.1:12:13 De geest is het element waarin (waarmee) wij gedoopt werden. En lid zijn van het ene lichaam is de toestand die resulteert. Wij horen allen bij het lichaam van de Christus. In diverse teksten van de Schrift is de betekenis van naarbinnen eenvoudig te herkennen. Johannes de doper en Petrus doopten in water naarbinnen (tot) vergeving (of: kwijtschelding) van de zonden Mark.1:4, Hand.2:38. Deze vergeving kwam door het ritueel tot stand, plaats en/of element waren niet essentieel. Datzelfde geldt voor onze doop naarbinnen in Christus Jezus, naarbinnen in Zijn dood Rom.6:3. Het geldt ook voor de doop naarbinnen in 38

Mozes van de zonen van Israël 1Kor.10:2, en van onze doop naarbinnen in Christus Gal.3:27. In alle gevallen bevestigt de doop het bij de Naam of bij de toestand horen, die met naarbinnen aangegeven wordt. Onder dit gezichtspunt is Paulus’ uitspraak naar de Korinthiërs te begrijpen 1Kor.1:15. Zou hij naarbinnen in zijn eigen naam gedoopt hebben, dan had hij daarmee een eigen partij of groep gesticht. Daarmee zouden de gedoopten met de apostel als mens gelijkgeschakeld zijn. Zoiets zou minachting zijn van al wat God in Christus bewerkt 1Kor.1:30. Men kan het woordje naarbinnen laten gaan en toch de betekenis van de Griekse tekst bevatten. Het Griekse voorzetsel en en (het Duitse) ‘in’ hebben de datief (3e naamval) bij zich en betekenen in wezen hetzelfde. Het Griekse eis (naarbinnen) heeft echter de accusatief (4e naamval) bij zich. Dit levert ook in vertaling een groot verschil op. Voorbeelden van de doop en (in) zijn: de doop in de Jordaan, in de wolk, in de rode zee, in geest, in vuur (met datief - 3e naamval). Voorbeelden van dopen eis (naarbinnen): de doop naarbinnen in het ene lichaam, naarbinnen in de dood, naarbinnen in Christus (met accusatief, de 4e naamval). Het is verder opmerkelijk, dat de doop naarbinnen in de Christus – of dat nu Jezus Christus was, zoals Petrus verkondigde – of Christus Jezus, zoals Paulus verkondigde (doop in de Gezalfde), steeds door een werking van heilige geest begeleid werd. De reden daarvoor zit in de titel Christus zelf; want zalving gebeurde door de heilige geest. Het was een doop naarbinnen in de door de heilige geest Gezalfde. Hieruit blijkt, dat de naarbinnen in Hem 39

gedoopten deelgenoten van de geest moesten worden. De doop ‘naarbinnen in de Naam van de Heer Jezus’ echter, gebeurde zonder dat de gedoopten de heilige geest ontvingen Hand.8:16; 19:5. Dat gebeurde daarna door het opleggen van handen door de apostelen Hand.8:17; 19:6. Paulus had weinig gelovigen naarbinnen in Christus Jezus gedoopt en ze daarmee in de sfeer van zegen gebracht, die met deze titel van de Heer verbonden is. Zo zullen in de dag van Jahweh, als het zendingsbevel van Israël Matt.28:19,20 uitgevoerd wordt, de natiën gezegend worden22. De Naam van de Vader houdt in, dat in het millennium (1000 jaren) de natiën die tot discipelen worden, in de familie van God opgenomen worden. Deze plaats is gebaseerd op het ‘zoenoffer’ van de Zoon. De apostel Johannes behandelt in zijn verslag en zijn brieven de waarheid die met de doop naarbinnen in de Vader en de Zoon samenhangt. In tegenstelling tot de genade die nu nog geldt, is deze doop niet op Israëls verwerping, maar op haar verlossing gebaseerd: En Hij is een zoening aangaande onze zonden, echter niet alleen aangaande de onze, maar ook aangaande de hele wereld 1Joh.2:2 Op grond hiervan zullen de natiën naarbinnen in de Naam van de Zoon gedoopt worden. 22 Zie eerdere voetnoot 8 over de doop in Mattheüs 28:18-20 40

Let erop, dat in Mattheüs 28:19 de titel ‘Christus’ niet voorkomt. Het gebruik van deze titel zou inhouden, dat de natiën deel aan Hem als de Messias zouden hebben. Maar in de 1000 jaren is dit alleen aan Israël voorbehouden. De natiën konden niet naarbinnen in de naam van Christus gedoopt worden, zonder ook aan de heerschappij in het (aardse) koninkrijk deel te nemen. Omdat wij, gelovigen van het lichaam van Christus, door het geloof met Christus in Zijn doop (in de dood aan het kruis) gelijk zijn gesteld, zijn wij met Hem verenigd in Zijn op-hemelse regering. Maar de natiën als zodanig hebben geen aandeel in de regering van de Messias in de duizend jaren. Dan wordt het koninkrijk van de hemelen, waarin Israël met haar Koning de heerschappij op de aarde uitoefent, opgericht. In het zendingsbevel wordt ook ‘in de naam van de heilige geest’ genoemd. Men zal ook naarbinnen in dat aspect gedoopt worden. Maar er wordt niet gezegd, dat zij ook daadwerkelijk die geest dan ontvangen. Maar God giet in die dag Zijn geest uit op alle vlees Hand.2:17. Ongetwijfeld zal dit op Israël zijn, maar zal het ook de natiën bereiken. Omdat zij de vreugde van heilige geest ook zullen ervaren, is deze in de formule opgenomen. Zij zullen naarbinnen in heilige geest gedoopt worden. Mattheüs 28:19 wijst op de zegen, dan voor de natiën toegankelijk, als alle volmacht en kracht in handen van de Messias gelegd is. Toen Paulus te Efeze kwam, ontmoette hij daar discipelen die wel geloofden, maar nog geen heilige geest ontvangen hadden. Zij hadden zelfs niet gehoord dat er een heilige geest is Hand.19:2. Paulus vroeg met welke doop zij gedoopt waren; zij zeiden: 41

met de doop van Johannes Hand.19:3 Paulus verklaarde aan die discipelen dat deze doop met het oog op het optreden van de Heer voltrokken werd. Toen begrepen zij, dat zij zich lieten dopen naarbinnen in de naam van de Heer Jezus Hand.19:5. Nu had deze doop niets van doen met heilige geest. Ook nadat de Heer te midden van Zijn volk had gewandeld, en gestorven en opgestaan was, kon deze doop en deze formulering geen toerusting met heilige geest geven. Filippus doopte de Samaritanen op deze wijze, met deze formulering. En om te verklaren, dat zij de heilige geest niet verkregen, wordt uitdrukkelijk gezegd, dat zij alleen naarbinnen in de naam van de Heer Jezus gedoopt waren Hand.8:16. Gelet op dit feit is het zeer onwaarschijnlijk, dat Paulus ze nogeens met deze formulering gedoopt had, zoals men meestal zegt. Paulus verklaarde hen juist wat Johannes de doper gedaan had en dat zijn doop een doop in de naam van de Heer Jezus was. Dat was dezelfde doop die Filippus in Samaria voltrok. Wat zou het voor zin gehad hebben, deze gelovigen nog een keer met dezelfde formulering te dopen, die niet de komst van heilige geest zou opleveren. In plaats daarvan legde Paulus hen de handen op, en heilige geest kwam op hen, zodat zij in tongen spraken en profeteerden. Dit was ook zo bij de Samaritanen; toen deelden de apostelen ook de geest op die wijze toe Hand.8:17. Handelingen 19:5 kan betekenen, dat het bij de Efeziërs bij het horen van de verklaring van Paulus duidelijk werd, dat de doop van Johannes hen alleen met de Heer Jezus 42

verbond, dat wil zeggen: met de Heer en Meester van Zijn discipelen. Het was een doop die met water en niet met geest van doen had. Waarom zou Paulus op dit tijdstip tot het stadium van Johannes de doper terugkeren? Hij was het toch, die zich erop beriep dat Christus hem niet gezonden had om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, en dat niet in wijsheid van woorden opdat het kruis van Christus niet inhoudsloos wordt 1Kor.1:17. De doop in Paulus’ brieven De waarheid voor het huidige beheer van genade Ef.3:2 is door Paulus in de brieven neergelegd, die hij na het terzijde stellen van Israël met het oog daarop geschreven had. Overeenkomstig de onthulde genade werd de geringste van alle heiligen uitgekozen, opdat hij allen zou verlichten inzake het beheer van het geheimenis dat vanaf de eonen in God verborgen was Ef.3:8,9. Wanneer wij de diverse periodes van beheer vermengen waarin gedoopt werd, en ze behandelen als eenheid, dan zal de waarheid over de doop verduisterd worden. Verder moeten wij zeer ernstig ijveren het woord van de waarheid recht te snijden 2Tim.2:15. Alleen wanneer wij in acht nemen in welke periode van beheer de diverse dopen thuishoren, zal duidelijkheid over dit thema ontstaan. Paulus schreef negen brieven aan zeven gemeentes. Het getal zeven spreekt van volkomenheid en compleetheid. Door hem worden wij over het ons aangaande geloofsgoed onderricht. Zeker, Petrus en Johannes spreken ook over de doop, maar hun standpunt is heel anders en komt niet overeen met het huidige beheer van genade. 43

De 13 brieven van de apostel Paulus in drie groepen: 1,2 Thessalonicenzen schreef hij vóór de waarheden van de volkomenheidsbrieven bekend werden. Vier zijn in de voorbereidende periode van het geheime beheer geschreven: Romeinen, 1,2 Korinthiërs, Galaten. Drie werden ná de terzijdestelling (tijdelijk, voor bepaalde functies) van Israël geschreven, de volkomenheidsbrieven: Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen. De vier persoonlijke brieven aan trouwe medewerkers, zijn geschreven op aparte tijdstippen. Hierdoor wordt duidelijk, waarom in deze brieven op zekere wijze over de waarheden van de doop gesproken wordt. De vroege brieven Het thema dopen komt in 1,2 Thessalonicenzen niet voor. Deze brieven plaatsen ons in de toekomstige heerlijkheid, waar dit thema geen ruimte meer krijgt. In Galaten benoemt Paulus dit thema één keer: maar met het komen van het geloof zijn wij niet langer onder een kindergeleider. Want jullie zijn allen zonen van God, door het geloof, in Christus Jezus. Want al wie naarbinnen (in) Christus gedoopt zijn, doen Christus aan, in Wie noch Jood noch Griek is, noch slaaf noch vrije, noch mannelijk of vrouwelijk Gal.3:25-28. Diegenen die onder de wet waren, waren onmondig en gevangen tussen de muren van inzettingen en geboden. 44

Toen echter het geloof kwam, werden zij in de positie van zoon geplaatst Gal.3:23-26. Dit is niet iets wat de enkeling kon verwerven; het viel ze als lotdeel toe door de roeping tot het lichaam van Christus. Zij waren naarbinnen in Christus gedoopt. Zij waren tezamen met Christus gekruisigd; nu leefden de gelovigen niet langer (voor) zichzelf; maar voor Hem Die voor hen stierf en opgewekt werd Gal.2:20. Alle vleselijke verschillen werden weggedaan. In Hem zijn dan ook mogelijke tegenstellingen tussen Joden en Grieken, slaven en vrije, mannelijk en vrouwelijk, opgeheven. Dit gold niet alleen gedoopten; maar voor allen die in geloof van de Zoon van God leefden. Zouden we aannemen, dat de waterdoop hen inderdaad één maakte, zoals de discipelen in Jeruzalem één werden met de discipelen in Samaria, dan zouden alleen de in water gedoopten in Christus zijn. Dan zou ook nog een vleselijk verschil bestaan. Dat was een conclusie die de woorden van de apostel zou tegenspreken. Geen rituele handeling, geen inzetting kon hen als zonen één maken. Dit gebeurde alleen door het geloof. In de geest startend, konden zij onmogelijk in het vlees voleindigd worden. De overgangsbrieven Paulus schreef aan de Romeinen: Wat zullen wij dan ook uitspreken? Dat wij zouden blijven bij de zonde, opdat de genade zou toenemen? Moge het niet gebeuren! Wij, die gestorven zijn voor de zonde, hoe zullen wij nog in haar leven? Of zijn jullie onwetend dat allen, die gedoopt zijn, naarbinnen in Christus Jezus, naarbinnen in Zijn dood gedoopt zijn? 45

Wij werden dan begraven met Hem door de doop naarbinnen in de dood, opdat, evenals Christus opgewekt is uit de doden door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wíj in nieuwheid van leven wandelen 6:1-4 Het: allen, die gedoopt zijn naarbinnen in Christus Jezus wijst door het verbinden van Zijn titel samen met Zijn naam Jezus op de Verhoogde. Hij, Die aan het kruis met de smaad en schande van heel de mensheid beladen werd, bleek later niet alleen de Gestorvene, maar ook de Opgewekte, Opgestane en vervolgens Verhoogde te zijn. Zij zijn naarbinnen in de Christus gedoopt, zij zijn met Hem één geworden en vormen een eenheid. Ook zij zijn naar de oude mensheid, gezamenlijk met Hem gestorven, begraven, opgewekt en in de geest in de nieuwe mensheid overgezet. Die bevindt zich buiten het bereik van de zonde, in nieuwheid van leven: Wij, die gestorven zijn voor de zonde, hoe zullen wij nog in haar leven? Rom.6:2 De wassing in water was geen garantie voor een geheiligd leven. Alleen wanneer men de geestelijke betekenis kon erkennen, beleefde men haar kracht. Niet iedereen was in water gedoopt 1Kor.1:14-17. De apostel zei ook tegen niemand dat zij in water gedoopt moesten worden. Hij onderscheidt zorgvuldig ‘wij’ (hij en zijn medewerkers) en ‘jullie’ (de gelovigen in Rome). Ook werd hem niet gezegd, dat iemand de bedoeling had de waterdoop naar zich toe te halen. Wanneer nog enige winst te behalen viel met het doopritueel, dan was er geen betere gelegenheid dan die in 46

dit verband te noemen en op het belang ervan te wijzen. Maar, hij noemt de waterdoop integendeel niet één keer. In plaats daarvan zegt hij tegen de gelovigen dat zij zouden rekenen dat zij dood zijn voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus Rom.6:11. De vage aanduiding van de waterdoop en de afhoudende houding van de apostel staan op één lijn met zijn vaste uitspraak dat hij God dankte, dat hij niemand -behalve enkelen- gedoopt had en dat het niet zijn opdracht was om te dopen, maar om evangelie te verkondigen 1Kor.1:14-17. Aan het kruis vindt alle vlees het definitieve einde. Al de zeeën van de wereld hebben onvoldoende water om de mensheid te reinigen en voor te bereiden op leven in en met Christus. Willen wij toch nog met vlees rekenen en het in water dopen opdat het aan de Heer toegewijd wordt? Dan betekent dat het ontkennen van het kruis van Christus, en in plaats daarvan tóch nog voor het vlees een plaats(je) willen inruimen. Toen de Heer door Johannes gedoopt was, sprak Hij van de andere, nog toekomstige doop. Die zou Hem bevrijden van binding die Hij in Zijn dienst op aarde ervoer Luk.12:50. Iedere doop was tot dan toe slechts schaduw. Er kan geen schaduw zijn zonder iets dat wezenlijk is, bijvoorbeeld een lichaam. De wassingen, het water van de Jordaan; zij konden de zonde niet van het vlees wegnemen. Want de zonde gaat door waterdoop niet weg; de gedoopten gaan door met zondigen. En de waterdoop kan zeker niet de kloof tussen God en mens overbruggen. 47

Alleen de Redder was door Zijn dood in staat de rechtseis van de Vader te vervullen. De doop in de geest, de heilige, is de enige mogelijkheid om niet langer de zonde als slaaf te dienen. Zij stelt ons in staat in de vrijheid van de Middelaar te leven. Hij nam de totale zonde op zich, en droeg de schande die aan ons kleefde. Zo werd de oude mensheid aan het kruis genageld. Hij was het door God voorziene, enige Zondoffer dat voor God aangenaam was. Zondoffer was Hij niet, toen Hij gedoopt werd. ...maar Hij maakte zichzelf leeg en nam de vorm van een slaaf aan. In de gelijkenis van de mens geworden en in gedaante als mens bevonden, verootmoedigde Hij zichzelf, gehoorzaam wordend tot aan de dood, ja, de dood van het kruis Fil.2:7,8 Waar lezen wij in dit verband iets over de waterdoop en de veronderstelling van enige wijding die dat zou opleveren? Hij had Zelf geen zonde, voor ons nam Hij al de zonde op Zich. Hier was reiniging nodig, maar water kon niets doen. Alleen een vlekkeloos, God welgevallig Offer, dat leidde tot verlatenheid door Zijn God en Vader, werkte tegelijk als het onder het oude verbond bekende, verterende vuur. Een bekend zoenmiddel, dat beschermde tegen Gods verontwaardiging (toorn), om Hem (als het ware) ‘gunstig te stemmen’. Het naderingsgeschenk zou dan voor Hem tot welriekende reuk zijn, een aangenaam Offer. Efe.5:2 Wij weten, dat Hij nu aan Gods rechter(hand) zit, en wij mogen ook geloven, dat Hij voor al onze zonden Zijn leven als vervangend Losgeld betaald heeft. Wij zijn dan wat 48

onze oude mensheid aangaat, samen met Hem gestorven. Waterdoop zou hoogstens in het kader van aardse belangen denkbaar kunnen zijn. Voor een geestelijke verandering, een nieuwe mensheid zou het een vermindering voor God zijn, Die het Kostbaarste voor ons overgegeven heeft. Zoals we eerder zagen, betekent de doop in Christus Jezus veel meer dan die in de Heer Jezus (voor Samaritanen), of in Jezus Christus (voor Israëls zonen en proselieten). Het is de doop naarbinnen in Hem, de Gekruisigde, Opgestane en Verheerlijkte, niet alleen in Zijn dood, maar ook in Zijn opstandingsleven. In zijn geweldige argumentatie inzake de opstanding schrijft de apostel in de eerste Korinthebrief: Indien nu van Christus verkondigd wordt, dat hij uit de doden opgewekt is, hoe zeggen sommigen onder jullie dat er geen opstanding van doden is? Indien er nu geen opstanding van doden is, is Christus evenmin opgewekt. Indien echter Christus niet is opgewekt, is dus onze herautsboodschap leeg en jullie geloof leeg. Dan worden wij ook bevonden valse getuigen van God te zijn, omdat wij over God hebben getuigd dat Hij Christus heeft opgewekt, Die Hij dus niet opgewekt heeft wanneer de doden namelijk niet opgewekt worden. Want indien de doden niet opgewekt worden, is ook Christus niet opgewekt. Indien echter Christus niet is opgewekt, is jullie geloof ijdel en zijn jullie nog in jullie zonden. Dus gaan ook zij die ter ruste gelegd worden in 49

Christus verloren. Indien wij alleen in dit leven van Christus onze verwachting hebben zijn wij de erbarmelijkste van alle mensen...... Anders, wat zullen zij doen die dopen? Het is voor de doden indien de doden helemaal niet opgewekt worden. Waarom ook dopen zij voor hen? 1Kor.15:12-19,29 Wanneer de dood het einde van alle dingen is, wanneer er geen opstanding is, dan zouden de naarbinnen in Christus Jezus gedoopten hun eigen ondergang bezegeld hebben. De belijdenis dat zij met Hem in Zijn dood samengeplant waren, zou nutteloos, leeg, geweest zijn. En alle moeite en lijden van de apostel zou tevergeefs zijn. Hoe onzinnig was het geweest, als men in Christus Jezus roemt en zich verheugt, en men tegelijkertijd de enige ware basis voor de vreugde vernietigd had: de opstanding. In de vroegere brieven, zoals in 1 Korinthe 10, was de doop van de vaderen naarbinnen in Mozes in de wolk en in de zee onderwerp van bespreking bij Paulus. Iedere voorvader, die de uittocht uit Egypte beleefd had, was naarbinnen in Mozes gedoopt. Zij nuttigden hetzelfde geestelijke voedsel en dronken dezelfde geestelijke drank. Want ze dronken uit de geestelijke Rots Die met hen meeging. Die Rots echter, was de Christus 1Kor.10:1-4. Velen van hun nageslacht waanden zich, alleen omdat zij gedoopt waren, zeker. Maar zij waren niet gereinigd in het hart. De vaderen, naarbinnen in Mozes gedoopt, kregen 50

ook de verontwaardiging van God te verduren. De meesten kwamen om in de wildernis, zij waren nog onderweg. Nog een gedeelte uit de overgangsbrieven in tekstverband: Want net zoals het lichaam één is en veel leden heeft, maar alle leden van het éne lichaam, velen zijnde, één lichaam zijn, zo ook Christus. Want in één geest ook zijn wij allen naarbinnen één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn met één geest gedrenkt 1Kor.12:12,13 De Korinthiërs waren gedoopt, en dus gewassen. Slechts weinigen van hen hadden de uiterlijke, ceremoniële vorm in water ondergaan. Maar allen waren wezenlijk gereinigd door de geest. Paulus stelt ze voor ogen wat voor zondaren zij waren 1Kor.6:10,11 en voegt daaraan toe: en sommigen van jullie waren dat, maar jullie zijn afgewassen, maar jullie werden geheiligd, maar jullie werden gerechtvaardigd, in de naam van onze Heer Jezus Christus en in de geest van onze God 1Kor.6:11 Het afwassen dat hun heiliging bewerkte, gebeurde door de geest van God. Een bad maakt het lichaam schoon; een doop doet dat niet. Vandaar dat de hier bedoelde reiniging als een ‘afwassen’ wordt aangegeven en niet als een doop. Tot op die tijd kwam het één maken door de doop ‘in water’ tot stand; nu lezen we voor het eerst van een eenheid 51

door de geestesdoop. Wij hebben gezien, hoe het wasvat uitgroeide tot een (koperen) zee. Die werd vervangen door een stroom van levengevend water. De geest, waardoor wij in één lichaam gedrenkt zijn, is een stroom van leven. De geest verbindt ons niet alleen met elkaar, maar is ook voor ons een stroom van leven. Wij hebben allen hetzelfde leven, wij allen zijn een eenheid. Dít is de eenheid van de geest Ef.4:3. Wij worden aangespoord om die te bewaren met de band van de vrede. De apostel schreef: wij kennen ten dele en profeteren ten dele 1Kor.13:9-11 Paulus mocht het beleven, dat de ene periode van beheer overging in een andere. Uit ‘ten dele kennen’ te komen in ‘de volheid’ (volwassenheid), van ‘onder de wet’ te komen in ‘de volkomenheid’; het betekende veel voor de apostel. Het beheer van het geheimenis Ef.3:9 naderde, terwijl zich allerlei afspeelde dat in Handelingen staat. De zogeheten voorbereidende brieven zijn kort voor de afsluiting van de overgangsperiode23 geschreven. Van alles wijst al naar de volkomenheid (of: volwassenheid/rijpheid). De periode van de wet/pinksteren werd door vormen bepaald, van het nog onmondig kind zijn. In de overgangsperiode komt zoonschap, de plaats van zoon, naar voren. Daarna de volle rijpheid, de volwassenheid, volkomen man. Zo kunnen wij begrijpen dat de apostel dingen aflegde, opzijschoof, die eens waardevol waren, maar later niet meer. 23 Dat is de periode die Handelingen 13-28 omvat. 52

Het geheimenis van het huidige beheer van genade werd met het schrijven en rondsturen van Efeziërs aan allen bekendgemaakt. Toch zijn vooraf aanwijzingen in die richting waarneembaar. De manier waarop Paulus’ ommekeer plaatsvond was in wezen al een verwijzing naar de volkomenheid. Toen hij geroepen werd, gold nog het evangelie van het koninkrijk. Hij werd als een vijand geroepen, buiten het land. Zijn verkondiging van de Messias als de Zoon van God is ook een te onderscheiden kenmerk vergeleken met de andere apostelen. Zijn afzondering samen met Barnabas en zijn verkondiging in Antiochië in Pisidië verbreedde de kloof met de twaalf Hand.13:2,38,39. Er bestond verschil in de uitwerking van Paulus’ dienst bij degenen die hem hoorden. Allen ontvingen de geest. Toen het geheimenis onthuld was, kregen niet alleen degenen die vanaf de onthulling ervan gered werden, deel aan de geest. Ook zij, die vóór de onthullingen van de Efezebrief door zijn bediening de geest ontvingen, horen erbij Ef.1:13. Toentertijd hadden zij nog geen eigen verwachting, maar kenden alleen de verwachting van Israël. Maar zij zouden ook door de opname (lett: wegrukking) van de gemeente 1Thess.4:13-18 in de lucht ontkomen aan verontwaardiging van God, die over de aarde komt 1Thes.1:10; 5:9; Rom.5:9. De doden in Christus zullen dan opstaan. En de op dat moment nog levende gelovigen zullen veranderd worden. Dan worden alle leden van het lichaam van Christus gelijktijdig en gezamenlijk weggerukt, elk met een op-hemels lichaam. 53

Het geheimenis van de verharding van Israël Rom.11:25 werd aan gelovigen onthuld. Dat gold ook voor het geheimenis van het evangelie Rom.16:25; Ef.6:19, lang verborgen gehouden: de verzoening. Vervolgens werd Israël tijdelijk terzijde gesteld (als lichtdrager) en was de weg vrij voor de mensen uit de natiën Hand.28:25-28. Zo zien wij dat gedurende de periode dat verkondiging van evangelie van God onder de natiën plaatsvond, God ook nog aan Zijn ongehoorzame volk het koninkrijk aanbood. Toen onze Heer op aarde verbleef, verkondigde Hij het voor Israël bedoelde koninkrijk - zoals de profeten dat aangekondigd hadden. Toen zij dat afwezen, citeerde Hij Jesaja 6:9,10, en verblindde hun ogen en stopte hun oren dicht Matt.13:15. Daarna verkondigde Hij het koninkrijk niet meer openlijk, maar sprak veelal in gelijkenissen. Toen Israël daarna de Koning zelf verwierp, verborg Hij zich voor hen, en Jesaja’s woord werd weer uitgesproken Joh.12:37-41. Toen resteerde één weg. Na Zijn hemelvaart werd de beloofde heilige geest gezonden om hernieuwd het aanbod van het koninkrijk te kunnen doen. Israël kon zich bedenken en zich bekeren opdat tijden van verfrissing van het aangezicht van Jahweh, de Heer, komen Hand.3:19-21. Handelingen is het verslag van de afsluitende bemoeienis van God met Zijn uitgekozen volk. Dat begon met de komst van de geest. Het laat ook de afwijzing van de geest door Israël zien. Het eindigt met het afwijzen van het volk door de geest. Hét onderwerp van Handelingen is het aardse koninkrijk, dat reeds twee keer afgewezen was. Eerst de verkondiging door de profeten en vervolgens de 54

Messias zelf als Koning ervan. Het citaat uit Jesaja wordt voor de derde keer aan het einde van dit verslag van Lukas aangehaald Hand.28:26,27. Het koninkrijk verschoof naar de toekomst, tot de tijd dat het complement van de natiën in zal gaan Rom.11:25. Het markeert het einde van alle rituelen. Niet langer het stoffelijke, vleselijke, maar het geestelijke. In plaats van de aardse zegen komen uitsluitend op-hemelse zegeningen in Christus. Compleet gemaakt in Hem Wie kan de volle diepte die ons in Efeziërs door de apostel Paulus getoond wordt, bevatten? Direct bij aanvang van de brief gaan wij terug in de tijd, toen het boze (kwaad) nog geen intrede in de schepping had gedaan. Wij lezen, dat wij al uitgekozen zijn in Christus vóór de neerwerping van de wereld. Wij zijn in Christus gezegend met iedere geestelijke zegen te midden van de op-hemelsen. Daarbij heeft Hij ons ook verheven tot de zoon-plaatsing door Christus Jezus, voor Zichzelf, tevoren bestemd om te zijn tot lofprijs van de heerlijkheid van Zijn genade Ef.1:3-6. Nabij en veraf Zo’n overstijgende rijkdom aan genade kon niet beperkt blijven binnen de grenzen van Israël. Hoewel door een veelheid van offers de toegang tot Jahweh verleend werd, waren zij (Israël) toch ver van God. Hij had geen behagen in hun slachtoffers, brandoffers en zondoffers Hebr.10:5,6. De middelen, instrumenten, waardoor zij konden naderen - de voorhof, het altaar, het wasvat, het heilige, de voorhang, en het heilige der heiligen - het waren in werkelijkheid begrenzingen. Dat gold ook voor de wet, die hen niet in de ware vrijheid kon brengen. 55

Maar al de beperkingen zijn nu weggezet. Door Christus’ bloed zijn wij allen dichtbij gekomen. Hij is onze Vrede, en maakt beide groepen, uit de natiën en Israël, één; nu is de middenmuur van de stenen omheining weggebroken. Opdat Hij de twee in Zichzelf tot één nieuwe mensheid schept Ef.2:13-15. De apostel schreef al aan de Korinthiërs: Want net zoals het lichaam één is en veel leden heeft, maar alle leden van het éne lichaam, velen zijnde, één lichaam zijn, zo ook Christus. Want in één geest ook zijn wij allen naarbinnen één lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn met één geest gedrenkt 1Kor.12:12,13 Water en geest We zagen in het dienstwerk van de Heer en van Johannes alleen waterdoop. Johannes, de voorloper, had getuigd: want ík doop jullie inderdaad in water tot berouw, maar Hij Die na mij komt is sterker dan ik, Wiens schoeisel ik niet bekwaam ben te dragen. Híj zal jullie dopen in heilige geest en vuur Matt.3:11 En bij Zijn hemelvaart zei de Heer: want Johannes doopt inderdaad in water, jullie zullen echter gedoopt worden in heilige geest, niet veel na deze dagen Hand.1:5 Na pinksteren golden dan ook twee dopen: water en geest. Tijdens de verkondiging door Paulus van het evangelie van 56

God onder de natiën bestonden beide dopen nog naast elkaar. De waterdoop was echter inmiddels ondergeschikt geworden aan de doop in de geest. Waterdoop werd minder gepraktiseerd, terwijl de doop in de geest deel van álle gelovigen (onder zijn bediening) was. Nu, in de huidige tijd, nu nog sprake is van één doop, is de vraag: is het in water of in geest? Efeziërs geeft antwoord: In Hem ook zijn jullie – horend het woord van de waarheid, het evangelie van jullie redding, in Hem ook gelovend – verzegeld met de geest van de belofte, de heilige Ef.1:13 Deze doop met de geest verleent sindsdien alleen toegang tot het op-hemelse bereik. Één geloof - één doop De apostel betuigt voor dit geheime beheer van de genade van God, eenduidig en onmiskenbaar: één Heer, één geloof, één doop Ef.4:5 Dit betekent, dat van beiden nog maar één geldig kan zijn; er kan toch geen twijfel over bestaan, dat het de doop in de geest is? Zonder die doop zouden wij niet gereinigd zijn, niet als lid in het lichaam van Christus ingevoegd zijn, en niet met die ene geest gedrenkt zijn. Het is deze geest die ons toegang in de tegenwoordigheid van God verleent en ons met elkaar verbindt. Deze eenheid van de geest is het bijzondere kenmerk van het huidige beheer van de genade van God. 57

Enkelen te Efeze hebben waarschijnlijk nog twee dopen gekend; ook in Korinthe waren enkelen in water gedoopt. En dat terwijl Paulus zelf zelden doopte, ook in de aanvang van zijn evangelieverkondiging. Voor hem was het de voorafschaduwing van de doop in de geest. Omdat het geestelijke steeds meer op de voorgrond kwam, moest het stoffelijke, aardse, terugtreden. Paulus schreef toen de zogeheten ‘gevangenschapsbrieven’, en was lichamelijk gescheiden van de diverse ontstane gemeentes. En zo trad het vleselijke ook in zijn verkondiging steeds meer terug. En daarmee golden rituelen, ceremonieën, of inzettingen helemaal niet meer Kol.2:11-23. Geestelijke groei is van al die dingen totaal niet meer afhankelijk. De eenheid van Efeziërs 4:1-7, waarvan één doop een onderdeel is, wordt uitdrukkelijk als de eenheid van de geest aangeduid. Eenheid in de geest Wie zou, met dit alles voor ogen, nog willen beweren, dat de eenheid van de geest door middel van aanraking van water met het vlees tot stand kan komen? Al degenen aan wie Efeziërs, de algemene rondzendbrief, gericht was, hadden de doop in één geest ondergaan, en waren zo in de eenheid van de geest opgenomen. Aardse rituelen en ceremonieën zijn totaal overbodig geworden. Ze zijn zelfs een belediging van de Heer, want de mens zou iets willen toevoegen, wat God in Zijn grenzeloze liefde al ten volle en overvloedig gegeven heeft. Efeziërs onderwijst ons in hét onderricht voor vandaag; Filippenzen geeft praktische voorbeelden, Kolossenzen geeft ons -in zekere zin- een samenvatting. Filippenzen schildert ons Paulus’ loopbaan wat het vlees betreft. Ooit 58

waren die dingen voor hem kostbaar, maar in geestelijke rijpheid gekomen, achtte hij ze als vuilnis Fil.3:8. Hij vertrouwde niet langer op vlees, hoewel hij daar voorheen wel op gebouwd had Fil.3:3,4. Wenend waarschuwde hij voor de vijanden van het kruis van Christus, die alleen op het aardse gezind zijn Fil.3:18,19. Voor velen is het wellicht zwaar om afscheid te moeten nemen van de waterdoop. Eens was deze, net als voor Israël de besnijdenis, noodzakelijk om Gods zegen te verkrijgen. Thans echter, zijn beiden door het kruis van Christus vervuld en voorbij. In Kolossenzen laat Paulus deze overgang van het aardse naar de geestelijke betekenis zien: In Hem ook werden jullie besneden met een besnijdenis, niet met handen verricht, in het afstropen van het lichaam van het vlees in de besnijdenis van Christus, gezamenlijk met Hem begraven in de doop. In Hem ook werden jullie gezamenlijk opgewekt door het geloof in de werkzaamheid van God. Die Hem heeft opgewekt uit de doden Kol.2:11,12 Christus ís opgewekt, en wij zijn het ook, in de geest, gezamenlijk met Hem. Dit is de ware, voor allen alleen geldige reiniging en doop. In de geest hebben wij deel aan gezegende waarheid, dat wij gedoopten zijn. Wij zijn gedoopt met de geest, de heilige, die één maakt. Net zoals wij niet in het vlees besneden werden, maar in de geest, zo is het ook met de doop. Zijn doop en Zijn besnijdenis gelden als de onze. Hij stierf voor ons, wij zijn met Hem gestorven. Hij werd opgewekt en wij zijn het in de geest, gezamenlijk met Hem. Hij ontving een plaats aan 59

de rechter van de Vader, te midden van de op-hemelsen; daar is ook ons domein (burgerschap) Fil.3:20. Gereinigd in de geest Wij zouden de dringende oproep van de apostel Paulus ter harte nemen, die hij aan de Kolossenzen schreef: Ziet toe dat er niet iemand zal zijn die jullie beroofd wegvoert door filosofie en lege verleiding, overeenkomstig de overlevering van mensen, in overeenstemming met de grondregels van de wereld en niet in overeenstemming met Christus Kol.2:8 Hoeveel gelovigen willen nochtans de overleveringen van mensen volgen, en zijn met zeer velen in de valstrik van de tegenwerker geraakt. Zij stellen op die manier hun vertrouwen op het vlees. Men heeft veel aanmerkingen als je iets over de doop zegt, ze vinden de waterdoop ‘mooi’, ‘een feestelijke aangelegenheid’, en ‘er schuilt toch niets slechts in’, zo redeneert men. Men vergist zich echter heel erg. Als je doopt in water roof je Zijn eer weg, je miskent Zijn offer zodra je zelf nog iets wil toevoegen aan Zijn werk; je wil daarmee zelf het laatste woord hebben. Onze doop met de geest laat niets meer over aan het vlees. Onze reiniging vond plaats door de geest en bewerkte een ware en werkelijke acceptatie bij God. Wij zijn in Christus, volkomen, compleet; een vleselijk ritueel kán niets aan deze volkomenheid toedoen. Voegen wij toch er iets aan toe, dan betwijfelen wij dat Zijn werk alle eisen van God beantwoordt, tevredenstelt. Wij onteren in feite Zijn werk wanneer wij vanuit ons dode vlees iets bij willen voegen. 60

wij werden dan begraven met Hem door de doop in de dood, opdat, evenals Christus opgewekt is uit de doden door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wíj in nieuwheid van leven zouden wandelen Rom.6:4 Andere uitgaven van Stichting Da-ath: Gratis bestellen: gorterd@protonmail.com 61

De uitgeroepen gemeente: Lichaam én bruid? Date Gorter Efeziërs 5:22-33 vergelijkt de gemeente met de gehuwde vrouw. Zijn wij als gelovigen nu óók de bruid? De geestelijke band van God met Israël wordt in de Schrift als huwelijk beschreven. In Efeze 5 zien we lichaam als beeld. Een gehuwde man en vrouw worden één vlees, één lichaam, 1 Kor.6:16. Maar zij doen veel afzonderlijk van elkaar. Zij zijn één en laten zo de eenheid van Christus en Zijn lichaam zien. Israël, als bruid van Jahweh, staat in een andere betrekking tot Hem. De completering van het al door Christus Andreas Sönnichsen In dit machtige woord wordt onthuld, dat wij compleet gemaakt worden tot het volledige complement van God, Efeziërs 3:19. Dat wij echt de onschatbare waarde van dit kostbare woord mogen beseffen! Want het voorziet in alles, en is volledig toereikend, zoals God Zelf! 62

De zogenaamde Engelenwereld A.E. Knoch De Griekse noch de Hebreeuwse taal heeft een woord, dat aangeeft wat wij ons vandaag bij ‘engel’ voorstellen. Als het woord aggelos overal waar het voorkomt met ‘engel’ vertaald was, dan hadden wij de bedoeling ervan kunnen verstaan. Maar helaas is het alleen waar de traditie dat verlangt, zo vertaald. Dit is een duidelijk voorbeeld hoe discordante vertalingen de waarheid voor ons kunnen verduisteren in plaats van dat ze die laten zien. Wie gaan mee bij de opname? Date Gorter Wanneer de Heer neerdaalt en de Zijnen roept: wie zullen Hem dan ontmoeten in de lucht? 1 Thessalonicenzen 4:13-18 De bazuin van God is een genademoment. Misschien onbewust en onbedoeld, willen wij daar toch op één of andere manier een voorwaarde aan vastkoppelen. 63

Leven in verwachting van Zijn komst Dieter Landersheim Tot onze heerlijkheid behoort, dat wij in Christus Jezus met iedere geestelijke zegen te midden van de op-hemelse schepselen gezegend zijn, Efeziërs 1:3 En dat wij in de geest te midden van de op-hemelsen gezet zijn, Efeziërs 2:6,7 Hij komt! Wij mogen leven in verwachting van die grote dag. Jezus Christus, de Gekruisigde Dieter Landersheim Wie zijn de vijanden van het kruis van Christus? Voor eigen gerechtigheid is bij God geen ruimte. Als wij onszelf gerechtigheid toekennen, verachten wij het kruis van Christus, dat ons Gods gerechtigheid gaf, door het geloof van Jezus Christus 64

Het woord van de verzoening Date Gorter De verdeeldheid bij de Korinthiërs was ontkenning van de geestelijke eenheid. Daarover spreekt Paulus in 1 Korinthiërs 12. Hij benadrukt dat het één lichaam is, met één geest en dat is niet voor niets. Zijn houding – een voorbeeld voor ons – was verzoenend, altijd, ook al werden zijn woorden en daden verkeerd begrepen! Hemel en hel - Wat leert Jezus daarover? A.E. Knoch Jezus zei tegen Nicodemus: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet wederom geboren wordt kan hij het koninkrijk van God niet zien.’ Joh.3:3. En Jezus zegt van mensen die verloren gaan: ... waar hun worm niet sterft, het vuur niet uitgeblust wordt - Mark.9:44 Deze brochure geeft antwoord uit de Bijbel op de indringende vragen. Hoe kan God sterven van ongelovigen aanzien? 65

Jezus is opgestaan - welke dag was het? A. Bouman, A. E. Dekker Deze brochure geeft antwoord op de vraag wanneer de Heer Jezus exact opgewekt werd door de heerlijkheid van de Vader. Was het op -wat wij kennen alsde zondag? Of een andere dag? Nauwgezet is iedere uitdrukking en elk woord dat van belang is, onderzocht. Het resultaat is voor u als gelovige wellicht verbijsterend. Vergeving van zonden of rechtvaardiging? Frank Goldammer Jakob en Esau - Elmar Frey ‘Ik ben blij dat mijn zonden zijn vergeven omdat Jezus aan het kruis voor mij stierf!’ Zeggen veel christenen. En rechtvaardiging dan? Het verschil is groter dan u denkt. ‘Ik heb gekozen voor Jezus en ik ben gered!’ Dat hoor je gelovigen zeggen. Jakob en Esau, u leest in Genesis en Romeinen 9 over deze tweeling. Het gaat om (uit)kiezen. Wie doet wat? Wanneer? Gods woord geeft uitsluitsel! 66

Schepping van de mens, Gods waagstuk? Ludwig Wolf Waagde God het met de schepping van de mens? Zou de mens iets kunnen wat God niet voorzag? Kon de mens zo uit de hand van God weglopen dat er geen redden meer aan is? Op deze en meer vragen komt antwoord in deze brochure, uit Gods woord. Het geeft vrede en rust in het hart, wanneer we beseffen Wie Hij is. Psalm 139 – vertaling en commentaar Alfred E. Dekker In Psalm 139 laat God via David weten dat God ons door en door kent; kende zelfs ons embryo. Ieder mens is voor God een open boek. Het maakt niet uit bij welk je hoort, wat je gelooft, in welke tijd je leeft en hoe je je gedraagt. Uiteindelijk zal álle knie voor Hem buigen en álle tong van harte belijden: Heer is Jezus Christus, tot eer van God, de Vader! Na lezing van deze psalm zal niemand dit nog kunnen betwijfelen. 67

Begrijp je wat je leest? Werner Prolingheuer In Handelingen 8 lees je dat een Ethiopisch machthebber van de koningin Candacé, de schatkistbewaarder, te Jeruzalem kwam om daar de God van Israël te aanbidden. Op de terugweg las hij uit een gekochte Schriftrol. Deze invloedrijke ‘kamerling’ was eerlijk genoeg om te erkennen, dat hij zonder leiding de betekenis van het gedeelte (hij las in Jesaja 53) niet kon begrijpen. Zijn wij altijd zeker, dat wij alles correct verstaan? Vloek van Cham? Alfred E. Dekker Bij de herdenking van de afschaffing van de slavernij onder de noemer Ketikoti is nu algemeen duidelijk geworden, dat de ‘vloek van Cham’ gebruikt is om een onafzienbare menigte medemensen eeuwenlang tot handelswaar te vernederen en beestachtig te behandelen. Wat alles des te vreselijker maakt, is dat de ’vloek van Cham’ als zodanig niet in de Schrift voorkomt, maar op een klinkklare leugen berust. Hoe de vork dan wél aan de steel zit, probeert deze brochure te verhelderen. 68

De Gemeente in haar laatste aardse dagen Alfred E. Dekker Wie van ons het nieuws leest, ziet en hoort over alles wat er in de wereld gaande is, zal zich vast wel eens afvragen: hoelang nog? En wat staat ons allemaal te wachten, voordat alle leden van de uitgeroepen gemeente van de aarde weggerukt worden? Wij zien de toenemende chaos, rampspoed en misdadigheid in de wereld. Maar ook al zou het allemaal rozengeur en maneschijn zijn – wie zou niet voor altijd samen met onze Heer en Redder willen zijn? Wat hierna uiteengezet wordt, dient tot troost en bemoediging, vooral voor wankelmoedigen. De wil van God & de wil van mensen A.E. Knoch Heeft de mens een ‘vrije wil’? Als mensen tegen de wil van God ingaan, zoals we iedere dag zien, kan God dan Zijn doel bereiken? Wat de broers met Jozef deden, was vreselijk. Je broer verkopen! Hoe kijk je daarnaar? ‘Laat Mijn volk gaan!’ zei God tegen Farao. Die wilde dat niet. Hoe handelde God? De wil van de mensenmenigte voor Jezus was: ‘kruisig Hem!’ Die wil werd doorgezet, was dat het dwarsbomen van Gods plan? Of paste dat naadloos in Gods bedoeling? En als alles uit God is, waarom zou je dan volgens Gods woord leven? 69

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
Home


You need flash player to view this online publication